De Heilige Geest en de gemeente zeggen: Kom!
Openbaring 22:6-21
Het Bijbelboek Openbaring eindigt met het hoopvolle perspectief van de wederkomende Heer, Die dat Zelf betuigt! Hij laat ons niet in het ongewisse. We lezen tot driemaal toe: ‘Ik kom spoedig!’ (in vers 7, 12 en 20). Driemaal dus een identieke uitspraak over Jezus’ wederkomst. Mooi dat het in de Bijbel daarop uitloopt.
Dat correspondeert met vers 17, waarin de Geest en de bruid in gezamenlijkheid uitroepen: ‘Kom!’ De Geest en de bruid heffen hun lied van verlangen aan om de komst van de Heiland van de wereld, die als de blinkende morgenster zal verschijnen in deze wereld. Een wereld die zijn einde nadert, maar tevens ook transformeert naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde die God laat aanbreken. Er is hier sprake van een duet dat de Geest en de gemeente zingen en bidden: Kom! En er is de oproep tot instemming en participatie: ‘laat hij die het hoort, zeggen: Kom!’
Levendige belangstelling
Er zijn tijden geweest dat dit de mensen bovenmate kon boeien: de vraag naar wat kòmen zal. In de geschiedenis van de kerk zijn er momenten geweest dat er een levendige belangstelling was naar alles van de toekomende dingen. Dat ging in golfbewegingen. Er is nu sprake van een neerwaartse beweging en verminderde interesse. In de laatste 100 jaar zijn er toch enkele geweest die aandacht vroegen voor de ‘eschatologie’ (eindtijdleer). Iemand als Johannes de Heer heeft op grond van Bijbelstudie al 100 jaar geleden ontdekt dat Israël niet had afgedaan en dat de vervangingsleer onterecht was. Hij bood met zijn blad Het Zoeklicht niet alleen nieuw zicht op Israël en de terugkeer van het Joodse volk naar het land der vaderen, maar ook kwam de heerlijke en glorierijke terugkomst van Jezus bij hem ter sprake. Zijn boodschap was dat De Here Jezus zou weerkeren op de wolken van de hemel. Zijn boodschap is in drie woorden samen te vatten: verlossing, vervulling en verwachting.
Dat laatste benadrukte Johannes de Heer. Dat aspect van de Bijbelse boodschap was naar zijn beleving weggezakt. Daar kwam hij voor op. De belangstelling die hij daarvoor opwekte, heeft echter maar minimaal weerklank gevonden. De toekomstverwachting als onderwerp is helaas onderbelicht gebleven. Ik denk namelijk op te kunnen merken dat de eschatologie in de verkondiging van de kerk er bekaaid van afkomt. Predikanten branden er liever hun vingers niet aan. Er zijn niet zoveel voorgangers en predikanten die het aandurven, vuurbang voor speculatieve exegese.
Geen interesse
De vraag laat zich stellen: zijn we daar als gewone christenen nog mee bezig? Het heeft niet zozeer onze interesse. Het kan ons niet zo boeien dat we een hemelse erfenis hebben en dat de Here Jezus Zijn gemeente tot Zich roept en haar ophaalt om te delen in de heerlijkheid van Zijn koningschap. Wij zullen met Hem als koningen heersen, is de belofte die ons wacht. Maar of dat ons nog interesseert? Wij zijn meestal meer van het ‘hiernumaals’ dan van het hiernamaals.
Toch is de Bijbel onomwonden duidelijk over dit onderwerp. Op tal van plaatsen in het Nieuwe Testament wordt zonder terughoudendheid de toekomstverwachting aan de orde gesteld, zoals in Openbaring 22: 17 ‘En de Geest en de bruid zeggen: Kom!’ Dit is een intrigerende tekst. In combinatie met de drievoudige uitroep van de Here Jezus wordt in Openbaring 22 een krachtig tafereel opgeroepen. Je zou kunnen zeggen dat hier sprake is van een beurtzang. Er is dus het roepen van Jezus dat Hij spoedig komen zal en er is het roepen van de Geest en de gemeente dat de Heer mag komen in Zijn heerlijkheid: Kom! Er is dus een wisselwerking. Hij roept en wij roepen, samen met de Geest. Wat een harmonisch verlangen aan het einde van de geschiedenis!
En wat het roepen van de Geest en de gemeente betreft, moet gezegd worden dat dat niet fluisterstil gebeurt. Nee, het werkwoord dat hier wordt gebruikt heeft het over een luid en duidelijk roepen, een scanderen bijna! Je moet er iets bij denken van iemand die met zijn handen rond de mond staat om het zo ver mogelijk te laten klinken.
De Geest gaat voorop
Het is dan maar goed dat we als gemeente niet geheel op onszelf zijn aangewezen. Dat we daarbij de hulp van de Heilige Geest krijgen. Want ons roepen klinkt zo zwak, zo futloos, zo onhoorbaar vaak. Dan mogen we inderdaad blij zijn dat we in de leerschool van de Heilige Geest zitten. Het valt op dat de Geest als eerste wordt genoemd. ‘De Geest en de bruid zeggen: Kom!’ De Geest gaat dus voorop, neemt het voortouw en leidt de gemeente daarin, zoals de Geest ons in alle dingen leidt. De gemeente is dus niet de eerste en enige die verlangt naar de komst van de Here Jezus. De gemeente mag de Heilige Geest daarin volgen en naspreken. Die Geest is de Leermeester en zoals een oud lied van de kerk der eeuwen zegt: “De heil’ge Geest, die in de waarheid leidt, doet aan zijn Kerk Gods heilgeheimen weten.” We hebben dat gewoon nodig. De Geest wekt het verlangen naar de bruidegom bij de bruid op. De Geest helpt de gemeente als bruid vrijmoedig de bruidegom naderbij te bidden.
Trouwens, de metafoor van bruidegom en bruid is veelzeggend. Het typeert de verbinding tussen de Here Jezus en de gemeente. We vinden in het Nieuwe Testament de term bruid vaker als aanduiding van de gemeente. Natuurlijk zijn er ook de andere metaforen, maar heel in het bijzonder is daar de metafoor van het huwelijk tussen bruidegom en bruid. De bruid die door de bruidegom wordt opgehaald zoals in de gelijkenis van de vijf wijze en vijf dwaze bruidsmeisjes, waarbij de bruidegom maar uitblijft en vertoeft te komen. We kunnen er niet omheen dat de gemeente als bruid een typische benaming is voor de gemeente in haar eschatologische gestalte.
In het wit gekleed
We kennen vanuit het Nieuwe Testament de uitspraken dat de bruid zich moet gereedmaken om de bruidegom te ontmoeten. Paulus noemt de gemeente ‘de reine maagd, die voor Christus wordt gesteld’. Er vallen woorden als ‘stralend’, ‘zonder vlek of rimpel’, ‘heilig en onbesmet’. Als vanzelf komt hierbij de kleur wit bij ons op dat in het bewustzijn van heel veel mensen een stevige verankering heeft. In de mode voor de bruid is er nog steeds een sterke voorkeur voor de kleur wit als teken van reinheid, of dat aan de werkelijkheid beantwoordt of niet.
Een tante van mijn vrouw, die meer dan veertig jaar in de zending in het buitenland heeft gezeten, heeft zich altijd in het wit gekleed. Witte rokken, witte blouses, witte truien, witte mantelpakjes, witte kousen, witte schoenen en ook een charmante witte haarband. Een andere kleur van haar kleding was er niet. Altijd was haar verschijning in het wit. Zij drukte hiermee uit dat zij hoorde bij de gemeente, bij de bruid van Christus en altijd bereid was Hem te ontmoeten, op welk tijdstip van de dag ook. Openbaring 22 droeg zij bij wijze van spreken in haar hart: ‘Zie, Ik kom spoedig!’. Haar gaan door het leven, haar staan in de wereld, haar dienen van mensen was in afwachting van haar Heiland waarvan zij de voetstappen al hoorde naderen. Wij, mijn vrouw en ik, vonden dat altijd heel bijzonder en fascinerend en haar kleedgedrag legde een sprekend getuigenis af zonder dat er een woord viel. Vlak voor haar dood kreeg mijn vrouw van haar een nachtjapon. U raadt het al: de kleur was wit.
Een innerlijke houding
Zij drong haar handelwijze aan niemand op, maar leefde dagelijks bij de werkelijkheid van de wederkomende Heer en was voorbereid. Zijn wij voorbereid? Hoe zijn wij voorbereid? Daar kunnen we genuanceerd over denken. Het zit ‘m niet in de kleding. Belangrijker is natuurlijk wat Petrus in zijn tweede brief over de gemeente zegt met betrekking tot de wederkomst als een innerlijke houding van ‘heilige levenswandel en godsvrucht’: ‘Beijver u om onbevlekt en smetteloos door hem bevonden te worden in vrede’ (2 Petrus 3:11, 14). Zo kunnen wij voorbereid zijn. Voorbereid zijn is lang niet altijd iets van de buitenkant, het is hoe ons hart gericht is op de openbaarwording van Gods Koninkrijk in de komst van Jezus als de wederkomende Koning.
Heiliging van ons leven is de wijze waarop wij ons op Jezus’ komst kunnen voorbereiden. Leven uit de genade van de verlossing en leven uit de volheid van de Geest waren ook de drijfveren van Johannes de Heer. Wachten ging bij hem met werken gepaard. Daarom evangeliseerde hij ook vurig. Op stilzitten kon men hem niet betrappen! Altijd in de weer voor Koning Jezus.
Hij vertrouwde geheel op het volgende: de Here Jezus zegt in vers 13: ‘Ik ben de Alfa, en de Omega, het Begin en het Einde, de Eerste en de Laatste.’ Wat een troost! “Wat een uitzicht bruidsgemeente”, dichtte Johannes de Heer. Jezus houdt de wereld in Zijn hand en zal ermee tot voltooiing komen. Dat is waarop wij hopen. Dat is waarom wij bidden als gemeente, samen met de Geest die in ons hart woont, ons leidt en ons onderwijst. Wij bidden met die Geest om de komst van Jezus: ‘Kom, Here Jezus, Kom!
Yme Horjus
Het Bijbelboek Openbaring eindigt met het hoopvolle perspectief van de wederkomende Heer, Die dat Zelf betuigt! Hij laat ons niet in het ongewisse. We lezen tot driemaal toe: ‘Ik kom spoedig!’ (in vers 7, 12 en 20). Driemaal dus een identieke uitspraak over Jezus’ wederkomst. Mooi dat het in de Bijbel daarop uitloopt.
Dat correspondeert met vers 17, waarin de Geest en de bruid in gezamenlijkheid uitroepen: ‘Kom!’ De Geest en de bruid heffen hun lied van verlangen aan om de komst van de Heiland van de wereld, die als de blinkende morgenster zal verschijnen in deze wereld. Een wereld die zijn einde nadert, maar tevens ook transformeert naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde die God laat aanbreken. Er is hier sprake van een duet dat de Geest en de gemeente zingen en bidden: Kom! En er is de oproep tot instemming en participatie: ‘laat hij die het hoort, zeggen: Kom!’
Levendige belangstelling
Er zijn tijden geweest dat dit de mensen bovenmate kon boeien: de vraag naar wat kòmen zal. In de geschiedenis van de kerk zijn er momenten geweest dat er een levendige belangstelling was naar alles van de toekomende dingen. Dat ging in golfbewegingen. Er is nu sprake van een neerwaartse beweging en verminderde interesse. In de laatste 100 jaar zijn er toch enkele geweest die aandacht vroegen voor de ‘eschatologie’ (eindtijdleer). Iemand als Johannes de Heer heeft op grond van Bijbelstudie al 100 jaar geleden ontdekt dat Israël niet had afgedaan en dat de vervangingsleer onterecht was. Hij bood met zijn blad Het Zoeklicht niet alleen nieuw zicht op Israël en de terugkeer van het Joodse volk naar het land der vaderen, maar ook kwam de heerlijke en glorierijke terugkomst van Jezus bij hem ter sprake. Zijn boodschap was dat De Here Jezus zou weerkeren op de wolken van de hemel. Zijn boodschap is in drie woorden samen te vatten: verlossing, vervulling en verwachting.
Dat laatste benadrukte Johannes de Heer. Dat aspect van de Bijbelse boodschap was naar zijn beleving weggezakt. Daar kwam hij voor op. De belangstelling die hij daarvoor opwekte, heeft echter maar minimaal weerklank gevonden. De toekomstverwachting als onderwerp is helaas onderbelicht gebleven. Ik denk namelijk op te kunnen merken dat de eschatologie in de verkondiging van de kerk er bekaaid van afkomt. Predikanten branden er liever hun vingers niet aan. Er zijn niet zoveel voorgangers en predikanten die het aandurven, vuurbang voor speculatieve exegese.
Geen interesse
De vraag laat zich stellen: zijn we daar als gewone christenen nog mee bezig? Het heeft niet zozeer onze interesse. Het kan ons niet zo boeien dat we een hemelse erfenis hebben en dat de Here Jezus Zijn gemeente tot Zich roept en haar ophaalt om te delen in de heerlijkheid van Zijn koningschap. Wij zullen met Hem als koningen heersen, is de belofte die ons wacht. Maar of dat ons nog interesseert? Wij zijn meestal meer van het ‘hiernumaals’ dan van het hiernamaals.
Toch is de Bijbel onomwonden duidelijk over dit onderwerp. Op tal van plaatsen in het Nieuwe Testament wordt zonder terughoudendheid de toekomstverwachting aan de orde gesteld, zoals in Openbaring 22: 17 ‘En de Geest en de bruid zeggen: Kom!’ Dit is een intrigerende tekst. In combinatie met de drievoudige uitroep van de Here Jezus wordt in Openbaring 22 een krachtig tafereel opgeroepen. Je zou kunnen zeggen dat hier sprake is van een beurtzang. Er is dus het roepen van Jezus dat Hij spoedig komen zal en er is het roepen van de Geest en de gemeente dat de Heer mag komen in Zijn heerlijkheid: Kom! Er is dus een wisselwerking. Hij roept en wij roepen, samen met de Geest. Wat een harmonisch verlangen aan het einde van de geschiedenis!
En wat het roepen van de Geest en de gemeente betreft, moet gezegd worden dat dat niet fluisterstil gebeurt. Nee, het werkwoord dat hier wordt gebruikt heeft het over een luid en duidelijk roepen, een scanderen bijna! Je moet er iets bij denken van iemand die met zijn handen rond de mond staat om het zo ver mogelijk te laten klinken.
De Geest gaat voorop
Het is dan maar goed dat we als gemeente niet geheel op onszelf zijn aangewezen. Dat we daarbij de hulp van de Heilige Geest krijgen. Want ons roepen klinkt zo zwak, zo futloos, zo onhoorbaar vaak. Dan mogen we inderdaad blij zijn dat we in de leerschool van de Heilige Geest zitten. Het valt op dat de Geest als eerste wordt genoemd. ‘De Geest en de bruid zeggen: Kom!’ De Geest gaat dus voorop, neemt het voortouw en leidt de gemeente daarin, zoals de Geest ons in alle dingen leidt. De gemeente is dus niet de eerste en enige die verlangt naar de komst van de Here Jezus. De gemeente mag de Heilige Geest daarin volgen en naspreken. Die Geest is de Leermeester en zoals een oud lied van de kerk der eeuwen zegt: “De heil’ge Geest, die in de waarheid leidt, doet aan zijn Kerk Gods heilgeheimen weten.” We hebben dat gewoon nodig. De Geest wekt het verlangen naar de bruidegom bij de bruid op. De Geest helpt de gemeente als bruid vrijmoedig de bruidegom naderbij te bidden.
Trouwens, de metafoor van bruidegom en bruid is veelzeggend. Het typeert de verbinding tussen de Here Jezus en de gemeente. We vinden in het Nieuwe Testament de term bruid vaker als aanduiding van de gemeente. Natuurlijk zijn er ook de andere metaforen, maar heel in het bijzonder is daar de metafoor van het huwelijk tussen bruidegom en bruid. De bruid die door de bruidegom wordt opgehaald zoals in de gelijkenis van de vijf wijze en vijf dwaze bruidsmeisjes, waarbij de bruidegom maar uitblijft en vertoeft te komen. We kunnen er niet omheen dat de gemeente als bruid een typische benaming is voor de gemeente in haar eschatologische gestalte.
In het wit gekleed
We kennen vanuit het Nieuwe Testament de uitspraken dat de bruid zich moet gereedmaken om de bruidegom te ontmoeten. Paulus noemt de gemeente ‘de reine maagd, die voor Christus wordt gesteld’. Er vallen woorden als ‘stralend’, ‘zonder vlek of rimpel’, ‘heilig en onbesmet’. Als vanzelf komt hierbij de kleur wit bij ons op dat in het bewustzijn van heel veel mensen een stevige verankering heeft. In de mode voor de bruid is er nog steeds een sterke voorkeur voor de kleur wit als teken van reinheid, of dat aan de werkelijkheid beantwoordt of niet.
Een tante van mijn vrouw, die meer dan veertig jaar in de zending in het buitenland heeft gezeten, heeft zich altijd in het wit gekleed. Witte rokken, witte blouses, witte truien, witte mantelpakjes, witte kousen, witte schoenen en ook een charmante witte haarband. Een andere kleur van haar kleding was er niet. Altijd was haar verschijning in het wit. Zij drukte hiermee uit dat zij hoorde bij de gemeente, bij de bruid van Christus en altijd bereid was Hem te ontmoeten, op welk tijdstip van de dag ook. Openbaring 22 droeg zij bij wijze van spreken in haar hart: ‘Zie, Ik kom spoedig!’. Haar gaan door het leven, haar staan in de wereld, haar dienen van mensen was in afwachting van haar Heiland waarvan zij de voetstappen al hoorde naderen. Wij, mijn vrouw en ik, vonden dat altijd heel bijzonder en fascinerend en haar kleedgedrag legde een sprekend getuigenis af zonder dat er een woord viel. Vlak voor haar dood kreeg mijn vrouw van haar een nachtjapon. U raadt het al: de kleur was wit.
Een innerlijke houding
Zij drong haar handelwijze aan niemand op, maar leefde dagelijks bij de werkelijkheid van de wederkomende Heer en was voorbereid. Zijn wij voorbereid? Hoe zijn wij voorbereid? Daar kunnen we genuanceerd over denken. Het zit ‘m niet in de kleding. Belangrijker is natuurlijk wat Petrus in zijn tweede brief over de gemeente zegt met betrekking tot de wederkomst als een innerlijke houding van ‘heilige levenswandel en godsvrucht’: ‘Beijver u om onbevlekt en smetteloos door hem bevonden te worden in vrede’ (2 Petrus 3:11, 14). Zo kunnen wij voorbereid zijn. Voorbereid zijn is lang niet altijd iets van de buitenkant, het is hoe ons hart gericht is op de openbaarwording van Gods Koninkrijk in de komst van Jezus als de wederkomende Koning.
Heiliging van ons leven is de wijze waarop wij ons op Jezus’ komst kunnen voorbereiden. Leven uit de genade van de verlossing en leven uit de volheid van de Geest waren ook de drijfveren van Johannes de Heer. Wachten ging bij hem met werken gepaard. Daarom evangeliseerde hij ook vurig. Op stilzitten kon men hem niet betrappen! Altijd in de weer voor Koning Jezus.
Hij vertrouwde geheel op het volgende: de Here Jezus zegt in vers 13: ‘Ik ben de Alfa, en de Omega, het Begin en het Einde, de Eerste en de Laatste.’ Wat een troost! “Wat een uitzicht bruidsgemeente”, dichtte Johannes de Heer. Jezus houdt de wereld in Zijn hand en zal ermee tot voltooiing komen. Dat is waarop wij hopen. Dat is waarom wij bidden als gemeente, samen met de Geest die in ons hart woont, ons leidt en ons onderwijst. Wij bidden met die Geest om de komst van Jezus: ‘Kom, Here Jezus, Kom!
Yme Horjus