De hoogtijden van Israël (4)

Willem J. Ouweneel • 76 - 2000/01 • Uitgave: 7
Jom haBikkoerim (‘Dag van de eerstelingen’)

De eerstelingsgarve (Omer Resjit) was de eersteling' van de oogst die werd binnengehaald. De plechtige optocht waarbij deze garve van het land werd gehaald en in de tempel werd gebracht, markeerde het allereerste begin van de oogst, en wel van de gersteoogst; de tarwe komt pas later [1]. De oogst is een beeld van al de gelovigen die sinds de dood en de opstanding van Christus deel krijgen aan het heil in Hem, en daarmee uiteindelijk ook aan de opstanding in Hem. Christus was de eerste die uit de doden is opgestaan; daarom noemt 1 Cor. 15:20 Hem de 'eersteling van hen, die ontslapen zijn' en: 'ieder in zijn eigen rangorde: Christus als eersteling, vervolgens die van Christus zijn bij zijn komst' (vgl. vs. 23).

Het Griekse woord voor 'eersteling' dat hier gebruikt wordt, is het gewone woord dat ook voor de 'eerstelingen van de oogst wordt gebruikt. Zo zinspeelt Paulus in Rom. 11:16 ("als de eerstelingen heilig zijn, dan ook het deeg") blijkbaar op Num. 15:20: "De eerstelingen van uw gerstemeel zult gij, in de vorm van een koek, als heffing geven." Het Hebreeuwse woord voor 'koek', challah, wordt door Joden gebruikt voor de speciale gevlochten broden die in Joodse gezinnen op sabbat en andere feesten gegeten worden. Het deeg waarvan dit brood gemaakt wordt, moet eerst aan God gewijd ('geheiligd') worden (vandaar 'eerstelingen'), pas daarna mag het brood dat van dat deeg gemaakt wordt, gegeten worden.

GERST EN TARWE
In het algemeen is de 'eersteling' dus het eerste van de oogst dat aan de Here gewijd wordt. Christus is de eerste; wij komen daarna. Het is echter opmerkelijk dat ook de gelovigen soms 'eerstelingen worden genoemd: 'eerstelingen onder zijn schepselen' (Jac. 1:18); "gekocht als eerstelingen voor God en het Lam" (Openb. 14:4) [2]. Dat verwijst naar Pinksteren, dat, zeven weken later, eveneens een feest van 'eerstelingen' is, en wel de eerstelingen van de tarweoogst [3]. Wij zijn eerstelingen voor God, naar het voorbeeld van Christus, de eersteling bij uitstek.

Het is bijzonder dat Johannes in zijn Evangelie zowel naar de gerst (Joh. 6:9,13) als naar de tarwe (12:24v.) verwijst. In het eerste geval gaat het om Pasen: om Christus die uit de hemel is neergedaald om door zijn dood ons het leven te schenken (vs. 39-54; vgl. Pasen en de eerstelingsgarve). In het tweede geval gaat het om Pinksteren: Christus' dood brengt een grote oogst voort van hen die met Hem opstaan, maar die ook hun aardse leven niet liefhebben omdat de hemel voor hen belangrijker is (Joh. 12:25!). De gerst verwijst naar Christus in de heerlijkheid van zijn dood, die voor ons het leven is; de tarwe verwijst naar Christus in de heerlijkheid van zijn opstanding, die ééns de hemel invoert.

Ook voor Israël heeft het een bijzondere betekenis dat de eerstelingsgarve van de gersteoogst afkomstig is. De enige keer dat de gerst in de offerwetten voorkomt, is in Num. 5:15, in het 'spijsoffer der jaloersheid'. Vele malen wordt Israël in het Oude Testament vergeleken met een ontrouwe echtgenote [4]. De enige die met zijn offer aan deze ontrouw tegemoet kwam, was Christus. Juist in zijn opstanding legde Hij de grondslag voor de vervulling van Gods onberouwelijke beloften aan Israël [5].

Straks zal op grond van Christus' dood en opstanding Israëls ontrouw worden weggenomen en maakt Israël een nieuw begin, en wel op grond van de eerste vrucht van het land. Pasen kan overal gevierd worden; maar de dag der eerstelingen kan alleen in het beloofde land gevierd worden. Daarom kan Israëls grote herstel ook alleen maar in dat land plaatsvinden. Vandaag heeft de massa van Israël nog geen weet van Christus' opstanding; maar straks, bij de massale bekering van het volk, zal Christus voor hen als het ware 'uit het land verrijzen': "aldus zal gans Israël behouden worden, gelijk geschreven staat: De Verlosser zal uit Sion komen, Hij zal de goddeloosheden van Jacob afwenden" (Rom. 11:26).

In Lev. 23:13, juist op de dag van de eerstelingsgarve, wordt in Leviticus voor de eerste keer over een 'plengoffer' gesproken; dat is een offer van wijn, die voor Gods aangezicht uitgegoten wordt. In de letterlijke zin bestaat het koninkrijk Gods niet in eten en drinken (Rom. 14:17), maar in geestelijke zin wel! De wijn is namelijk een bekend beeld van de vreugde [6]. Alle ware vreugde van Israël en de volken, zoals die straks in het Messiaanse vrederijk gesmaakt zal worden, zal gebaseerd zijn op de opstanding van Christus: "de HERE der heerscharen zal op deze berg [Sion] voor alle volken een feestmaal van vette spijzen aanrichten, een feestmaal van belegen wijnen: van mergrijke, vette spijzen, van gezuiverde, belegen wijnen. En Hij zal op deze berg de sluier vernietigen, die alle natiën omsluiert, en de bedekking, waarmede alle volken bedekt zijn. Hij zal voor eeuwig DE DOOD VERNIETIGEN, en de Here HERE zal de tranen van alle aangezichten afwissen en de smaad van zijn volk zal Hij van de gehele aarde verwijderen, want de HERE heeft het gesproken" Ges. 25:68). Dat herinnert aan 2 Tim. 1:10: "…onzen Zaligmaker Jezus Christus, Die de dood heeft te niet gedaan, en het leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebracht door het Evangelie" (St.vert.).

DE OMERTELLING
De eerste groep hoogtijden, van Pasen tot Pinksteren, hoort duidelijk bij elkaar. De 'verbinding' tussen deze twee feesten wordt gevormd door de Omer Resjit, de 'eerstelingsgarve'. Traditioneel beschouwen de orthodoxe Joden de 'sabbat' van Lev. 23:11,15 als de eerste dag van Pesach (dus 15 Nisan), zodat de dag der eerstelingen er direct na valt (dus 16 Nisan). Op die dag begint de zogenoemde Omertelling. Elke Jood telt heel bewust de dagen af: "Eén dag van de Omer", "twee dagen van de Omer', enzovoort, tot zeven weken later, de vijftigste dag. Dan komt het Pinksterfeest, dat de afsluiting van Pasen betekent. Pinksteren betekent profetisch voor Israël straks de grote uitstorting van de Heilige Geest over het bekeerde volk [7]. Sedert de 'dag der eerstelingen', de dag van de opstanding van Christus, is voor Israël als het ware het grote aftellen begonnen. Het mag lang duren - meer dan vijftig dagen, zelfs al meer dan 700.000 dagen - maar het moment van Israëls herstel zàl komen. Voor de Here is het maar een korte tijd: een kort ogenblik heb Ik u verlaten, maar met groot erbarmen zal Ik u tot Mij nemen; in een uitstorting van toorn heb Ik mijn aangezicht een ogenblik voor u verborgen, maar met eeuwige goedertierenheid ontferm Ik Mij over u, zegt uw Losser, de HERE" Ges. 54:7v.).

prof.dr. Willem J. Ouweneel

NOTEN
[1] Ex. 9:31v.; Ruth 1:22; 2:23.
[2] Vgl. ook Rom. 8:23: "wijzelf, die de eerstelingen van de Geest hebben", en Hebr. 12:23: "de gemeente van de eerstgeborenen-.
[3] Ex. 34:22; vgl. 23:16; Num. 28:26.
[4] Zie o.a. Jes. 50:1; 54:6-8; Jer. 2:2.5: Ezech. 16 en 23; Hos. 2.
[5] Vgl. Hand. 13:34 (-En dat Hij Hem uit de doden heeft opgewekt, zonder dat Hij weer tot ontbinding zal wederkeren, heeft Hij aldus gezegd: Ik zal U het heilige van David geven, dat betrouwbaar is"). dat verwijst naar les. 55:3: "Ik zal met u een eeuwig verbond sluiten: de betrouwbare genadebewijzen van David".
[6] Richt. 9:13; Ps. 104:15.
[7] Jes. 32:15; 44:3; Ezech. 39:29; Joél 2:26.