De Laatste zal de Eerste zijn
In meerdere opzichten wordt de Heere Jezus de Eerstgeborene genoemd in de Bijbel (Kolossenzen 1:13-23). Een eerstgeborene kreeg in het Oude Testament een dubbele portie van de erfenis toegewezen. Tevens erfde hij de rechten en het gezag van zijn vader. Zowel Mattheüs en Lukas noemen de geslachtsregisters van Jezus, Zoon van David, om Zijn koninklijke en wettelijke legitimiteit als Messias aan te tonen.
Maar verrassend genoeg, kwam Hij niet uit eerstgeborenen voort, ondanks de vermelding van het eerstgeboorterecht in Deuteronomium 21:16, waar volgens de wet van Mozes, de Messias niet uit Abraham, Izak, en Jakob verwacht kon worden, allen tweede-oudsten, maar wellicht uit Ismaël (zoals de Arabieren beweren), dus uit een eerstgeborene. Maar Gods wegen zijn niet onze wegen, zoals we zullen zien.
Adam (Mens, uit aarde gemaakt)
Adam en Eva worden door God opgedragen de aarde te bevolken (Genesis 1:28). Adam wordt echter in de Bijbel de eerste zondaar genoemd, met de dood tot gevolg in een wereld waarvan God zei ‘dat het goed was’. Verlossing van zonde door Jezus, de Messias, Die de tweede Adam wordt genoemd, wordt de rode draad van de Bijbel. De duivel, bedrieger en veroorzaker van de zondeval, verwachtte kennelijk niet dat de zondige mens lang genoeg zou leven om zich te kunnen voortplanten (Genesis 1:28), waarmee hij onverwacht zijn eigen doodsvonnis tekende (Genesis 3:15), uitgevoerd door een bevoegde nakomeling uit het nageslacht van Adam.
Seth (Gezalfde)
Adam en Eva’s eerstgeborene mens, Kaïn, pas na de zondeval geboren, dus ook zondig, sloeg Abel dood uit jaloezie, omdat de Heere het offer van Abel hoger achtte dan dat van Kaïn. ‘Abel bracht een beter offer dan Kaïn; hierdoor werd van hem getuigd, dat hij rechtvaardig was’ (Hebreeën 11:4). Vervolgens krijgt Seth, de overlevende tweede-oudste, na de moord op Abel, een rol in het voorgeslacht van de Messias, want volgens Eva ‘heeft God mij een andere zoon gegeven in plaats van Abel’ (Genesis 4:25).
Sem (Roem of naam)
De belangrijkste zoon wordt in de Schrift traditioneel het eerste vermeld, niet altijd de eerstgeborene. In Genesis 5:32 staat dat Noach drie zonen in zijn 500ste levensjaar verwekte: Sem, Cham en Jafet, met wie de aarde opnieuw bevolkt moest worden na de zondvloed. Maar in Genesis 7:6-7 zien we dat Jafet de oudste was, geboren in het 500ste levensjaar van Noach, en Sem twee jaar erna (Genesis 11:10), en daarna Cham (Genesis 9:24). Noach zegende zijn tweede-geborene, Sem, boven zijn broeders: ‘Geprezen zij de Here, de God van Sem’ (Genesis 9:26–27), vader van de volken in het Oosten, de naar hem genoemde Semieten. Jafet werd vader van de Europese volken aan de ‘kustlanden, elk naar zijn taal’ (Genesis 10:5), maar ‘woonde in de tenten van Sem’, een toekomstverwijzing naar ‘de God van Sem’ in onze kerkelijke westerse christelijke beschaving en de Joodse diaspora onder wereldheerschappij van de zonen van Jafet, de Grieken, Romeinen, Kelten en Germanen van vandaag. De vervloeking van Cham, namelijk dienstbaarheid van Kanaän aan de zonen van Sem (1 Koningen 9:15,20–21), is later in vervulling gegaan met Israëls inname van Kanaän, welke haar afgodische, bloeddorstige inwoners ‘uitbraakte’ (Leviticus 18:25), ondanks 400 jaar Godsgeduld (Genesis 15:13). Uit deze tweede-oudste, Sem, stamt de lijn van Jezus. Sem, geboren 100 jaar voor de zondvloed, leefde nog lang (Genesis 11:11), langer dan zijn 9e generatie nakomeling van Abraham, die hem en zijn belevenissen ongetwijfeld gekend heeft.
Abraham (Verheven vader, van veel volken)
Abraham was ook één van drie zonen, maar niet de oudste. We lezen in Genesis 11:27 dat ‘Terah in z’n 70ste levensjaar vader van Abram, Nahor en Haran werd’. Dit was het jaar van z’n eerste vaderschap, want even verder staat duidelijk dat Abraham op 75-jarige leeftijd Haran verliet nadat z‘n vader overlijdt in diens 205e levensjaar. Dus Terah was 130 jaar toen Abraham geboren werd (Genesis 11:32, 12:4). Dan volgt eerst de beschrijving van Haran (die vroeg stierf), daarna van Abram, en tenslotte van Nahor, waaruit we de geboortevolgorde kunnen opmaken. In Genesis 17:8 krijgt Abraham een dubbele belofte mee: ‘Ik zal aan u en uw nageslacht het land, waarin gij als vreemdeling vertoeft, het ganse land Kanaän, tot een altoosdurende bezitting geven, en Ik zal hun tot een God zijn.’ Uit tweede-oudste, Abraham, vriend van God, volgt de lijn van Jezus. ‘Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend’ (Genesis 15:6, Romeinen 4:3, Galaten 3:5-6, Jakobus 2:23).
Isaak (Gelach, van blijdschap)
Door ongeloof verwekte Abram een eerstgeboren zoon bij slavin Hagar, die van Gods engel de naam Ismaël kreeg (‘God luistert’ naar uw ellende). Maar door geloof werd Abrahams eerste wettige zoon Izak geboren: ‘Uw vrouw Sara zal u een zoon baren, en gij zult hem Izak noemen, en Ik zal mijn verbond met hem oprichten tot een eeuwig verbond, voor zijn nageslacht’ (Genesis 17:19). Paulus contrasteert in Galaten 4 de slavin Hagar als ‘de wet’ (welke de dood brengt), met de vrije Sara als ‘genade’ (welke leven brengt). Vader Abraham was, als type van God de Vader, drie dagen onderweg, zijn zoon feitelijk ten dode opgeschreven, ‘door geloof bereid Izak te offeren’ en ‘gaf alles wat hij had aan Izak’ (Genesis 25:5). Zoon Izak was een type van Jezus, door zijn voorafschaduwing zoals het offer en herrijzenis op de berg Moriah, later Golgotha, ongeveer even oud als Jezus later. Naar de regel van aankondigende ‘eerste vermelding’ bevat dit gedeelte over Abraham de eerste vermelding van ‘liefde’ in de Bijbel: ‘Neem toch uw zoon, de enige, die gij liefhebt, Izak’ (Genesis 22:2, vergelijk Johannes 3:16 ‘want alzo lief had God de wereld, dat Hij zijn eniggeboren zoon gegeven heeft’). Uit tweede-oudste, Izak volgt de lijn van Jezus.
Jakob (Hielgrijper, verdringer)
Izak en Rebekka kregen een tweeling. Ezau was de oudste, een stevige, roodbehaarde knaap, geliefd door Izak, gevolgd door hielgrijper Jakob, een huiselijk type, geliefd door zijn moeder. Hoewel menselijk gezien Ezau de opvolger van zijn vader moest zijn, lezen we in Genesis 25:23 dat Jakob het eerstgeboorterecht ontvangt, zij het door menselijk ongeduld en bedrog, daar de Heere het vervuld zou hebben volgens de aan Rebekka gedane belofte dat ‘de oudste de jongste dienstbaar zal wezen’. Jakob wordt stamvader van de 12 stammen van Israël, opnieuw een tweede-oudste in de lijn van Jezus. Via de zegen aan zijn vierde zoon, Juda, zal ‘de scepter van Juda niet wijken noch de heersersstaf tussen zijn voeten, totdat Silo komt’ (Genesis 49:10), wordt de Messias uit Joodse stam van Juda aangekondigd (waarvan Jezus zelf later zegt in Johannes 4:22 ‘het heil is uit de Joden’).
Jozef (God vermeerdert)
Jakob, de bedrieger van zijn vader en verdringer van Ezau, werd bedrogen door zijn schoonvader Laban met de gesluierde Lea als bruid, terwijl hij juist Rachel liefhad. Hoewel hij zes zonen bij Lea verwekte verkreeg de oudste, Ruben, niet het eerstgeboorterecht. ‘Ruben, mijn eerstgeborene zijt gij. Gij zult de voornaamste niet zijn’ (Genesis 49:3-4). Wie dan wel? We lezen in 1 Kronieken 5:2: ‘Wel was Juda de sterkste onder zijn broeders en één uit hem werd tot Vorst, maar het eerstgeboorterecht viel ten deel aan Jozef’. En hoewel de lijn van Jezus via Juda loopt, is het opnieuw een andere ‘oudste’, Jozef, eerstgeborene van geliefde tweede vrouw Rachel, die het eerstgeboorte recht krijgt toebedeeld, en wie meer dan enig ander in de Bijbel een type van Christus vormt, van wie zelfs geen zonden genoemd worden. Ofschoon niet in directe lijn, voegen de tweede-oudsten van zowel Lea (Simeon), als van Rachel (Benjamin), als van Jozef zelf (zijn tweede-oudste, Efraïm, door Jakob in plaats van oudste Manasse gezegend in Genesis 48:14), zich in groten getale bij het tweestammenrijk van Juda, waaruit de beloofde Messias ging voortkomen (2 Kronieken 15:9).
Jezus als eerstgeborene (Redder van zonde)
Het geslachtsregister van Mattheüs geeft de voor immer bestendige koninklijke lijn aan van eerstgeborenen, via David (2 Samuël 7:16) en zijn oudste levende zoon Salomo, waaruit Jozef van Nazareth, oorspronkelijk uit Bethlehem in Judea, de koninklijke legitimiteit van de troon van David aan zijn geadopteerde zoon door kon geven. Jezus werd uit de maagd Maria geboren, waar Lukas in zijn geslachtsregister naar verwijst, van David via zijn tweede-oudste levende zoon Nathan, en waar eerstgeborenen juist niet de lijn bepalen. Dit was het bewijs dat Hij een lijfelijke zoon, dus wettelijke afstammeling van David was (Psalm 132:11). De kritische Farizeeërs hebben geen gaten in deze afstamming kunnen schieten, een voor de hand liggend doelwit in hun poging Jezus als Messias te ontkennen.
Zo werd Jezus, als beloofde Messias, van nederig kerstkind tot Eerstgeborene van heel de schepping (Kolossenzen 1:15), van dienaar tot de Meeste (Lukas 14:19), van knecht des Heren die lijdt voor ons (Jesaja 53), als Eerstgeborene, tot de hoogste van de koningen der aarde! (Psalm 89:27), van kind tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de wereld geschapen heeft (Hebreeën 1:2), tot Eerstgeborene uit de doden is Hij, om in alles eerste te zijn (Kolossenzen 1:17), tot Eerstgeborene uit de doden, de heerser over de vorsten der aarde (Openbaring 1:5), tot Hoofd van het lichaam, de gemeente (Kolossenzen 1:18), tot de Eerstgeborene van talloze broeders en zusters, bestemd als Zijn evenbeeld (Romeinen 8:29), en die ons als gelovigen deel maakt van de gemeenschap van eerstgeborenen, die in de Hemel ingeschreven zijn, voor de bemiddelaar van een nieuw verbond, Jezus, en het gesprenkelde bloed dat krachtiger spreekt dan dat van Abel (Hebreeën 12:23). Zo wordt, naar de eerste mens, Adam, die een levend wezen werd, Christus, de laatste Adam, een geest die zelf leven geeft (1 Korinthe 15:45-49).
Jan Schotanus