De hoogtijden van Israël

Willem J. Ouweneel • 76 - 2000/01 • Uitgave: 9
Er moet me, na het vorige artikel over Pinksteren nog één opmerking over dat feest van het hart, en dat betreft de Megillah 'boekrol') die tijdens het Pinksterfeest in de synagogen gelezen wordt. Het is geen wonder dat dat het boek Ruth is. Naomi en Ruth keerden terug naar Bethlehem tijdens Pasen (Ruth 1:22), en Ruth las aren tot de gerste- èn de tarweoogst voorbij was (2:23). Ruth 3 herinnert aan de vreugde van Pinksteren (vgl. s. 7). Bovendien laat het boek het vreugdevolle van de Thora zien. Het verbod van Deut. 23:3 ('Een Ammoniet of Moabiet zal niet in de gemeente des HEREN komen-) leek tegen Ruth te zijn, maar deze wet werd 'voorbijgestreefd' door de zegenrijke wet van het zwagerhuwelijk van Deut. 25:5-10. De Thora is slechts tegen de onbekeerlijke zondaar; zij staat aan de kant van hen die vanuit een vernieuwd hart en door de kracht van de Geest de Here dienen, zoals straks met Israël het geval zal zijn. Ruth is een type van het overblijfsel van Israël, dat alle rechten op de zegen verspeeld heeft, maar dankzij de ware Boaz ("in Hem is kracht"!) toch haar deel krijgt aan de zegen van het land.

BAZUINGESCHAL
Met het Pinksterfeest is de eerste groep hoogtijden in het Joodse godsdienstige jaar afgesloten. Daarna duurt het maar liefst vier maanden voordat de volgende van de zeven hoogtijden van Lev. 23 aanbreekt: het Joodse Nieuwjaar. De naam 'Nieuwjaar' (Hebr.: Rosj haSjanah) komt overigens nergens in de Bijbel voor [1]. Dat kan samenhangen met de eigenaardigheid van de Joodse kalender: in het burgerlijke jaar valt Nieuwjaar uiteraard op de eerste van de eerste maand, maar in de godsdienstige kalender, die ook in Lev. 23 gehanteerd wordt, is de Paasmaand (Aviv of Nisan) de eerste maand geworden en valt Nieuwjaar derhalve op de eerste van de zevende maand (Etanim of Tisjri). Deze dag wordt genoemd: ten eerste een 'gedachtenis des geklanks', [2] d.w.z. een gedenkdag (of: dag van herinnering) gepaard gaande met bazuingeschal oftewel een in herinnering brengend bazuingeschal. Ten tweede: een 'jubeldag' of 'dag van bazuingeschal' [3]. Dit zijn bijzondere namen.

Ten eerste: 'dag van herinnering' betekent dat Israël op deze dag zijn zonden gedenkt, en niet alleen op deze dag, maar op alle tien dagen waarmee het nieuwe jaar opent, dus tot en met Grote Verzoendag op 10 Tisjri. Ten tweede: het bazuingeschal, dat is het geklank van de sjofar, een bazuin gemaakt van de ontpitte en ontpunte hoorn van een ram of een bok, soms een antilope. De Joodse traditie brengt de ramshoorn in verband met de ram die Abraham slachtte in plaats van zijn zoon Isaäk (Gen. 22:13). Nieuwtestamentisch bezien betekent dat, dat aan het begin van het Joodse jaar al direct het offer van Christus staat, want Isaäk is in Gen. 22 als zoon van de vader die hem offert, een type van de Zoon van God. In Hebr. 11:17 wordt Isaäk letterlijk de 'eniggeborene' genoemd, een titel die verder hoofdzakelijk voor Christus gebruikt wordt, [4] en in vs. 18v. wordt hij gezien als degene die uit de doden is opgewekt. Bij de Joden heeft de sjofar vele betekenissen. Zo staat hij in verband met Gods schepping: Hij wordt met bazuingeschal geëerd als de Schepper (Ps. 98:6). Bij de openbaring van God op de Sinaï klonk een luide bazuin [5]. Een nieuwe koning wordt ingehuldigd met bazuingeschal. Op elk nieuwemaansfeest klinkt de sjofar. Soms worden profetische waarschuwingen vergeleken met de sjofar. Ook roept de bazuin op tot waakzaamheid en strijd [6].

DE PROFETISCHE SJOFAR
In het algemeen duidt de sjofar een bepaalde 'gezette tijd' aan; in het Hebreeuws is dat: mo'ed [7]. Het blazen van de sjofar is de aankondiging van dè mo'ed bij uitstek: de wederkomst van Christus, het herstel van Israël en de aanvang van het Messiaanse vrederijk. Zo zegt de psalmist inderdaad: "Gij zult opstaan, U over Sion erbarmen, want het is tijd haar genadig te zijn, want de bepaalde tijd [mo'ed] is gekomen" (Ps 102:14). Geen symbool is voor het komende rijk passender dan de sjofar. Onder de Joden is nieuwjaarsdag dan ook dè dag van de sjofar, de dag van het bazuingeschal, dat een nieuw jaar inluidt. De profeet speekt van "... een jaar van het welbehagen des HEREN", [8] dat hier vooruitziet op het Messiaanse rijk. Op nieuwjaarsdag wordt de sjofar onder de Joden maar liefst honderd keer geblazen, om de vreugde over het nieuwe begin tot uitdrukking te brengen.

Het toekomstige herstel van Israël begint met verootmoediging: Rosj haSjanah is immers de eerste van tien vastendagen waarop het volk zijn zonden van het afgelopen jaar overdenkt. Daarom kondigt de sjo-far ook verootmoediging aan: 'Blaast de bazuin op Sion, heiligt een vasten, roept een plechtige samenkomst bijeen" (Joël 2:15). In het boek Joël luidt deze oproep het uiteindelijke herstel van Israël in. Ook is het bazuingeschal het teken van de bijeenvergadering van Israël uit alle volken waaronder het verstrooid geweest is: "En het zal te dien dage geschieden, dat er op een grote bazuin geblazen zal worden, en zij die verloren waren in het land Assur en die verdreven waren in het land Egypte, zullen komen en zich nederbuigen voor de HERE op de heilige berg te Jeruzalem", en: "En Hij zal zijn engelen uitzenden met luid bazuingeschal en zij zullen zijn uitverkorenen verzamelen uit de vier windstreken, van het ene uiterste der hemelen tot het andere" [9]. In Zach. 9:14,16 lezen we dat de Here Zelf eenmaal de bazuin zal blazen: "Dan zal de HERE hun verschijnen, en zijn pijl zal als de bliksem uitschieten, en de Here HERE zal de bazuin blazen en optrekken in zuiderstormen. (…) Zo zal de HERE, hun God, hen te dien dage verlossen als de kudde die zijn volk immers is, ja zij zijn kroonjuwelen, die zullen blinken in zijn land".

Natuurlijk zijn er nog meer verwijzingen naar de sjofar in verband met het toekomstig herstel van Israël, de oordelen die over de aarde komen en de invoering van het Messiaanse rijk [10]. Aan het begin van "de tijden van de wederoprichting aller dingen" (Hand. 3:21) staat de sjofar van God, zoals die sjofar ook weerklinkt aan het begin van elk Joods (burgerlijk) jaar. Eens liet God zijn bazuin schallen op de Sinaï, waar Hij Zich openbaarde in donder en bliksem, in zijn heiligheid en gerechtigheid - maar tevens om met zijn volk een eeuwig, onberouwelijk verbond aan te gaan. Eens zal God opnieuw zijn hemelse sjofar laten schallen, en wel om zijn verbond met zijn volk te hernieuwen en alle beloften aan dat volk definitief in vervulling te laten gaan. Wat een tijd zal dat zijn!

prof.dr. Willem J. Ouweneel

NOTEN
[l] De uitdrukking Rosj haSjanah komt wel voor in Ezech. 40:1. maar in de betekenis 'de aanvang van het jaar'. d.i. in de eerste maand (zie volgende artikel).
[2] Zichron teroé ah (Lev. 23:24 St.vert.).
[3] Jom teroé ah (Num. 29:1: St.vert.: "dag des geklanks').
[4] Joh. 1:14,18; 3:16.18: 1 Joh. 4:9.
[5] Ex. 19:16,19; 20:18; dit was blijkbaar een hemelse sjofar!
[6] Resp. 1 Kon. 1:34; Ps. 81:4: Jes. 58:1; Ezech. 33:3-5; Joel 2:1: Jer. 4:5,19 enz.; Hos. 5:8.
[7] In Lev. 23 vertaald met 'feesttijd' (St.vert. correcter: 'gezette hoogtijd').
[8] Jes. 61:2; vgl. Luc. 4:19.
[9] Jes. 27:13; Matt. 24:31: vgl. Jes. 18:3.
[10] Zef. 1:16; Openb. 8:2.6-13; 9:1.13: 10:7; 11:15.