De internationale kredietcrisis

Feike ter Velde • 88 - 2012 • Uitgave: 16
Vooral Europa en de Verenigde Staten zitten al een paar jaar diep in de problemen door de internationale kredietcrisis. Voordat de crisis begon, leek er geen einde te komen aan de economische groei en de welvaart. Wie zijn huis verkocht om een nieuw huis te kopen kreeg actieve bankemployés over zich heen om toch maar enkele tienduizenden euro’s meer te lenen, omdat dat makkelijk kon. De stijging van de huizenprijzen ging maar door. Elke huizenbezitter werd slapend rijk.
Plotseling zakte alles in en de droom was uit. We horen nu alleen nog maar over overheidssteun aan staten en banken.


Toen wij in 2005 ons huis verkochten en naar een andere plaats verhuisden, gingen we even overleggen met de bank, onze hypotheekverstrekker. Binnen enkele minuten zou de deal al rond kunnen zijn. We kregen een glad verhaal te horen: men kan tegenwoordig zo veel geld op het huis krijgen dat je er zeer rijk van kunt leven. Je kunt reizen, extra vakanties organiseren, naar de mooiste plekken op aarde gaan. Je kunt er ook mee naar de beurs gaan en in korte tijd nog veel meer geld maken. Velen werden zo al zeer vermogend, was de verzekering van de jonge bankemployee in strak kostuum. Het maakt allemaal niet uit; neem toch gewoon een ton meer op. Het geld ligt voor je klaar. Zo ongeveer was de redenering. We hebben het niet gedaan! Maar velen deden het wel. De hele westerse wereld was in een droomscenario terechtgekomen. De beursnoteringen waren dagelijks op het NOS-journaal te zien, want Jan en alleman ging aandelen kopen. We waren op weg naar de afgrond, maar niemand waarschuwde!

Deze ontwikkeling begon vooral in de Verenigde Staten grote vormen aan te nemen. Het Amerikaanse regeringsbeleid was erop gericht dat zoveel mogelijk mensen een eigen huis zouden kopen. Eigen woningbezit is goed voor de economie en goed voor de toekomst van het land. Het makkelijk verkrijgen van een hypotheek was daartoe de voorwaarde. Een enorme hoeveelheid hypotheken werd verstrekt aan mensen die op termijn niet aan hun betalingsverplichtingen zouden kunnen voldoen. Maar, zo dacht men, geen probleem. We verkopen de schulden door en spreiden zo de risico’s over meer banken en over meer landen. Omdat internationaal een soort droomtoestand was ontstaan in de financiële wereld, konden die financiële producten, met daarin die slechte hypotheken, makkelijk worden doorverkocht. De crisis werd op deze wijze verspreid over de hele wereld.
In navolging van de ingeslagen weg van Amerikaanse banken werden in andere Westerse landen ook ongezonde hypotheken verkocht met onvoldoende garantie voor de bank, dat de klant op termijn zou kunnen terugbetalen. Daarbij kwam dat de rente in de Verenigde Staten van zes procent tot onder de twee procent was verlaagd om de economie te stimuleren. Bedrijven konden goedkoop geld lenen bij de bank en particulieren konden nog goedkoper een hypotheek afsluiten.
Toen begon in 2007 de rente te stijgen en zij die een hypotheek met variabele rente hadden afgesloten – dat is een rentepercentage dat gelijke tred houdt met de renteontwikkeling van de bank – konden hun maandelijkse verplichtingen niet meer nakomen. Zij moesten hun huis verkopen. Voor het eerst in jaren kwam er in de VS een overschot van huizen op de woningmarkt en de huizenprijzen daalden. De banken begonnen nu zelf in de problemen te komen. De prijs van de huizen waarop zij een hypotheek hadden verstrekt was onder het hypotheekbedrag weggezakt. Dit moest op de balans van de bank worden meegenomen en banken zaten in een ommezien in zwaar weer. Ze dreigden om te vallen. De beurswaarde van de banken ging in rap tempo naar beneden. Een negatieve spiraal was ingezet. Banken die de slechte hypotheken hadden mee gekocht in ingewikkelde en ondoorzichtige producten raakten ook in de problemen. Andere partijen in de financiële wereld die zich met deze handel bezighielden, zoals verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen, die hun gelden hadden uitgezet in financiële producten, raakten ook in problemen. De toekomst begon er wereldwijd ineens zeer somber uit te zien. Banken vertrouwden elkaar niet langer en leenden geen geld meer aan elkaar uit. Zo zou heel het financiële systeem wereldwijd stil kunnen komen te vallen.

In 2008 heeft de Amerikaanse overheid een forse steunoperatie verricht. Het reddingsplan voor de financiële sector bedroeg 750 miljard dollar. De staat kocht de slechte hypotheken en nam zo het risico van de banken over. Ook andere bedrijven in de financiële sector ontvingen een injectie van de staat. Een wonderlijke ontwikkeling voor Amerika, dat altijd erg gericht is op het particuliere initiatief en het terugdringen van staatsbemoeienis. De operatie werd wel vergeleken met een politiek handelen als in de Sovjet-Unie van destijds. Toch had de Amerikaanse overheid geen andere keuze. Het omvallen van banken zou betekenen dat bedrijven en particuliere spaarders hun geld kwijt zouden zijn. Mensen spaarden voor hun pensioen. Alles zou in een dag verdampen, zoals bij de New Yorkse beurskrach van 1929 en grote, wereldwijde armoede zou het gevolg zijn voor tientallen jaren.
Ook in ons land moesten banken en financiële instellingen worden ondersteund met flinke kapitaalinjecties. Er was paniek en grote zorg in politiek Den Haag. Enorme miljardenbesluiten werden soms binnen enkele uren genomen door de minister van financiën, Wouter Bos, en de minister-president, Jan Peter Balkenende. Er was ondertussen veel misgegaan. Overheidstoezicht was onvoldoende gebleken. Bankdirecties en topmanagers bleken onverantwoordelijke of ongeschikte mensen te zijn voor hun functie. Velen waren er al vandoor gegaan met miljoenen euro’s aan bonussen voor hun ‘verdienstelijke’ loopbaan.

De kredietcrisis raakte ook de economie. Het kabinet Balkenende IV besluit tot een pakket maatregelen om de economie te stimuleren en de werkgelegenheid zoveel mogelijk te beschermen.
De economie stagneerde desondanks en de overheidsfinanciën liepen snel terug. Er moesten bezuinigingsmaatregelen worden afgesproken. Maar het kabinet viel op de kwestie Afghanistan en van de afspraken kwam niets terecht. De Partij van de Arbeid trok de stekker eruit. We raakten hierdoor financieel verder achterop, want de belastinginkomsten vielen terug, stimuleringsmaatregelen kostten de overheid veel geld en door stijgende werkeloosheid moest de overheid meer uitkeren. De staatsschuld loopt nog steeds op, omdat bezuinigingsoperaties onvoldoende effectief kunnen worden gerealiseerd. Het dilemma voor de overheid is dat aan de ene kant de economie moet worden gestimuleerd met extra uitgaven en dat aan de andere kant het overheidstekort moet worden teruggedrongen door bezuinigingen.
Roepen dat bezuinigingen van tafel moeten, zoals sommige politici doen, is onverantwoordelijk. Zij dienen eerst met een werkzaam plan te komen, maar dat blijft uit. Het klinkt natuurlijk aantrekkelijk, dat we allemaal moeten behouden wat we hebben, maar dan schuiven we de schulden die wij nu maken door naar onze kinderen. Dat lijkt toch behoorlijk egoïstisch!
De verkiezingen in september moeten ons een nieuwe regering bezorgen. Iedere vaderlander heeft nu zijn eigen verantwoordelijkheid.
Volgende keer – Deo Volente – over Europese solidariteit.

Feike ter Velde