De liefde zal verkillen

Feike ter Velde • 75 - 1999/2000 • Uitgave: 15
Een belangrijk teken van de eindtijd is de individualisering. De mens wordt steeds meer de enige op een onbewoond eiland, waarop hij moet zien te overleven. Op zichzelf teruggeworpen, egocentrisch, is de moderne mens eenzaam geworden. De liefde verkilt.

Onze minister van gezondheid, mevrouw Els Borst, stelde onlangs voor om kinderen vanaf twaalf jaar, wanneer ze ongeneeslijk ziek zijn, in de laatste fase van hun leven zelf te laten beslissen wanneer ze dood willen. Dit kunnen deze kinderen, geheel los van hun ouders, zelf bepalen. Een arts heeft destijds reeds een dodelijk pil voor deze kinderen voor de media gepresenteerd.

Toen ik het in de krant las liet het mij dagenlang niet meer los. Mijn gedachten gingen naar zo'n ziek kind. Ik dacht aan mijn eigen kinderen als jonge tieners en trachtte me in te denken hoe het zou zijn als er één dodelijk ziek zou zijn. Maanden, misschien jaren van dokters, ziekenhuizen, operaties waren al achter de rug. Gesprekken over de pijn, het maar niet beter worden en uiteindelijk over het nooit meer beter kunnen worden. Met je kind praten over het sterven, over de hemel, over de Here Jezus. En plotseling is het kind er niet meer. De dood was er veel eerder dan iedereen dacht. Later, maanden later blijkt dat je twaalfjarige zoontje de dodelijke pil van de dokter had gekregen en zelf het moment heeft bepaald wanneer hij dood zou gaan. Je gedachten, nog vol van het verdriet over het enorme verlies, gaan terug naar die laatste maanden, toen hij nog leefde. Het ging moeilijk, maar hij was er toen nog. Hij had zijn goede en slechte momenten, maar je kon nog samen zijn, praten en soms bidden. Beter worden kon, menselijkerwijs gesproken niet meer. Maar samen praten wel. Over alles en nog wat. Maar de dood maakte daar toch nog vrij plotseling een einde aan.

Wat bleek, hij had al enkele maanden voor zijn dood met de dokter gesproken. Die had hem de pil gegeven, die hem snel zou doen sterven. Hij moest het tijdstip zelf bepalen. Daar liep, zat, lag hij - zonder dat jij het wist - met de dodelijke pil èn met een geheim. Je hebt wel samen gepraat, maar hij wist iets, wat jij niet wist. Hij had de pil en moest kiezen. Kiezen? Hij had niets te kiezen en moest toch kiezen. Kiezen voor beter worden was er - naar de mens gesproken niet - maar hij moest het tijdstip van zijn dood kiezen.

Plotseling realiseer je je hoe vèr je kind toen al van je was weggedreven, met die pil en met zijn geheim. Hij was alleen, helemaal alleen, met een enorme vraag, waarvan hij nauwelijks de gevolgen kon overzien: wanneer zal ik de dood kiezen?

Hij is de dagen en de weken die voor hem lagen nagegaan. Eerst zou z'n broertje nog jarig zijn. Dus volgende week nog maar niet. Die week daarop zouden opa en oma samen komen en ze hadden beloofd dat mooie fotoboek mee te nemen over de Indianen van Zuid-Amerika. Het is altijd zo leuk als opa en oma er zijn, ze praten zo gezellig en ze moeten ook een verre reis maken om te komen. Ze waren er al zo vaak, voor hem. Ze hielden zo van hem en hij van hen. Nee, die week daarop ook maar niet, moet hij hebben overwogen.

Je bedenkt je dat je kind, al maanden voor zijn vrij plotselinge dood, die achteraf toch niet zo plotseling was als je gedacht had, alléén was met de allermoeilijkste beslissing ooit. Je moet concluderen dat je wel met hem praatte maar hij was er niet helemaal bij. De dokter had gezegd dat hij iets moest verbergen voor je. De dodelijke pil en de keuze van het moment waarop. Daarmee werd hij, ziek als hij was, volstrekt alleen gelaten. En je hebt dat niet geweten. Ze hebben je het niet verteld! Je bent al die maanden bedrogen in al je verdriet en het samen dragen van de ellende van je zieke kind. Bedrogen door de artsen, die ervan wisten en die ook nog je kind hadden aangezet tot bedrog. Hij had ze geloofd, dat het beter was om zèlf te kiezen en je ouders er niet in te betrekken.

Je bedenkt je dat het misschien wel steeds moeilijker voor hem was geworden de dagen nadat hij de pil op zak had. Maar 't geheim was gegroeid tot een groot geheim, nadat hij er al een paar weken mee was opgezadeld. Hij durfde z'n vader niet meer te vertellen dat hij iets voor hem verborgen had gehouden. Zijn vader had het toch al moeilijk genoeg met hem. Hij was toch al de oorzaak van al dat verdriet van zijn ouders, z'n broertje en z'n zusjes. Er was geen ruimte om nu ook nog te zeggen dat hij al weken lang iets verborgen had gehouden. Maar hij wist geen keuze te maken. Wannéér moet ik 't doen? Volgende maand is mamma ook jarig.

Je bedenkt je: het moet steeds moeilijker voor hem zijn geworden. Hij moet gedacht hebben: "Kon ik pappa maar vragen. Hij had het vast wel geweten. Hij had toch altijd een oplossing als er moeilijke dingen waren. We praatten immers altijd over alles en nog wat. Hij wist zo veel en hij bedacht altijd wel iets als het moeilijk werd." Maar hij heeft 't niet kunnen vragen. Want dan zou hij eerst moeten zeggen dat hij iets heel belangrijks - en nog wel op advies van de dokter - voor pappa en mamma had verborgen gehouden, al wekenlang. Dat heeft hij z'n ouders niet willen aandoen.

Ineens wordt het helemaal helder voor me in z'n bizarre verschrikking: Ik heb mijn zoontje in zijn diepste eenzaamheid, met zijn moeilijkste vragen niet bij kunnen staan. Van zijn grootste nood, in de nachten zonder slaap, van zijn zorgen en zijn gepeins over die aller-moeilijkste keuze heb ik niet geweten. Mijn kind is heengegaan op een door hem - in volstrekte eenzaamheid - gekozen moment.

Zó zou het kunnen zijn voor een vader, voor een moeder, van een kind van twaalf jaar dat dodelijk ziek is geworden. Als het aan minister Els Borst had gelegen tenminste. Ze had de wet willen aanpassen aan haar bizarre denken over leven en dood. Ze had een kind hulpeloos in het doodsravijn willen werpen.

Maar ons parlement heeft daar fors 'nee' tegen gezegd. De minister trok haar voorstel in, toen ze merkte, dat daar geen meerderheid in de Tweede Kamer voor was te vinden.

HEIDENDOM REGEERT
Toch staat het dan in één keer helder voor je: dat is onze regering. Zo'n voorstel komt van iemand die ons namens koningin en vaderland regeert. Iemand, die al jaren geleden de grens is overgestoken naar het land zonder absolute bescherming van het leven en zonder de absolute veiligheid voor de oude en zieke medemens. Het alleen al ter sprake brengen van het leven van een mens is een goddeloze daad. Maar zij, de minister, is overgestoken naar het land zonder God en zonder gebod. Het heidendom in al zijn hardheid is de leidende factor geworden van het denken van politieke leidslieden.

In één keer realiseer je je, dat zo'n wetsvoorstel voortkomt uit een denken dat zó ver afstaat van Gods wet, die wel absolute bescherming biedt aan elk mens. Want de wet Gods is een wet die voortkomt uit liefde, Zijn liefde. Gods wet is heilig en goed. Onder Gods geboden is het goed leven en sterven voor een mens.

Onze minister - en velen met haar - hebben echter de weg van Gods geboden eerst veracht en toen verlaten. De Geest trekt zich terug uit een samenleving die zo doortrokken raakt van de opstand tegen de levende God en Zijn geboden. In Zijn plaats komt de geest van Gods tegenstander, de geest uit de afgrond, de geest des satans, vermomd als een engel des lichts. Hij - in dit geval 'zij' - sist boze plannen over levensbeëindiging, en de 'zachte dood'.

Niet de weg van Gods geboden, maar de weg van de mens is gekozen. Die weg gaat rechtstreeks in tegen Gods gebod. De verachting van Gods wet betekent verkilling van de liefde. In de verkilling van de liefde in de samenleving wordt een mens eenzaam, zelfs een dodelijk ziek kind van twaalf jaar, volstrekt eenzaam; ook hij staat in de kou.

GEBEDSDIENSTEN
Velen in ons land hebben dit heel diep aangevoeld. Er werden bijzondere kerkdiensten belegd en gebedsbijeenkomsten gehouden, opdat dit doodsvoorstel niet zou worden aangenomen door ons parlement. Dankbaar mogen we constateren dat het - vooralsnog - van tafel is. Maar deze minister is er nog, haar ideeën kan ze nog volop kwijt aan breed gehoor in haar partij en daarbuiten.

Die ideeën zullen doorvreten als een dodelijke ziekte in onze samenleving en in het denken van mensen. Totdat het gemeengoed is geworden, net als al die andere ideeën over leven en dood, die de laatste decennia in ons land tot wet zijn geworden. Tienduizenden ongeboren kinderen worden jaarlijks op dat altaar van de Moloch der wetteloosheid vermoord. Moeders worden achtergelaten met zware schuldgevoelens, die nooit meer weggaan. Verdrietig, depressief of keihard geworden gaat ze door het leven. Haar matte ogen drukken dat diepe verdriet uit. Ook haar schreeuwerige aanwezigheid kunnen het knagende schuldgevoel niet verdringen. Maar wie bekommert zich om haar? De abortusarts heeft zijn honorarium ontvangen, de kliniek houdt haar aantal klanten op peil en alles is keurig wettelijk geregeld. Dus andere zorgen zijn er toch niet? Wat zijn we eraan gewend geraakt, lijkt wel.

De glijbaan naar beneden waarop de volksmoraal in ons land en in Europa terecht is gekomen brengt onze samenleving in een steeds diepere morele afgrond. De vaart op die glijbaan naar beneden neemt steeds meer toe.

Wat zijn de woorden van de Heiland wáár geworden in onze tijd: "In omdat de wetsverachting toeneemt, zal de liefde van de meesten verkillen" (Matth. 24:12).

Hier wordt ten diepste de valse profetie van de medemenselijkheid ontmaskerd en de feiten tonen ons de verschrikkingen.

Feike ter Velde