De hoogtijden van Israël (8)

Willem J. Ouweneel • 76 - 2000/01 • Uitgave: 11
Het Loofhuttenfeest is "het feest der inzameling aan het einde des jaars, wanneer gij uw vruchten van de akker ingezameld hebt" oftewel "het feest der inzameling bij de wisseling des jaars".[l] Zoals lom haBikkoerim (de dag der eerstelingen) het begin van de gersteoogst en het Pinksterfeest het begin van de tarweoogst vormt, zo vormt Soekkot het einde van de druiven-en olijvenoogst, en daarmee van de totale oogst: "Het loofhutten-feest zult gij zeven dagen vieren, wanneer gij de opbrengst hebt ingezameld van uw dorsvloer en van uw perskuip" (Deut. 16:13). Het Loofhuttenfeest is een ware "dankweek voor het gewas"; van de oogst zal het volk geschenken aan de Here brengen (Deut. 16:17). Het heet hèt feest des Heren, en soms zelfs kortweg "hèt feest".[2] Het wordt gevierd van 15 tot 22 Tisjri. De achtste dag (22 Tisjri) is "de laatste, de grote dag van het. feest" (Joh. 7:37) en heet bij de Joden Sjemini Atsèret, de "achtste" dag gekenmerkt door de "feestvergadering".[3]

Profetisch is het Loofhuttenfeest het grote feest van de "inzameling" van alle gelovigen van alle tijden in de "volheid der tijden", waar alle bedelingen op uitlopen.[4] Dat is het Messiaanse vrederijk; het duizendjarig rijk wordt vooral door dit feest uitgebeeld. De mirte-, olijf- en palmtakken waarvan de loofhutten gemaakt worden, zijn dè sierbomen van het Messiaanse rijk.[5) Het is de Messiaanse "oogsttijd" van Hos. 2:20v.: "Het zal te dien dage geschieden, dat Ik (…) zal de hemel verhoren, en die zal de aarde verhoren, en de aarde zal het koren, de most en de olie verhoren." Er is trouwens ook een negatieve kant aan de oogst. In Openb. 14:14-20 wordt eerst de graanoogst en daarna de wijnoogst beschreven. De eerste is vermoedelijk positief: het maaien van het graan.[6] De tweede oogst is negatief: het treden van de druiven in de wijnpersbak duidt op de veroordeling van de goddelozen.[7] De wederkomst van Christus en de vestiging van zijn rijk betekent niet alleen zegen voor de gelovigen die dan op aarde zijn, maar ook de ondergang van de ongelovigen.

Herdenking
Het Loofhuttenfeest is ook het feest ter herdenking van de woestijnreis, toen Israël in tenten woonde. Tijdens het vrederijk zal Israël al de wegen overdenken die God met zijn volk gegaan is vanaf de uittocht uit Egypte tot op de wederkomst van de Messias. Zelfs de onderworpen vijanden, die aan de voeten van Christus gelegd zijn, zullen moeten komen om het Loofhuttenfeest mee te vieren en te zien wat God voor zijn volk gewrocht heeft.[8] Er is trouwens in dat herdenken een eigenaardigheid. Het Loofhuttenfeest begint met volle maan, maar deze neemt de volgende zeven dagen steeds verder af. Een dergelijke afname zien we ook in de offers die tijdens het feest gebracht worden: op de eerste dag dertien stieren, op de tweede dag twaalf, en zo verder terug tot op de zevende dag nog slechts zeven stieren. Onwillekeurig denken we aan de achteruitgang die geleidelijk ook in het duizendjarig vrederijk zal plaatsvinden. Er zullen in het rijk velen geboren worden die de verlossing niet persoonlijk hebben meegemaakt. Velen zullen zich slechts huichelachtig aan Christus onderwerpen.[9] Aan het einde van het rijk blijkt het resultaat: zodra de duivel weer wordt losgelaten, stelt het gros van de mensheid zich achter hem, op de heiligen" na (Openb. 20:7-9).
Gelukkig is dat niet het einde. Op het zevendaagse feest volgt Sjemini Atsèret, het feest van de achtste dag. De achtste is tegelijk de eerste dag, een nieuw begin. Deze dag is een heenwijzing naar de "dag Gods" oftewel de "dag der eeuwigheid—, die na het duizendjarig rijk aanbreekt.[10] Het was tijdens de plechtigheden van deze achtste dag dat Christus op het tempelplein duidelijk maakte dat door de Heilige Geest de volle zegen van het Loofhuttenfeest nu al in ons werkelijkheid kan worden (Joh. 7:38v.). Op diezelfde wijze zullen straks, in de "dag der eeuwigheid", de nieuwe hemel en aarde nog slechts vervuld zijn van mensen die overlopen van de Heilige Geest. "En wat Mij aangaat, dit is mijn verbond met hen, zegt de HERE. Mijn Geest, die op u is, en mijn woorden, die Ik in uw mond gelegd heb, zullen niet wijken uit uw mond (…) van nu aan tot in eeuwigheid" (Jes. 59:21).

Het boek Prediker
Op de sabbat die in de week van het Loofhuttenfeest valt, wordt het boek Prediker (Hebr. Qohèlet) in de synagogen gelezen. Qohèlet is afgeleid van qahal, "vergadering", en betekent dus: "iemand die een vergadering toespreekt". We lezen van Salomo: "Toen vergaderde Salomo de oudsten van Israël (…). En alle mannen van Israël kwamen bij koning Salomo samen, op het feest in de maand Etanim, dat is de zevende maand" (1 Kon. 8:1v.). Salomo sprak tijdens het Loofhuttenfeest het volk toe als de Qohèlet! Prediker eindigt aldus: "Van al het gehoorde is het slot-:oord: Vrees God en onderhoud zijn geboden, want dit geldt voor alle mensen. Want God zal elke daad doen komen in het gericht over al het verborgene, hetzij goed, hetzij kwaad”.[11] Prediker is vol vragen (en verkeerde antwoorden) van mensen die verstrikt zijn in de ingewikkelde wereldvragen - vragen die uiteindelijk aan de hand van Gods Woord beantwoord worden èn hun hoogste antwoord straks in het vrederijk van de Messias zullen vinden.

Eén van de centrale boodschappen van het boek Prediker zou men "vreugde" kunnen noemen: de gave van het zich verheugen in en het in eenvoud genieten van de goede dingen van de Heer.[12] Welk feest is meer het feest van de vreugde dan het Loofhuttenfeest?[13] En welk feest is meer geschikt om het volk te herinneren aan het grote feit dat ware vreugde altijd verbonden is met het onderhouden van Gods geboden?[14] Niets stemt ernstiger dan het lezen van Prediker - en dat tijdens de vreugdevolste week van het Joodse jaar. Laat de mens maar komen met al de moeilijke en zorgelijke vragen van het leven - Gods liefelijke wet is het antwoord. Daarom mag op het Loofhuttenfeest die negende dag volgen, die niet op de Bijbel maar wel op een heel oude traditie teruggaat: Simchat Torah, "Vreugde der wet". Ook die dag wordt vervuld in het vrederijk: "de HERE troost Sion, Hij troost al haar puinhopen; Hij maakt haar woestijn als Eden en haar wildernis als de hof des HEREN; blijdschap en vreugde zullen er gevonden worden, loflied en geklank van gezang. Luistert naar Mij, mijn volk, en mijn natie, neig uw oor tot Mij. Want een wet zal van Mij uitgaan en mijn recht zal Ik stellen tot een licht der volken. Mijn zege is nabij, mijn heil treedt te voorschijn, en mijn armen zullen de volken richten; op Mij zullen de kustlanden wachten en op mijn arm zullen zij hopen" (Jes. 51:3-5).

prof.dr. Willem J. Ouweneel

Noten
[1] Ex. 23:16; 34:22; hier wordt de zevende maand blijkbaar als de eerste maand gezien.
[2] Lev. 23:31,41; 1 Kon. 8:2,65; 12:32v.; 2 Kron. 5:3: 7:8v.; Neh. 8:15; Ezech. 45:25; vgl. Richt. 21:19.
[3] Num. 29:35; 2 Kron. 7:9; Neh. 8:19.
[4] Mati. 24:31; Ef. 1:10.
[5] Neh. 8:16; Jes. 41:19; 55:13; Hos. 14:7; Openb. 7:9 (dit laatste vers doet denken aan de loelav. de met mirte- en wilgetakken en een citrusvrucht (de etrog] verbonden palmtak, die de traditionele Jood met het Loofhuttenfeest graag maakt).
[6] Vgl. Ps. 126:5v.; Matt. 13:30,39-41: Joh. 4:3538: het kan ook zijn dat in Openb. 14 de graanoogst een beeld van verdelging is (vgl. Joel 3:13).
[7] Vgl. les. 63:3; Openb. 19:15
[8] 1 Kor. 15:24v.; Zach. 14:16-19.
[9] Vgl. Ps. 18:45; 66:3; 81:16.
[10] 2 Petr. 3:12,18; vgl. Openb. 21:1-8.
[11] Pred. 12:13v.; vgl. ook 3:17: 8:5; 11:9.
[12] Zie Pred. 2:24-26; 3:12-13; 5:18-20; 9:7-9; 11:8.
[13] Deut. 16:13-15: 1 Kon. 8:65v.; 2 Kron. 7:8-10; Neh. 8:18.
[14] Ps. 119:14,111,162.