De hoogtijden van Israël (3)

Willem J. Ouweneel • 76 - 2000/01 • Uitgave: 6
De geestelijke betekenis van Pesach (Pasen) en Matzot (het feest der ongezuurde broden) komt heel mooi tot uiting in 1 Kor. 5:7v.: "Doet het oude zuurdeeg weg, opdat gij een vers deeg moogt zijn; gij zijt immers ongezuurd. Want ook ons paaslam is geslacht: Christus. Laten wij derhalve feest vieren, niet met oud zuurdeeg, noch met zuurdeeg van slechtheid en boosheid, maar met het ongezuurde brood van reinheid en waarheid.- Paulus zegt hier als het ware: Laten wij ons hele leven door Pasen vieren, d.w.z. het feest van de herdenking van onze verlossing door het Paaslam, en wel altijd op een oprechte manier, namelijk met matzot[1] van reinheid en waarheid. Zo heeft het christenleven alleen waarde als offer voor God wanneer het oprecht, eerlijk, waarachtig geleefd wordt, in navolging van de Heer. Dit moet in alles tot uiting komen, ook bijv. in de manier waarop een gemeente tucht oefent (dat is immers het thema van 1 Kor. 5).

Slechts eenmaal werd het bloed aan de deurposten aangebracht, te weten in Ex. 12; dat is vervuld in het eenmalige werk van Christus op het kruis. Dat werk kan niet herhaald worden.[2] Alle volgende Paasvieringen waren daarom slechts een herinnering aan de verlossing uit Egypte. Zo heeft de Heer ook ons juist tijdens de Paasmaaltijd het 'avondmaal des Heren' geschonken als herinnering aan onze verlossing uit de zondemacht. Door het werk en de kracht van het Paaslam werden wij uitgeleid uit 'Egypte' (Ex. 12), worden wij doorgeleid door de 'woestijn' (zie de Pesachviering in Num. 9:5) en ingeleid in het beloofde 'land' (zie Pesach in Joz. 5:10). Het Paaslam is de grondslag van al Gods raadsbesluiten voor ons (èn met Israël) en al zijn regeringswegen met ons (èn met Israël). En bovenal is het Paaslam de grondslag voor de vreugde en rust van God Zelf: het is "het pascha voor de HERE" (Lev. 23:5).

MATZOT (ONGEZUURDE BRODEN)PROFETISCHE BETEKENIS
De dood van Christus (Pesach) zal ook de grondslag voor Israëls verlossing in de toekomst zijn. Elke maand op de Joodse kalender begint met de nieuwe maan; dit begin wordt gevierd met een nieuwemaansfeest.[6] De twee feesten die een hele week duren, het Paasen het Loofhuttenfeest, beginnen alle twee op de 15e van de maand, dus precies wanneer het volle maan is (vgl. Ps. 81:4). Het volle licht in de nacht schijnt! Profetisch gezien is dit niets minder dan het licht van Christus Zelf: het licht van het Lam, dat straks voor Israël zal aanbreken.[7] In Jes. 53 zal het overblijfsel van Israël, als het eenmaal tot bekering gekomen zal zijn, [8] zijn geloof in het gestorven èn opgewekte Paaslam belijden: "Hij werd mishandeld, maar hij liet zich verdrukken en deed zijn mond niet open; als een lam dat ter slachting geleid wordt, en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed hij zijn mond niet open" (vs. 7). Daarom zal het Paasfeest ook een belangrijke plaats in het duizendjarig vrederijk innemen (Ezech. 45:21-24).

Als in het Nieuwe Testament naar de Here Jezus als het Lam wordt verwezen, kan men rustig zeggen dat dit steeds allereerst een verwijzing naar het Paaslam is. Zo zei Johannes de doper al: "Zie, het lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt" Qoh. 1:29). Als zodanig wordt Christus allereerst aan Israël geopenbaard (vs. 31), al zullen de gevolgen van zijn verzoeningswerk straks de hele wereld aangaan. Zo schrijft ook Petrus "aan de vreemdelingen, die in de verstrooiing zijn":[9] "wetende, dat gij niet met vergankelijke dingen, zilver of goud, zijt vrijgekocht van uw ijdele wandel, die [u] van de vaderen overgeleverd is, maar met het kostbare bloed van Christus, als van een onberispelijk en vlekkeloos lam" (1 Petr. 1:18v.). Natuurlijk geldt dit voor alle christenen; maar de verwijzing naar 'de vaderen' doet vooral aan Israël denken. Zoals in Petrus' tijd een 'overblijfsel', uit Israël deel kreeg aan het bloed van het Paaslam, zo zal straks “gans Israël” (Rom. 11:26) behouden worden op grond van dit bloed.

Het is heel bijzonder dat het boek Openbaring (14:1-5) ons het Lam schildert, staande "op de berg Sion en met Hem honderdvierenveertig duizend, op wier voorhoofden zijn naam en de naam zijns Vaders geschreven stonden'.

In het komende vrederijk zal Israël een waarachtig 'ongezuurd' volk zijn. Het hele duizendjarige rijk zal als het ware één lang feest der ongezuurde broden zijn: "Men zal geen kwaad doen noch verderf stichten op gans mijn heilige berg, want de aarde zal vol zijn van kennis des Heren, zoals de wateren de bodem der zee bedekken" (Jes. 11:9) en: "in de HERE wordt het gehele nakroost van Israël gerechtvaardigd en zal het zich beroemen" (Jes. 45:25) en: `'Uw volk zal geheel uit rechtvaardigen bestaan, voor altoos zullen zij het land bezitten: een scheut die Ik geplant heb, een merk mijner handen, tot mijn verheerlijking" (60:21). Dan zal het bekeerde Israël (of specifiek Jeruzalem) weer als de bruid van God (of: van de Messias) worden aangenomen.[10] Daarom is het zo bijzonder dat de Joden tijdens Pesach het Hooglied lezen, omdat daarin de liefdesband tussen God en zijn volk profetisch getekend wordt, met zijn diepte-, maar ook met zijn hoogtepunten. Pasen is een liefdesfeest: als een bruid ging Israël achter de Here aan, Egypte uit, de woestijn in oer. 2:2); als een bruid zal het straks door het bloed van Lam weer aan de Here verbonden worden.

prof.dr. Willem J. Ouweneel

Noten
[1] In de Asjkenazische uitspraak, matzes. is het woord ons beter bekend.
[2] Rom. 6:10; Hebr, 7:27; 9:12.26,28; 10:10; 1 Petr. 3:18.
[3] Matt. 16:6,11v., Mark. 8:15.
[4] Matt. 16:6,11v.: Luk. 12:1; Gal. 5:9.
[5] Mark. 8:15.
[6] Num. 10:10; 1 Sam. 20:5: Ps. 81:4; Jes. 1:13v.: 66:23; Ezech. 4S:17; 46:3; Hos. 2:10; Amos 8:5.
[7] Vgl. verwante beelden: Chris:us als de "zon der gerechtigheid" (Mal. 4:21 en: -haar lamp is het Lam" (Ooenb. 21:23).
[8] Zie Jes. 10:20-22: 11:11,16: 28:5: 37:32: 46:3; Jer. 23:3; 31:7; Ezech. 6:8; Amos 5:15; Mich. 2:12; 5:2.6v.; 7:18: Zei. 2:7,9; 3:13; Zach. 8:6.
[9] Ik geloof dat Petrus hier (vooral) aan Joodse gelovigen schrijft (vgl. o.a. ook 2 9v.,24v.. aanhalingen uit Ex. 19:6; Hos. 2:22: Jes. 53:4-6).
[10] Jes. 54:6-8; 61:10; 62:5; Ezech. 16:8.60; Hos. 2:18v.