De komende dagen
Er zijn mensen die bang worden van datgene wat in het boek Openbaring beschreven staat, bijzonder dat wat we lezen in hoofdstuk 6, waar we zien hoe de hemel terugwijkt als een boekrol. Wat moeten wij ons hierbij voorstellen? We komen daar ook een andere uitdrukking tegen: "De toom van het Lam". Het is huiveringwekkend, maar straks komt er een moment dat de wereld, waarin nu de genade en de liefde van het Lam van God wordt aangeboden, te maken krijgt met de toom van het Lam. Daarom zijn mensen bang om deze dingen te lezen en er zijn zelfs christenen die om deze reden niet aan de toekomst willen denken, terwijl dit toch de hoop voor de gelovigen is.
Eén ding is echter zeker, niet de machten der duisternis, waarvan we het woeden in onze dagen overal zien, zullen het laatste woord hebben, maar het is God, die de regie van het eindgebeuren in handen heeft. De machten kunnen ver gaan maar niet verder dan God hen toelaat te gaan. Dat blijkt ook uit hoofdstuk 7. Er worden daar engelen gesteld die de winden en de stormen vasthouden, totdat deze op Gods bevel zullen worden losgelaten. Want in de regie van God moeten er eerst andere zaken gebeuren. Daarom mag er geen schade worden toegebracht, want eerst zullen de dienstknechten van God aan hun voorhoofd verzegeld moeten worden opdat zij gevrijwaard zullen zijn voor de dingen die gaan komen.
HONDERDVIERENVEERTIGDUIZEND
Wie zijn deze knechten van God en waar komen zij vandaan? Deze groep mensen wordt genoemd in hoofdstuk 7 en hoofdstuk 14. Wat is dit voor een mysterieus getal en wat zal de taak van deze knechten zijn? In de loop der eeuwen zijn er veel kerken en organisaties geweest die dit getal voor zichzelf hebben geclaimd, van de kerk van Rome af tot de Jehova's getuigen toe. Men moet dan met dit aantal gaan schuiven, want dat klopt dan niet. En daarom spraken sommigen van het getal van de volheid, twaalf maal twaalf maal duizend. En daarmee was het juiste aantal uit het zicht verdwenen. Anderen hielden zich wel aan het juiste aantal, maar doordat dit aantal spoedig was bereikt, bleek dat een hogere elite te zijn en alle anderen van een lagere orde. Hoe men het ook zag, men ging daarbij voorbij aan de uitleg die de Bijbel zelf geeft. Want daar lezen we heel duidelijk wie deze mensen zijn. Een groep uitverkorenen uit het volk Israël. Maar voor vele kerken bestond Israël niet meer. Nog meer, de kerk was zelf Israël geworden, zo dacht men.
Maar hier staat het anders. De verzegelden komen uit Israël, uit de twaalf stammen, die met name worden genoemd. Doordat Jozef hier wordt genoemd in plaats van Efraim, blijken het er toch twaalf te zijn, alleen de stam Dan ontbreekt. Het is niet duidelijk waarom de stam Dan niet wordt genoemd. Sommigen denken dat deze stam is verdwenen omdat zij hun plaats in het land hebben verlaten en naar het noorden zijn getrokken en daar de deur hebben open gezet voor de afgodendienst. We lezen daarover in Richteren 18 en 1 Kon. 12. Anderen denken dat het te maken heeft met de profetie welke Jakob, de aartsvader, uitspreekt op zijn sterf bed (Gen. 49 vs. 16). Daar lezen wij deze woorden:
"Dan zal zijn volk richten als een der stammen Israëls. Moge Dan een slang op de weg zijn, een hoornslang op het pad, die in de hielen van het paard bijt, zodat zijn berijder achterover valt".
Dan blijkt een adder te zijn, een gifslang. Men denkt daarbij dat uit deze stam de komende werelddictator, de antichrist, zal voortkomen, die de wereld zal richten en waarmee Israël een verbond zal sluiten. Hoe het ook zal zijn, de stam Dan zal er in het eindgebeuren niet bij zijn. De honderdvierenveertigduizend komen verder uit alle stammen van Israël. Maar wat zal hun taak zijn?
EVANGELIE VAN HET KONINKRIJK
De grote profeet van het Nieuwe Testament, die nog met zijn voeten in het Oude Verbond stond, Johannes de Doper, heeft heel duidelijk de Here Jezus aangekondigd als de komende Koning en het duidelijk gemaakt dat het Koninkrijk stond te beginnen. De Here Jezus heeft het in Zijn prediking al niet anders gedaan. In Marcus 1 vs. 15 lezen we daarvan:
“De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is nabij gekomen. Bekeert u en gelooft het Evangelie”.
In Mattheus 10 zien wij dat de discipelen er tijdelijk door de Here Jezus op uit gezonden worden om te prediken dat het Koninkrijk Gods nabij gekomen is. Wie dit nu goed leest en op zich laat inwerken ontdekt dat daar zaken worden genoemd die ver uitstijgen boven de gebeurtenissen van die tijd. In vs 23 wordt zelfs door de Here gezegd dat zij niet zullen rondkomen met deze boodschap, voordat de Zoon des mensen komt. Zoals vaak met profetische woorden in de Bijbel hebben deze een directe en een verder weg liggende betekenis. Zo ook deze woorden. De Here Jezus en Johannes de Doper hebben verkondigd dat het Koninkrijk nabij was. De uitgezonden discipelen hebben beiden verkondigd dat het Koninkrijk nabij was. De uitgezonden discipelen hebben hetzelfde gedaan. Zelfs de bergrede, die we lezen in de Evangeliën, mogen we zien als de grondwet van het Koninkrijk. Heel terecht vragen de discipelen dan ook in Handelingen 1 vs. 6 of de Here nu het Koningschap in Israël zal herstellen. Want heel het verlossingswerk was toch geschied, nu kon het Koninkrijk worden opgericht. Maar dan gebeurt er iets dat in oude tijden niet bekend was, wat de profeten niet hebben geweten, wat de Bijbel zelfs een verborgenheid noemt. Er moest een volk voor God komen uit alle volken, natiën en talen, de gemeente. Daartoe worden de apostelen de wereld ingezonden met het Evangelie van Gods genade, welke zichtbaar is geworden in het offer van de Here Jezus Christus. De prediking van het naderende Koninkrijk zal in de laatste tijd terugkomen en gedaan worden door de door God uitverkoren en verzegelde dienstknechten, de honderdvieren-veertigduizend uit de twaalf stammen van Israël.
DE GROTE VERDRUKKING
Straks wordt, met de opname van de gemeente, een periode afgesloten. Dan is de prediking van de genade Gods voorbij, want de dienstknechten die het Woord verkondigden, zullen dan bij de Here zijn. En toch: Uit die tijd komt er een schare mensen tot geloof, zo groot dat zij niet te tellen zijn. En het zijn de honderdvierenveertigduizend uit Israël die dan het Evangelie zullen verkondigen, het Evangelie van het Koninkrijk. Zij zullen niet zijn rondgekomen voordat de Zoon des mensen gekomen zal zijn. Anders gezegd: Zij zullen niet zijn rondgekomen, voordat de Here Jezus Christus in heerlijkheid zal zijn wedergekomen. Hier ligt de verbinding tussen de uitzending van de discipelen in Matth. 10 en de verkiezing van deze grote groep in het boek Openbaring. Zij zijn de verkondigers waardoor zoveel mensen tot geloof zullen komen. De winden en stormen van de antichrist, alsmede de oordelen van God, zullen over deze aarde komen, maar zij zullen niet beschadigd worden daardoor. De machten der duisternis zullen jacht op hen maken, maar zij zijn de verzegelden, de onaantastbaren. En in hoofdstuk 14 zien we hen weer, nadat hun taak gedaan was. Nu staan zij, samen met het Lam, op de berg Sion, om het lied van de hemel te zingen, het lied van overwinning en vrede. Zij zijn de heiligen, de reinen, uit het volk Israël, door God verkoren tot een bijzondere dienst.
En er komt, vanwege hun werk, een grote schare mensen tot geloof. Ook hier blijkt dat niet satan, maar God het laatste woord spreekt. Want zelfs in die barre tijden, zullen ze komen, van oost en west, van noord en zuid, om de wereld achter zich te laten en zich aan de Here te geven. Openbaring 20 laat ons zien hoe deze gelovigen uit de grote verdrukking hebben moeten lijden, maar tegelijk wordt het gezegd dat zij met Christus als koningen zullen heersen, want dan zal het Koninkrijk gekomen zijn. En ook hiervan kunnen we zeggen dat het in de komende dagen zal geschieden, maar voor die tijd zal de opname van de gemeente plaatsvinden. Als we nu al de contouren van de komende zaken zien, hoe dichtbij moet dan de opname van de gemeente zijn. Zult gij gereed zijn als de Bruidegom komt?
ds. Jac. Schouten
Eén ding is echter zeker, niet de machten der duisternis, waarvan we het woeden in onze dagen overal zien, zullen het laatste woord hebben, maar het is God, die de regie van het eindgebeuren in handen heeft. De machten kunnen ver gaan maar niet verder dan God hen toelaat te gaan. Dat blijkt ook uit hoofdstuk 7. Er worden daar engelen gesteld die de winden en de stormen vasthouden, totdat deze op Gods bevel zullen worden losgelaten. Want in de regie van God moeten er eerst andere zaken gebeuren. Daarom mag er geen schade worden toegebracht, want eerst zullen de dienstknechten van God aan hun voorhoofd verzegeld moeten worden opdat zij gevrijwaard zullen zijn voor de dingen die gaan komen.
HONDERDVIERENVEERTIGDUIZEND
Wie zijn deze knechten van God en waar komen zij vandaan? Deze groep mensen wordt genoemd in hoofdstuk 7 en hoofdstuk 14. Wat is dit voor een mysterieus getal en wat zal de taak van deze knechten zijn? In de loop der eeuwen zijn er veel kerken en organisaties geweest die dit getal voor zichzelf hebben geclaimd, van de kerk van Rome af tot de Jehova's getuigen toe. Men moet dan met dit aantal gaan schuiven, want dat klopt dan niet. En daarom spraken sommigen van het getal van de volheid, twaalf maal twaalf maal duizend. En daarmee was het juiste aantal uit het zicht verdwenen. Anderen hielden zich wel aan het juiste aantal, maar doordat dit aantal spoedig was bereikt, bleek dat een hogere elite te zijn en alle anderen van een lagere orde. Hoe men het ook zag, men ging daarbij voorbij aan de uitleg die de Bijbel zelf geeft. Want daar lezen we heel duidelijk wie deze mensen zijn. Een groep uitverkorenen uit het volk Israël. Maar voor vele kerken bestond Israël niet meer. Nog meer, de kerk was zelf Israël geworden, zo dacht men.
Maar hier staat het anders. De verzegelden komen uit Israël, uit de twaalf stammen, die met name worden genoemd. Doordat Jozef hier wordt genoemd in plaats van Efraim, blijken het er toch twaalf te zijn, alleen de stam Dan ontbreekt. Het is niet duidelijk waarom de stam Dan niet wordt genoemd. Sommigen denken dat deze stam is verdwenen omdat zij hun plaats in het land hebben verlaten en naar het noorden zijn getrokken en daar de deur hebben open gezet voor de afgodendienst. We lezen daarover in Richteren 18 en 1 Kon. 12. Anderen denken dat het te maken heeft met de profetie welke Jakob, de aartsvader, uitspreekt op zijn sterf bed (Gen. 49 vs. 16). Daar lezen wij deze woorden:
"Dan zal zijn volk richten als een der stammen Israëls. Moge Dan een slang op de weg zijn, een hoornslang op het pad, die in de hielen van het paard bijt, zodat zijn berijder achterover valt".
Dan blijkt een adder te zijn, een gifslang. Men denkt daarbij dat uit deze stam de komende werelddictator, de antichrist, zal voortkomen, die de wereld zal richten en waarmee Israël een verbond zal sluiten. Hoe het ook zal zijn, de stam Dan zal er in het eindgebeuren niet bij zijn. De honderdvierenveertigduizend komen verder uit alle stammen van Israël. Maar wat zal hun taak zijn?
EVANGELIE VAN HET KONINKRIJK
De grote profeet van het Nieuwe Testament, die nog met zijn voeten in het Oude Verbond stond, Johannes de Doper, heeft heel duidelijk de Here Jezus aangekondigd als de komende Koning en het duidelijk gemaakt dat het Koninkrijk stond te beginnen. De Here Jezus heeft het in Zijn prediking al niet anders gedaan. In Marcus 1 vs. 15 lezen we daarvan:
“De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is nabij gekomen. Bekeert u en gelooft het Evangelie”.
In Mattheus 10 zien wij dat de discipelen er tijdelijk door de Here Jezus op uit gezonden worden om te prediken dat het Koninkrijk Gods nabij gekomen is. Wie dit nu goed leest en op zich laat inwerken ontdekt dat daar zaken worden genoemd die ver uitstijgen boven de gebeurtenissen van die tijd. In vs 23 wordt zelfs door de Here gezegd dat zij niet zullen rondkomen met deze boodschap, voordat de Zoon des mensen komt. Zoals vaak met profetische woorden in de Bijbel hebben deze een directe en een verder weg liggende betekenis. Zo ook deze woorden. De Here Jezus en Johannes de Doper hebben verkondigd dat het Koninkrijk nabij was. De uitgezonden discipelen hebben beiden verkondigd dat het Koninkrijk nabij was. De uitgezonden discipelen hebben hetzelfde gedaan. Zelfs de bergrede, die we lezen in de Evangeliën, mogen we zien als de grondwet van het Koninkrijk. Heel terecht vragen de discipelen dan ook in Handelingen 1 vs. 6 of de Here nu het Koningschap in Israël zal herstellen. Want heel het verlossingswerk was toch geschied, nu kon het Koninkrijk worden opgericht. Maar dan gebeurt er iets dat in oude tijden niet bekend was, wat de profeten niet hebben geweten, wat de Bijbel zelfs een verborgenheid noemt. Er moest een volk voor God komen uit alle volken, natiën en talen, de gemeente. Daartoe worden de apostelen de wereld ingezonden met het Evangelie van Gods genade, welke zichtbaar is geworden in het offer van de Here Jezus Christus. De prediking van het naderende Koninkrijk zal in de laatste tijd terugkomen en gedaan worden door de door God uitverkoren en verzegelde dienstknechten, de honderdvieren-veertigduizend uit de twaalf stammen van Israël.
DE GROTE VERDRUKKING
Straks wordt, met de opname van de gemeente, een periode afgesloten. Dan is de prediking van de genade Gods voorbij, want de dienstknechten die het Woord verkondigden, zullen dan bij de Here zijn. En toch: Uit die tijd komt er een schare mensen tot geloof, zo groot dat zij niet te tellen zijn. En het zijn de honderdvierenveertigduizend uit Israël die dan het Evangelie zullen verkondigen, het Evangelie van het Koninkrijk. Zij zullen niet zijn rondgekomen voordat de Zoon des mensen gekomen zal zijn. Anders gezegd: Zij zullen niet zijn rondgekomen, voordat de Here Jezus Christus in heerlijkheid zal zijn wedergekomen. Hier ligt de verbinding tussen de uitzending van de discipelen in Matth. 10 en de verkiezing van deze grote groep in het boek Openbaring. Zij zijn de verkondigers waardoor zoveel mensen tot geloof zullen komen. De winden en stormen van de antichrist, alsmede de oordelen van God, zullen over deze aarde komen, maar zij zullen niet beschadigd worden daardoor. De machten der duisternis zullen jacht op hen maken, maar zij zijn de verzegelden, de onaantastbaren. En in hoofdstuk 14 zien we hen weer, nadat hun taak gedaan was. Nu staan zij, samen met het Lam, op de berg Sion, om het lied van de hemel te zingen, het lied van overwinning en vrede. Zij zijn de heiligen, de reinen, uit het volk Israël, door God verkoren tot een bijzondere dienst.
En er komt, vanwege hun werk, een grote schare mensen tot geloof. Ook hier blijkt dat niet satan, maar God het laatste woord spreekt. Want zelfs in die barre tijden, zullen ze komen, van oost en west, van noord en zuid, om de wereld achter zich te laten en zich aan de Here te geven. Openbaring 20 laat ons zien hoe deze gelovigen uit de grote verdrukking hebben moeten lijden, maar tegelijk wordt het gezegd dat zij met Christus als koningen zullen heersen, want dan zal het Koninkrijk gekomen zijn. En ook hiervan kunnen we zeggen dat het in de komende dagen zal geschieden, maar voor die tijd zal de opname van de gemeente plaatsvinden. Als we nu al de contouren van de komende zaken zien, hoe dichtbij moet dan de opname van de gemeente zijn. Zult gij gereed zijn als de Bruidegom komt?
ds. Jac. Schouten