De kerk staat in brand!
U weet dat Johannes de Heer de oprichter is van Het Zoeklicht. Zijn roeping brengt hij zelf als volgt onder woorden: “Door innerlijke overtuigingen geleid en door bijzondere duidelijke leidingen bevestigd, heb ik met de oprichting van Het Zoeklicht beoogd: in Nederland de vergeten waarheid van de Wederkomst des Heren opnieuw naar voren te brengen door de aandacht te vestigen op de tekenen der tijden in het licht van het profetische Woord.” Frits Boekhoff laat zien dat deze boodschap nog steeds actueel is.
Het onder de aandacht brengen van het profetische Woord is altijd een moeilijke zaak. Meestal gaat het profetische Woord in de Bijbel over twee zaken. De heerlijke toekomst die Gods kinderen in het vooruitzicht wordt gesteld én de waarschuwingen tegen wereldse zaken die het volk van God binnen sluipen en het van de Here God aftrekt. Het hiertegen steeds maar weer waarschuwen is een volop Bijbelse opdracht, maar soms uitermate moeilijk. Het is niet populair!
Johannes de Heer wist aan zijn roeping op onnavolgbare wijze inhoud te geven. Recent heb ik een aantal van zijn boeken gelezen. De boeken van Johannes de Heer zijn nog steeds verrassend actueel en hebben ons ook vandaag nog veel te zeggen. Broeder De Heer is soms vermanend, creatief in zijn voorbeelden en opvallend vernieuwend. Bij het verkondigen van zijn Bijbelse boodschap zocht hij altijd aansluiting bij de actualiteit en gebeurtenissen van de wereld waarin hij leefde. Dat maakte zijn boodschap herkenbaar voor de mensen die hij wilde bereiken. Deze weg wil Het Zoeklicht nog steeds gaan. Aansluiten bij de belevingswereld van vandaag en toch voluit vasthouden aan het profetische Woord.
Het is mij bij het lezen van zijn boeken geregeld overkomen dat ik dacht: hé, heeft Johannes de Heer dít geschreven?
Dit jaar willen wij ons opnieuw door middel van een aantal van zijn verhalen laten vermanen en bemoedigen. En wellicht denkt u bij het lezen soms ook: heeft Johannes de Heer dit geschreven? Leest u mee? Hierbij de eerste van een reeks.
Koude kerken
Mij (Johannes de Heer) trof een stukje van ds. Le Roy in ‘ons lampje’, naar aanleiding van het sluiten van enige kerken in verband met de felle winterkoude. Hij schrijft daarin het volgende:
“Kerken, vanwege de kou gesloten! Het Amsterdamse Kerkbeurtenblad kondigde Zondag j.l. aan, dat er in vier kerken geen dienst gehouden zou worden wegens de kou.
Toen wij het bericht lazen, oordeelden wij het een verstandig besluit van de Gemeente te Amsterdam, wij dachten zelfs: Zo’n verstandig besluit is de laatste tien jaar niet genomen. “Gesloten vanwege de kou,” fluisterde het in mij en ik sloeg aan het peinzen en glimlachend vroeg ik mijzelf af of dat misschien de oplossing was, of dat het daar misschien heenging? Zou het feit dat de kerken zo slecht bezet zijn ook verband houden met de kou?
Zou de kou het dan toch winnen in de wereld? Zou het de kou dan toch lukken de kerken eerst leeg te krijgen en daarna te sluiten? Zou het op een algemene bevriezing uitlopen?
In elk geval: aan de verkoeling, aan de verkilling zijn we al lang toe, misschien zijn wij er wel overheen, zo peinsde ik en wat zou er anders komen na verkoeling dan de bevriezing? Hoe kouder het worden gaat, hoe meer kerken er gesloten zullen worden. Als alle liefde en alle warmte van liefde op en over is, dan is het gedaan. En wij zijn niet ver van het vriespunt af.
Eerst de kerken halfleeg. Dan de kerken gesloten vanwege de kou. En na de kerken de harten van de mensen.” Tot zover ds. Le Roy.
Vuur in de kerk
In aansluiting op deze laatste zinnen zouden wij kunnen wijzen op het meer en meer gebruikelijke middel in de tegenwoordige huizen (jaren ’30) op de centrale verwarming. De laatste zinnen zouden dan als volgt gelezen kunnen worden: “En wij zijn niet ver meer van het vuur des Geestes af. De kerken stromen vol, de kerken worden te klein, de harten van de mensen worden vervuld met de lof des Heren.”
O, wat zou het kostelijk zijn als we eens kwamen tot een centrale verwarming van de Kerk. Ik bedoel, wanneer zij alle eens aangesloten waren aan dat ene grote centrum van kracht en warmte, Jezus Christus. Wanneer men zich niet tevreden stelde met het hout- en kolenvuurtje van menselijke wijsheid, eigen dogma’s, eigen geestdrift, maar wanneer de Christus der Schriften weer eens in het middelpunt zou staan. Wanneer alle kerken eens terugkeerden tot de Bron, wat zou het er dan anders gaan uitzien. Wat zou er dan een gloed en warmte openbaar worden en wat zouden de kerken weer volstromen met koude en verkleumde zielen!
O, gingen alle kerken toch eens lijken op die van Moody! Van deze kerk las ik eens dat zij in brand stond. Een studente in een naburige school wilde haar kamergenote wakker maken en riep: “Sta op! De kerk van Moody staat in brand.” “Dat is niets bijzonders,” zei de andere, “die staat altijd in brand.”
Van een andere kerk daarentegen die in brand stond, zei een der leden: “Wat een machtig gezicht was dat! De eerste keer dat ik vuur in de kerk gezien heb.”
Uit: ‘‘K zal gedenken’, door Johannes de Heer, bewerkt door Frits Boekhoff
Het onder de aandacht brengen van het profetische Woord is altijd een moeilijke zaak. Meestal gaat het profetische Woord in de Bijbel over twee zaken. De heerlijke toekomst die Gods kinderen in het vooruitzicht wordt gesteld én de waarschuwingen tegen wereldse zaken die het volk van God binnen sluipen en het van de Here God aftrekt. Het hiertegen steeds maar weer waarschuwen is een volop Bijbelse opdracht, maar soms uitermate moeilijk. Het is niet populair!
Johannes de Heer wist aan zijn roeping op onnavolgbare wijze inhoud te geven. Recent heb ik een aantal van zijn boeken gelezen. De boeken van Johannes de Heer zijn nog steeds verrassend actueel en hebben ons ook vandaag nog veel te zeggen. Broeder De Heer is soms vermanend, creatief in zijn voorbeelden en opvallend vernieuwend. Bij het verkondigen van zijn Bijbelse boodschap zocht hij altijd aansluiting bij de actualiteit en gebeurtenissen van de wereld waarin hij leefde. Dat maakte zijn boodschap herkenbaar voor de mensen die hij wilde bereiken. Deze weg wil Het Zoeklicht nog steeds gaan. Aansluiten bij de belevingswereld van vandaag en toch voluit vasthouden aan het profetische Woord.
Het is mij bij het lezen van zijn boeken geregeld overkomen dat ik dacht: hé, heeft Johannes de Heer dít geschreven?
Dit jaar willen wij ons opnieuw door middel van een aantal van zijn verhalen laten vermanen en bemoedigen. En wellicht denkt u bij het lezen soms ook: heeft Johannes de Heer dit geschreven? Leest u mee? Hierbij de eerste van een reeks.
Koude kerken
Mij (Johannes de Heer) trof een stukje van ds. Le Roy in ‘ons lampje’, naar aanleiding van het sluiten van enige kerken in verband met de felle winterkoude. Hij schrijft daarin het volgende:
“Kerken, vanwege de kou gesloten! Het Amsterdamse Kerkbeurtenblad kondigde Zondag j.l. aan, dat er in vier kerken geen dienst gehouden zou worden wegens de kou.
Toen wij het bericht lazen, oordeelden wij het een verstandig besluit van de Gemeente te Amsterdam, wij dachten zelfs: Zo’n verstandig besluit is de laatste tien jaar niet genomen. “Gesloten vanwege de kou,” fluisterde het in mij en ik sloeg aan het peinzen en glimlachend vroeg ik mijzelf af of dat misschien de oplossing was, of dat het daar misschien heenging? Zou het feit dat de kerken zo slecht bezet zijn ook verband houden met de kou?
Zou de kou het dan toch winnen in de wereld? Zou het de kou dan toch lukken de kerken eerst leeg te krijgen en daarna te sluiten? Zou het op een algemene bevriezing uitlopen?
In elk geval: aan de verkoeling, aan de verkilling zijn we al lang toe, misschien zijn wij er wel overheen, zo peinsde ik en wat zou er anders komen na verkoeling dan de bevriezing? Hoe kouder het worden gaat, hoe meer kerken er gesloten zullen worden. Als alle liefde en alle warmte van liefde op en over is, dan is het gedaan. En wij zijn niet ver van het vriespunt af.
Eerst de kerken halfleeg. Dan de kerken gesloten vanwege de kou. En na de kerken de harten van de mensen.” Tot zover ds. Le Roy.
Vuur in de kerk
In aansluiting op deze laatste zinnen zouden wij kunnen wijzen op het meer en meer gebruikelijke middel in de tegenwoordige huizen (jaren ’30) op de centrale verwarming. De laatste zinnen zouden dan als volgt gelezen kunnen worden: “En wij zijn niet ver meer van het vuur des Geestes af. De kerken stromen vol, de kerken worden te klein, de harten van de mensen worden vervuld met de lof des Heren.”
O, wat zou het kostelijk zijn als we eens kwamen tot een centrale verwarming van de Kerk. Ik bedoel, wanneer zij alle eens aangesloten waren aan dat ene grote centrum van kracht en warmte, Jezus Christus. Wanneer men zich niet tevreden stelde met het hout- en kolenvuurtje van menselijke wijsheid, eigen dogma’s, eigen geestdrift, maar wanneer de Christus der Schriften weer eens in het middelpunt zou staan. Wanneer alle kerken eens terugkeerden tot de Bron, wat zou het er dan anders gaan uitzien. Wat zou er dan een gloed en warmte openbaar worden en wat zouden de kerken weer volstromen met koude en verkleumde zielen!
O, gingen alle kerken toch eens lijken op die van Moody! Van deze kerk las ik eens dat zij in brand stond. Een studente in een naburige school wilde haar kamergenote wakker maken en riep: “Sta op! De kerk van Moody staat in brand.” “Dat is niets bijzonders,” zei de andere, “die staat altijd in brand.”
Van een andere kerk daarentegen die in brand stond, zei een der leden: “Wat een machtig gezicht was dat! De eerste keer dat ik vuur in de kerk gezien heb.”
Uit: ‘‘K zal gedenken’, door Johannes de Heer, bewerkt door Frits Boekhoff