De gemeente en Israël, een lastige relatie

ds. Theo Niemeijer • 91 - 2015 • Uitgave: 11
Aan de ene kant hangen velen de vervangingsleer aan, waarbij de kerk de plaats van Israël ingenomen heeft, maar daarnaast zijn er ook velen die juist het tegenovergestelde beweren, dat we als gemeente in Israël ingelijfd zijn. Welke leer is nu Bijbels? (R. B. te @)

Antwoord:
Geen van beide is Bijbels! De Bijbel maakt ons duidelijk dat de Here God voor de toekomst nog een bijzonder plan heeft met Zijn verbondsvolk Israël. Het feit dat Israël als natie voor een bepaalde tijd uit het beeld verdwenen is, past in Gods heilsplan voor de heidenen. Romeinen 11:11-12 maakt ons duidelijk dat de val van Israël nodig was om de heidenen te redden, maar dat straks ook dit gevallen volk tot volheid zal komen en tot rijkdom voor de heidenen zal worden. Vele Oudtestamentische profetieën gaan over de heerschappij van de Messias, vanuit Jeruzalem over het huis van Jakob. Wanneer we aan deze beloften voorbij zouden gaan en Zijn heerschappij zouden betrekken op de tijd van nu en de rol van de kerk hierin, dan zouden vele profetieën geen enkele betekenis meer hebben. Zo leidt de vervangingstheologie tot een verschraling en uitholling van de Bijbelse profetieën.
Andersom is het ook on-Bijbels te geloven dat we als gemeente uit de heidenen ingelijfd zijn in Israël. Velen baseren deze gedachte op de gelijkenis van de Olijfboom uit Romeinen 11:16-21, waar gesproken wordt over de ongelovige takken van Israël die van deze boom weggebroken zijn en de heidense christenen, tegen hun natuur in, op hun plaats tussen de natuurlijke takken op deze Olijfboom geënt zijn. In dit beeld zien we dat zowel de Joden als de heidenen met takken vergeleken worden, takken die gedragen worden door de saprijke wortel en die wortel is niemand anders dan de Here Zelf en Zijn beloften waar we deel aan krijgen. We hebben deel gekregen aan Christus en zijn één plant met Hem geworden (Romeinen 6:5). Zo zijn we niet ingelijfd in Israël, maar in Christus, samen met de gelovigen Joden en de gelovigen uit de heidenen.
Met de gelovige Joden vormen we die ene kudde waarover de Here Jezus het in Johannes 10:16 heeft, ‘waarbij geen sprake is van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrouwelijk, gij allen zijt immers één in Christus Jezus’ (Galaten 3:28).
Wanneer de gemeente opgenomen wordt, zullen ook alle gelovige Joden opgenomen worden, ook daarin vormen we samen met de gelovige Joden de bruid van Christus. Nergens leert ‘Het Zoeklicht’, zoals u in uw brief suggereert, dat de Gemeente opgenomen wordt en de Joden achtergelaten worden. Nee, alle Messias-belijdende Joden zullen samen met de gelovige heidenen in een oogwenk weggevoerd worden de Here tegemoet in de lucht. Echter, het ongelovige deel van het Joodse volk zal na de opname op aarde achterblijven om de ‘benauwdheid voor Jakob’ mee te maken, waaruit dit volk behouden en gered zal worden (Jeremia 30:5-7).
Handelingen 15 maakt ons duidelijk dat de gelovigen uit de heidenen zich niet als Jood behoeven te gedragen. Jakobus oordeelt dat men de heidenen die zich tot God bekeren niet lastig moet vallen met zaken zoals besnijdenis en andere Joodse rituelen, met uitzondering van ‘onthouding van wat door de afgoden bezoedeld is, van hoererij, het verstikte en het bloed’ (vers 20). Er wordt geen woord gerept over het houden van de sabbat, het houden van de Joodse feestdagen en de spijswetten. Later komt Paulus hierop terug, wanneer sommigen de gelovigen-uit-de-heidenen toch lastig willen vallen met hun Joodse gebruiken: ‘Laat dan niemand u blijven oordelen inzake eten en drinken of op het stuk van een feestdag, nieuwe maan of sabbat, dingen, die slechts een schaduw zijn van hetgeen komen moest, terwijl de werkelijkheid van Christus is’ (Kolossenzen 2:16-17).
Christenen die zich nu met allerlei Joodse inzettingen bezighouden, houden zich bezig met de schaduw en vergeten de werkelijkheid in Christus! Paulus noemt de gemeente ‘een nieuwe mens’, niet Joods, niet heidens, niet voortbordurend op de Joodse inzettingen, maar helemaal nieuw!
De beweringen dat de gemeente van Christus vandaag de vrucht van de kerk van Rome is, valt zeer te betwijfelen. Ook onder de invloed van Rome bleven kleine gemeenten bestaan die vasthielden aan Gods Woord. Ook al heeft de kerk van Rome de zondag officieel als dag van samenkomst geordineerd, vele gemeenten kwamen daarvoor allang op de eerste dag van de week samen, waarmee er voor hen helemaal niets veranderde! Door velen wordt de huidige gemeente te veel gezien als het product van Rome, een bewering die historisch niet juist is. De ware, reine bruidsgemeente was er altijd, ook in de duistere middeleeuwen! Ook toen al waren er christenen die vast geloofden in het herstel van Israël en de opname van de gemeente.
Als kind van God ben ik dus ingelijfd in Christus, waarbij ik, evenals de gelovige Joden, deel gekregen heb aan de saprijke wortel, Christus Zelf, die alle dorstigen uitnodigt om bij Hem te drinken.


Wat als je christen bent, de Here Jezus van harte liefhebt en belijdt als je Heiland en Verlosser, je overtuigd bent dat Hij voor je zonden gestorven is, maar dat je vlak voor je sterft een ruzie met iemand hebt, die dus voor je sterft niet goedgemaakt is of vergeving voor gevraagd is, zou je dan toch verloren kunnen gaan? (R. D. te @)

Antwoord:
De Bijbel roept ons op om elkaar te verdragen en te aanvaarden. Dat valt lang niet altijd mee. Zelfs de apostelen kregen wel eens onenigheid met elkaar. Voor zover het van ons afhangt, dienen we vrede met alle mensen te houden (Romeinen 12:18), leert Paulus ons. Ons leven op aarde zal echter lang niet rimpelloos verlopen en voor ons sterven zullen nog heel wat kreukels overblijven die niet weggestreken kunnen worden. Er is geen enkele christen die bij zijn sterven uit zichzelf volmaakt is.
Natuurlijk is het jammer, wanneer een kind van God ruzie met iemand heeft en deze niet bijgelegd is voor het sterven. Hiervoor zal hij of zij zich moeten verantwoorden voor de rechterstoel van Christus (2 Korintiërs 5:10), maar de niet bijgelegde ruzie heeft geen invloed op zijn of haar behoud.
We mogen weten dat door het offer op Golgotha al onze zonden gedragen zijn. Al mijn zonden heeft Hij in zijn lichaam aan het kruis gebracht, waar Hij de straf voor mijn zonden gedragen heeft (1 Petrus 2:24). Daar hoort ook de zonde bij die we vóór ons sterven niet meer beleden hebben. In het offer van Christus zijn we eens voor altijd geheiligd en volmaakt (Hebreeën 10:10,14).
Dit betekent niet dat we dan maar raak kunnen zondigen, zo van: ‘mijn vrouw houdt zo veel van mij, ik kan doen wat ik wil’! De zonden die we als christenen op aarde nog plegen, verstoren wel het contact dat we met de Here hebben, maar door Gods genade blijven we ondanks alles Zijn kind. Johannes leert ons in zijn eerste brief, dat we ons zelf niet moeten misleiden door te zeggen dat wij geen zonden hebben. Deze regels schreef hij aan gelovigen! Zolang we op aarde leven hebben we te maken met de aanwezigheid van zonden. Pas wanneer we opgenomen worden, zullen we ook van de aanwezigheid van de zonden verlost worden. We dienen echter wel onze zonden te belijden, want dan is Hij ook getrouw ons de zonden te vergeven en ons te reinigen (1 Johannes 1:8-9).
Ruzie speelt zich af tussen twee of meerdere personen. Na het overlijden van de persoon waarmee je ruzie had, kun je vaak met een schuldgevoel achterblijven: “Had ik het nu toch maar goed gemaakt, toen hij nog leefde, nu kan het niet meer!” Zo zouden we hierdoor ons gehele leven negatief kunnen laten beïnvloeden. Dit kan nooit Gods wil zijn. We mogen ons falen hierin aan Hem belijden en Hij schenkt ons vergeving en zal ons schuldgevoel wegnemen.

Theo Niemeijer