De hel is geen correctieve maatregel

Wim Embregts • 89 - 2013 • Uitgave: 4
Het is nooit plezierig om over de hel te denken of te spreken. Dat komt omdat het een werkelijkheid is waar we erg onbekend mee zijn, behalve dat het voor de meeste mensen een schrikbeeld is. Het is alsof de Bijbel, dat een boek voor gelovigen is, ervan uitgaat dat het voor hén iets is dat buiten hun wereld staat, want hen is het uitzicht op de hemel gegeven. Toch spreekt Jezus erover, tot gelovigen, die er toch een en ander van horen te weten, om anderen te waarschuwen er heel ver vandaan te blijven. Zij weten ook dat Jezus de weg naar de hemel is en dat Hij die weg heeft vrijgemaakt door Zijn plaatsvervangend offer op Golgotha.

Toch wordt er de laatste tijd veel geschreven en gesproken over de hel en het valt dan op dat men zich in allerlei bochten wringt om de hel maar niet dat te laten zijn wat de Bijbel zegt. Want die hel is afschrikwekkend en weerzinwekkend. Dus wordt er gezocht naar oplossingen om de hel minder onaantrekkelijk te laten zijn. Een van de oplossingen is, zoals in het vorige artikel weergegeven, om de hel minder eeuwig te laten zijn dan de Bijbel zegt. Dus dat deze niet oneindig is en tot het doel dient dat de zondaar die lijdt in de hel tot inzicht en inkeer gebracht wordt en tenslotte alsnog de weg naar de hemel wordt aangeboden. Dus dat de hel alleen maar een ‘correctieve maatregel’ is.

Aardse rechtspraak
In feite wordt dan gedacht aan de processen in onze gerechtshoven waar misdagers worden gevonnist tot gevangenisstraf voor een bepaald aantal jaren, in de hoop en verwachting dat de straf een louterende werking zal hebben. Daar wordt al zo een gedachtefout gemaakt: ‘als we voor God verschijnen op de Oordeelsdag zullen we geen proces meemaken. In een proces hoort de rechter de bewijsvoering aan voor hij tot een vonnis komt… maar God is niet in die positie. Er zullen geen bewijsvoeringen zijn, want die zijn niet nodig. Er zullen geen getuigen zijn, geen pleidooien, geen bewijzen… een aards rechtsgeding is een onderzoeksproces; het laatste oordeel is een uitspraak door een Rechter die de perfecte kennis draagt van het karakter en de levensgeschiedenis van iedereen die voor Hem staat.’1
We maken dus een fout door aan aardse situaties te denken. We veronderstellen graag dat de bewoners van de hel er op de lange duur beter van zullen worden. In de aardse gevangenis is er soms de mogelijkheid om bij goed gedrag vermindering van straf te krijgen. In aardse veroordelingen wordt gedacht dat de misdadiger er beter van zal worden en dat de maatschappij er baat bij heeft. In de praktijk blijkt het meestal ook niet zo te werken. Misdadigers worden meestal niet beter van de tijd die is doorgebracht in de gevangenis. Er is ook geen goed gedrag in de hel en we vinden er geen grond voor in de Bijbel.

Zij bekeerden zich niet
Als we naar de Bijbelse voorbeelden kijken, dan moeten we constateren dat de mensengeschiedenis geen erg positief beeld laat zien. En ook de geschiedenis van het volk van Israël is niet erg hoopgevend. Al in Numeri, tijdens de grote woestijnreis van Israël naar het Beloofde Land, heeft God het over ‘de mannen die mijn heerlijkheid gezien hebben, en de tekenen die Ik in Egypte en in de woestijn gedaan heb, en die Mij nu reeds tienmaal verzocht en naar mijn stem niet geluisterd hebben’ (Numeri 14:22).
In de boeken Koningen en Kronieken en de latere profeten staat het vol met verwijten van God, dat Israël zich van Hem heeft afgekeerd en andere goden is gaan nalopen. Ondanks alle zegeningen die Hij hen verleende. En achterin het Nieuwe Testament zien we dat de oordelen van God die de mensen tot inkeer hadden moeten brengen ook al niets uitwerken: ‘en de mensen werden verzengd door de grote hitte en zij lasterden de naam van God, die de macht heeft over deze plagen, en zij bekeerden zich niet om Hem eer te geven’ (Openbaring 16:9). Kun je dan verwachten dat de helbewoners zich wél zullen bekeren?

Te goed voor de hel
In de Bijbel lezen we dus ook geen woord over ‘helbekeringen’. In de Rooms-katholieke kerk meende men in vroegere eeuwen toch een soort oplossing gevonden te hebben door het ‘Vagevuur’ uit te vinden. Het is bepaald merkwaardig dat dit vagevuur nog steeds niet is afgeschaft, want er is totaal niets over te vinden in de Bijbel. De achterliggende gedachte van deze ‘oplossing’ is dat gestorvenen na hun overlijden eerst naar een soort ‘voorportaal’ gaan. (Tot kortgeleden bestond ook nog het ‘Voorgeborchte’, waar de zielen van de ongedoopte kinderen naartoe gingen. Eigenlijk was dat een soort wachtkamer voor de hemel. Maar ergens paste het niet en op 21 april 2007 werd onder paus Benedictus XVI het Voorgeborchte officieel afgeschaft).
De mening had postgevat dat de meeste gelovigen na hun overlijden te goed waren om naar de hel te gaan en te slecht voor de hemel. Het vagevuur moest uitkomst geven; daar kreeg men de gelegenheid om in een toch wel helse omgeving af te rekenen met het verkeerde verleden om dan alsnog in aanmerking te komen voor de hemel. Goed beschouwd kwam het er eigenlijk op neer dat het offer van Christus net niet genoeg was om in de hemel te komen, je moest er zelf ook nog iets aan doen: alsnog boeten voor je begane zonden. En dat betekende een letterlijk boeten in het hellevuur, dat al het zondige uit je moest branden. ‘Het beeld ontstond van de ziel die als een zwarte vogel in het vuur dook en er witter dan sneeuw weer uitkwam.’2
Helemaal niets van te vinden in de Bijbel! Overigens heeft de uitvinding van het Vagevuur geleid tot het onsmakelijke bijverschijnsel van de ‘Aflaathandel’, waarbij achterblijvende familieleden plaatsvervangend konden boeten, waardoor het verblijf in het Vagevuur verkort werd. Maar je moest er wel wat voor doen: betalen of op een andere manier boete doen.

Als we terugvallen op de eenvoudige en duidelijke Bijbelse gegevens, dan blijft er een hel over die verschrikkelijk is, die eeuwig is en die onontkoombaar is. Gelukkig is er door Jezus een uitweg: het kruis van Golgotha! Maar daar moet je dan wel in dit leven voor kiezen.

Wim Embregts

1 John Blanchard, ‘Whatever happened to Hell?’, p. 109
2 Guido Derksen en Martin van Mousch, ‘Handboek voor het hiernamaals’, p. 169