De hoogtijden van Israël
IN DE BIJBEL VINDEN WE UITVOERIG DE HOOGTIJDAGEN, DE FEESTDAGEN, VAN ISRAËL BESCHREVEN. MEESTAL LEZEN WE DE DETAILS NIET, OMDAT DIT VOOR ONS NIET VAN BELANG LIJKT. HEEL VAAK OOK WETEN WE NIETS OVER ISRAËLS FEESTDAGEN. TOCH VINDEN WE HIERIN EEN RIJKE SCHAKERING VAN GODS OPENBARING EN VAN PROFETIE. VEEL ASPECTEN VAN HET NIEUWE TESTAMENT WORDEN VERHELDERD. PROF. DR. WILLEM J. OUWENEEL ZAL IN DE KOMENDE NUMMERS DE GEESTELIJKE SCHOONHEID VAN ISRAËLS HOOGTIJDEN LATEN ZIEN. WAT WORDT DE BIJBEL EEN RIJK BOEK!
VAN HARTE TER LEZING AANBEVOLEN.
FtV
In Jes. 29:1 lezen we: "Voegt jaar bij jaar, laat de feesten hun kringloop volbrengen", en in Nahum 1:15: "Vier, o Juda, uw feesten!" Ook in 1 Kor. 5:8 wordt ons de aantrekkelijke opdracht voorgehouden: "Laten wij daarom feestvieren…" Je zou zeggen dat er in Korinthe weinig aanleiding tot feesten is, zo erg waren de wantoestanden daar. En toch deze oproep! Paulus werkt die uit met verwijzing naar het bekende Pesachfeest (Pasen). Het is eigenlijk opvallend hoeveel verwijzingen we in het Nieuwe Testament naar de feesten van Israël vinden. Ik zeg dat niet als een aanbeveling voor ons om letterlijk de Joodse feesten mee te vieren - dat is een onderwerp apart - maar wel om ons te verdiepen met name in de profetische betekenis van deze feesten, zoals die in Lev. 23 en Num. 28 en 29 beschreven worden. In een reeks korte artikelen wil ik graag op de profetische betekenis van deze 'hoogtijden' ingaan.
Een paar opmerkingen vooraf: 'feesten' is eigenlijk niet het goedewoord; het gaat om de (door God) 'bepaalde tijden' (Hebr. mo'adim). Letterlijk staat er in Lev. 23:4: "Dit zijn de bepaalde tijden des HEREN de heilige samenroepingen, die u zult uitroepen op hun bepaalde tijden." Het woord 'feest' (Hebr. chag) komt in Lev. 23 alleen voor in verband met de twee zevendaagse feesten.[l] Blijkbaar is het Loofhuttenfeest zelfs hèt feest bij uitstek; het heet hier hèt feest des HEREN, en soms zelfs kortweg 'hèt feest'.[2] In Deut. 16:16 en 2 Kron. 8:13 is sprake van drie 'feesten', en wel de drie pelgrims- of bedevaartsfeesten: het feest der ongezuurde broden, het feest der weken en het loofhuttenfeest. Dat waren de drie feesten die alle mannen van Israël in Jeruzalem zelf dienden mee te vieren en waarvoor ze dus de bedevaart naar Jeruzalem moesten maken. Bij die gelegenheden werden o.a. de bedevaartsliederen gezongen (Ps. 120-134). Jes. 33:20 spreekt van "Sion, de stad onzer feestelijke bijeenkomsten". Vgl. ook Klaagl. 1:4.
Om met de telling van de maanden niet in de war te raken moeten we weten dat Israël een burgerlijk en een godsdienstig jaar kent. Het burgerlijke jaar is het oudste. Het begint op Rosj haSjanah ('Nieuwjaar'), op de eerste van de eerste maand, die Etanim of Tisjri heet.[3] Bij de uittocht uit Egypte riep God echter de zevende maand, Aviv of Nisan geheten, uit tot eerste maand.[4] Het godsdienstige jaar begint dus met de maand Nisan (Tisjri is dan de zevende maand) en het burgerlijke jaar begint met Tisjri (Nisan is dan de zevende maand). De derde maand van het godsdienstige jaar, de maand waarin Pinksteren valt, heet, althans sinds de ballingschap, de maand Siwan (Est. 8:9). In deze artikelen volgen wij hoofdzakelijk het godsdienstige jaar.
TWEE CYCLI
Laten we eerst eens kijken over welke hoogtijden het nu precies gaat. De zeven hoogtijden van Lev. 23 en Num. 28 en 29 vallen uiteen in twee groepen. De eerste groep omvat de feesten van de eerste tot de derde maand, dus:
1. Pesach (lett. 'voorbijgaan'; verbasterd tot ons woord Pasen) op 14 Nisan;
2. Matzot ([het feest van de] 'ongezuurde broden') van 15 tot 21 Nisan; later werd deze hele week ook Pesach genoemd.
3. Jom haBikkoerim ('dag van de eerstelingen', Num. 28:26), dat is de dag waarop de Omer Resjit ('eerstelingsgarve') van het land gehaald en in de tempel geofferd werd. Op die dag begint de zogenoemde Omertelling, dat zijn de vijftig dagen tot op Pinksteren.[5]
Deze telling begint "op de dag na de sabbat" (Lev. 23:11.15). Volgens de orthodoxe Joden is deze 'sabbat' de eerste dag van Pesach, maar volgens de messiasbelijdende Joden is het de gewone sabbat in Pesach, waardoor Jom haBikkoerim bij hen altijd op zondag valt, en wel omdat Christus op de 'dag der eerstelingen' is opgestaan (daar komen we op terug).
4. Sjavoe'ot (lett. 'weken[feest') d.i. Pinksteren, bij de orthodoxe Joden altijd op 6 en 7 Siwan. Het vormt in zekere zin de afsluiting van Pesach. De tweede groep omvat de hoogtijden van de zevende maand (die in het burgerlijke jaar van Israël de éérste maand is):
5. Rosj haSjanah, 'nieuwjaarsdag'[6] op 1 Tisjri;
6. Jom haKippoerim of Jom Kippoer (lett. 'dag der verzoening[en]', Grote Verzoendag) op 10 Tisjri;
7. Soekkot (lett. 'hutten', het Loofhuttenfeest) van 15 tot 22 Tisjri. Ook deze drie hoogtijden hebben een bijzondere afsluiting, en wel de 8e dag (22 Tisjri): Sjemini Atsèret geheten.[7] Daarop volgt nog een negende dag, die niet op de Bijbel maar wel op een heel oude traditie teruggaat: Simchat Torah, 'Vreugde der wet'.
BETEKENIS
De twee groepen hoogtijden zijn verbonden met twee belangrijke zaken, die zowel praktische als profetische betekenis hebben. Ten eerste gaat het om echte 'dankdagen voor het gewas': Jom haBikkoerim (de dag der eerstelingen) is het begin van de gersteoogst; God, als de Gever van alle goeds, krijgt daarvan als eerste zijn deel. Sjavoe'ot (het Pinksterfeest) vormt het begin van de tarweoogst (Ex. 34:22); ook hier krijgt God als eerste zijn deel. En Soekkot (het Loofhuttenfeest) vormt het einde van de druiven- en olijvenoogst, en daarmee van de totale oogst [8]. In de tweede plaats is er een uiterst belangrijk verband met Israëls heilsgeschiedenis. Ten eerste: Pasen is natuurlijk het feest ter herdenking van de uittocht uit Egypte. Ten tweede: Pinksteren is traditioneel het feest ter herdenking van de wetgeving op de Sinaï. Het valt namelijk in dezelfde (3e) maand als waarin de wetgeving plaatsvond (Ex. 19:1), volgens de rabbijnen zelfs beide op de zesde dag. En ten derde: het Loofhuttenfeest is het feest ter herdenking van de woestijnreis, toen Israël in tenten woonde, en de zegerijke intocht in het land. De typologische betekenis voor ons, christenen, is duidelijk. Ons Pasen is het feest ter herdenking van de bevrijding uit de zondemacht, en wel op grond van de dood van het Paaslam. Daarom stierf de Heer zelfs letterlijk met Pesach en verrees Hij letterlijk op de dag van de eerstelingsgarve. Ons Pinksteren is het feest ter herdenking van de uitstorting van de Heilige Geest, die letterlijk plaatsvond op het Joodse Pinksterfeest (Hand. 2). Daar, op de berg Sion, begon Gods relatie met het Nieuwtestamentische volk van God (uitstorting van de Geest), zoals op de berg Sinaï zijn relatie met het Oudtestamentische volk van God begon (wetgeving). Het is ook door de Heilige Geest dat "de eis der wet vervuld wordt in ons" (Rom. 8:4). En ten slotte: ons Loofhuttenfeest is het feest van de verwachting van "de bedeling van de volheid der tijden" (St.vert.), wanneer "al wat in de hemelen en op de aarde is onder één hoofd zal worden samengevat in Christus" (Ef. 1:10).
prof.dr. Willem J. Ouweneel
NOTEN
[1] Zie vs. 6 ('feest der ongezuurde broden') en VS. 34 (lett. 'feest der hutten'). 39 ('feest des HEREN') en 41 ('feest voor de HERE') en zo veel vaker in het Oude Testament.
[2] Zie 1 Kon. 8:2.65: 12:32v.: 2 Kron. 5:3; 7:8v.: Neh. 8:15; Ezech. 45:25; vgl. Richt. 21:19.
[3] Vóór de ballingschap heette deze maand Etanim (1 Kon. 8:2), sindsdien Tisjri (niet in de Bijbel vermeld).
[4] Ex. 12:2: 13:4: 23:15: 34:18: Deut. 16:1; sinds de ballingschap heet deze maand Nisan (Neh. 2:1: Est. 3:7).
[5] Het woord'Pinksteren' is een verbastering van het Griekse woord Pentèkostè, lett. 'vijftigste': het feest heet zo omdat het zeven weken na de eerstelingsgarve gevierd wordt.
[6] In Nu.n 29:1 heet deze dag Jom Teroe'ah, lett. 'dag des geklanks' ('jubeldag').
[7] Sjemini betekent 'achtste': Atsèret betekent 'feestvergadering' (Num. 29:35: 2 Kron. 7:9; Neh. 8:19). Zie vooral de vermelding in Joh. 7:37!
[8] Vgl. Deut. 16:13: ' Het loofhuttenfeest zult gij zeven dagen vieren, wanneer gij de opbrengst hebt ingezameld van uw dorsvloer en van uw perskuip".
VAN HARTE TER LEZING AANBEVOLEN.
FtV
In Jes. 29:1 lezen we: "Voegt jaar bij jaar, laat de feesten hun kringloop volbrengen", en in Nahum 1:15: "Vier, o Juda, uw feesten!" Ook in 1 Kor. 5:8 wordt ons de aantrekkelijke opdracht voorgehouden: "Laten wij daarom feestvieren…" Je zou zeggen dat er in Korinthe weinig aanleiding tot feesten is, zo erg waren de wantoestanden daar. En toch deze oproep! Paulus werkt die uit met verwijzing naar het bekende Pesachfeest (Pasen). Het is eigenlijk opvallend hoeveel verwijzingen we in het Nieuwe Testament naar de feesten van Israël vinden. Ik zeg dat niet als een aanbeveling voor ons om letterlijk de Joodse feesten mee te vieren - dat is een onderwerp apart - maar wel om ons te verdiepen met name in de profetische betekenis van deze feesten, zoals die in Lev. 23 en Num. 28 en 29 beschreven worden. In een reeks korte artikelen wil ik graag op de profetische betekenis van deze 'hoogtijden' ingaan.
Een paar opmerkingen vooraf: 'feesten' is eigenlijk niet het goedewoord; het gaat om de (door God) 'bepaalde tijden' (Hebr. mo'adim). Letterlijk staat er in Lev. 23:4: "Dit zijn de bepaalde tijden des HEREN de heilige samenroepingen, die u zult uitroepen op hun bepaalde tijden." Het woord 'feest' (Hebr. chag) komt in Lev. 23 alleen voor in verband met de twee zevendaagse feesten.[l] Blijkbaar is het Loofhuttenfeest zelfs hèt feest bij uitstek; het heet hier hèt feest des HEREN, en soms zelfs kortweg 'hèt feest'.[2] In Deut. 16:16 en 2 Kron. 8:13 is sprake van drie 'feesten', en wel de drie pelgrims- of bedevaartsfeesten: het feest der ongezuurde broden, het feest der weken en het loofhuttenfeest. Dat waren de drie feesten die alle mannen van Israël in Jeruzalem zelf dienden mee te vieren en waarvoor ze dus de bedevaart naar Jeruzalem moesten maken. Bij die gelegenheden werden o.a. de bedevaartsliederen gezongen (Ps. 120-134). Jes. 33:20 spreekt van "Sion, de stad onzer feestelijke bijeenkomsten". Vgl. ook Klaagl. 1:4.
Om met de telling van de maanden niet in de war te raken moeten we weten dat Israël een burgerlijk en een godsdienstig jaar kent. Het burgerlijke jaar is het oudste. Het begint op Rosj haSjanah ('Nieuwjaar'), op de eerste van de eerste maand, die Etanim of Tisjri heet.[3] Bij de uittocht uit Egypte riep God echter de zevende maand, Aviv of Nisan geheten, uit tot eerste maand.[4] Het godsdienstige jaar begint dus met de maand Nisan (Tisjri is dan de zevende maand) en het burgerlijke jaar begint met Tisjri (Nisan is dan de zevende maand). De derde maand van het godsdienstige jaar, de maand waarin Pinksteren valt, heet, althans sinds de ballingschap, de maand Siwan (Est. 8:9). In deze artikelen volgen wij hoofdzakelijk het godsdienstige jaar.
TWEE CYCLI
Laten we eerst eens kijken over welke hoogtijden het nu precies gaat. De zeven hoogtijden van Lev. 23 en Num. 28 en 29 vallen uiteen in twee groepen. De eerste groep omvat de feesten van de eerste tot de derde maand, dus:
1. Pesach (lett. 'voorbijgaan'; verbasterd tot ons woord Pasen) op 14 Nisan;
2. Matzot ([het feest van de] 'ongezuurde broden') van 15 tot 21 Nisan; later werd deze hele week ook Pesach genoemd.
3. Jom haBikkoerim ('dag van de eerstelingen', Num. 28:26), dat is de dag waarop de Omer Resjit ('eerstelingsgarve') van het land gehaald en in de tempel geofferd werd. Op die dag begint de zogenoemde Omertelling, dat zijn de vijftig dagen tot op Pinksteren.[5]
Deze telling begint "op de dag na de sabbat" (Lev. 23:11.15). Volgens de orthodoxe Joden is deze 'sabbat' de eerste dag van Pesach, maar volgens de messiasbelijdende Joden is het de gewone sabbat in Pesach, waardoor Jom haBikkoerim bij hen altijd op zondag valt, en wel omdat Christus op de 'dag der eerstelingen' is opgestaan (daar komen we op terug).
4. Sjavoe'ot (lett. 'weken[feest') d.i. Pinksteren, bij de orthodoxe Joden altijd op 6 en 7 Siwan. Het vormt in zekere zin de afsluiting van Pesach. De tweede groep omvat de hoogtijden van de zevende maand (die in het burgerlijke jaar van Israël de éérste maand is):
5. Rosj haSjanah, 'nieuwjaarsdag'[6] op 1 Tisjri;
6. Jom haKippoerim of Jom Kippoer (lett. 'dag der verzoening[en]', Grote Verzoendag) op 10 Tisjri;
7. Soekkot (lett. 'hutten', het Loofhuttenfeest) van 15 tot 22 Tisjri. Ook deze drie hoogtijden hebben een bijzondere afsluiting, en wel de 8e dag (22 Tisjri): Sjemini Atsèret geheten.[7] Daarop volgt nog een negende dag, die niet op de Bijbel maar wel op een heel oude traditie teruggaat: Simchat Torah, 'Vreugde der wet'.
BETEKENIS
De twee groepen hoogtijden zijn verbonden met twee belangrijke zaken, die zowel praktische als profetische betekenis hebben. Ten eerste gaat het om echte 'dankdagen voor het gewas': Jom haBikkoerim (de dag der eerstelingen) is het begin van de gersteoogst; God, als de Gever van alle goeds, krijgt daarvan als eerste zijn deel. Sjavoe'ot (het Pinksterfeest) vormt het begin van de tarweoogst (Ex. 34:22); ook hier krijgt God als eerste zijn deel. En Soekkot (het Loofhuttenfeest) vormt het einde van de druiven- en olijvenoogst, en daarmee van de totale oogst [8]. In de tweede plaats is er een uiterst belangrijk verband met Israëls heilsgeschiedenis. Ten eerste: Pasen is natuurlijk het feest ter herdenking van de uittocht uit Egypte. Ten tweede: Pinksteren is traditioneel het feest ter herdenking van de wetgeving op de Sinaï. Het valt namelijk in dezelfde (3e) maand als waarin de wetgeving plaatsvond (Ex. 19:1), volgens de rabbijnen zelfs beide op de zesde dag. En ten derde: het Loofhuttenfeest is het feest ter herdenking van de woestijnreis, toen Israël in tenten woonde, en de zegerijke intocht in het land. De typologische betekenis voor ons, christenen, is duidelijk. Ons Pasen is het feest ter herdenking van de bevrijding uit de zondemacht, en wel op grond van de dood van het Paaslam. Daarom stierf de Heer zelfs letterlijk met Pesach en verrees Hij letterlijk op de dag van de eerstelingsgarve. Ons Pinksteren is het feest ter herdenking van de uitstorting van de Heilige Geest, die letterlijk plaatsvond op het Joodse Pinksterfeest (Hand. 2). Daar, op de berg Sion, begon Gods relatie met het Nieuwtestamentische volk van God (uitstorting van de Geest), zoals op de berg Sinaï zijn relatie met het Oudtestamentische volk van God begon (wetgeving). Het is ook door de Heilige Geest dat "de eis der wet vervuld wordt in ons" (Rom. 8:4). En ten slotte: ons Loofhuttenfeest is het feest van de verwachting van "de bedeling van de volheid der tijden" (St.vert.), wanneer "al wat in de hemelen en op de aarde is onder één hoofd zal worden samengevat in Christus" (Ef. 1:10).
prof.dr. Willem J. Ouweneel
NOTEN
[1] Zie vs. 6 ('feest der ongezuurde broden') en VS. 34 (lett. 'feest der hutten'). 39 ('feest des HEREN') en 41 ('feest voor de HERE') en zo veel vaker in het Oude Testament.
[2] Zie 1 Kon. 8:2.65: 12:32v.: 2 Kron. 5:3; 7:8v.: Neh. 8:15; Ezech. 45:25; vgl. Richt. 21:19.
[3] Vóór de ballingschap heette deze maand Etanim (1 Kon. 8:2), sindsdien Tisjri (niet in de Bijbel vermeld).
[4] Ex. 12:2: 13:4: 23:15: 34:18: Deut. 16:1; sinds de ballingschap heet deze maand Nisan (Neh. 2:1: Est. 3:7).
[5] Het woord'Pinksteren' is een verbastering van het Griekse woord Pentèkostè, lett. 'vijftigste': het feest heet zo omdat het zeven weken na de eerstelingsgarve gevierd wordt.
[6] In Nu.n 29:1 heet deze dag Jom Teroe'ah, lett. 'dag des geklanks' ('jubeldag').
[7] Sjemini betekent 'achtste': Atsèret betekent 'feestvergadering' (Num. 29:35: 2 Kron. 7:9; Neh. 8:19). Zie vooral de vermelding in Joh. 7:37!
[8] Vgl. Deut. 16:13: ' Het loofhuttenfeest zult gij zeven dagen vieren, wanneer gij de opbrengst hebt ingezameld van uw dorsvloer en van uw perskuip".