De Gemeente: bruid en/of lichaam van Christus?

Theo Niemeijer • 94 - 2018 • Uitgave: 9
In een studie van Family7 werd gezegd dat de Gemeente de bruid van Christus is, maar dat is toch Israël? De Gemeente is toch het lichaam van Christus? (C.H. te @)

Antwoord:

Gods Woord illustreert de relatie die er tussen Christus en de Gemeente is op verschillende manieren. Zo wordt er gesproken over:
• de wijnstok en de rank
• de Herder met Zijn kudde schapen
• het Fundament (de Rots) met daarop het huis
• het Hoofd met het lichaam
• de Bruidegom en de bruid
Elk beeld heeft zo haar eigen betekenis. De wijnstok en de ranken spreekt van de organische eenheid die tussen de Here Jezus en de Gemeente bestaat, waardoor we in staat zijn vrucht te dragen. De Herder en de kudde spreekt van onze afhankelijkheid naar Hem toe en de bereidheid, Hem te volgen. Het Fundament en het huis dat daarop gebouwd is, spreekt van het vertrouwen dat we op Hem mogen hebben en het huis waarin Hij verheerlijkt, gediend en aanbeden wordt. Het Hoofd en het lichaam spreekt van de onderdanigheid van de Gemeente aan Christus om Hem als Hoofd te erkennen. Zoals het lichaam uit vele verschillende leden bestaat, zo mogen we Hem, maar ook elkaar, op een unieke wijze dienen. De Bruidegom en de bruid spreekt van de onderlinge liefde tussen Christus en de Gemeente en het verlangen om elkaar te ontmoeten.
Net zoals we vier Evangeliën hebben die ons vertellen over het aardse leven van de Here Jezus, zo hebben we hier verschillende beelden die ons laten zien wie en wat de Gemeente is. Het lijkt soms wel eens dat het ene Evangelie het andere tegenspreekt, maar dat blijkt niet zo te zijn. Gezamenlijk geven ze één beeld van wie de Here Jezus is. Zo is dit ook met de verschillende beelden van de Gemeente.

Er wordt nog wel eens gezegd dat de Gemeente de bruid niet kan zijn, omdat zij het lichaam van Christus is. Maar dit argument geldt dus niet! Over het geheim van Christus en de Gemeente lezen we in Efeziërs 5:31-32 het volgende: ‘Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen tot één vlees zijn. Dit geheimenis is groot, doch ik spreek met het oog op Christus en de gemeente’.
De Here Jezus heeft zowel Zijn Vader als Zijn moeder verlaten. We weten dat Christus het Vaderhuis verlaten heeft en aan het kruis totaal verlaten gehangen heeft en dat deed Hij voor de Gemeente (Efeziërs 5:25). Ook weten we dat Hij onder geween afscheid nam van het Joodse volk en hen aanzegde, dat ze hem niet meer zouden zien… totdat! (Lucas 19:41-42 en Matteüs 23:37-39). Het Joodse volk wordt in de Bijbel beschreven als de ‘vrouw’, waaruit de Here Jezus geboren is (bijvoorbeeld in Openbaring 12). Ook wanneer het volk Israël de Here Jezus bij Zijn wederkomst zal ontmoeten, zal het volk over Hem ‘een rouwklacht aanheffen over een enig Kind en leed dragen om hun Eerstgeborene’ (Zacharia 12:10). De relatie tussen Israël en de Here Jezus wordt dus omschreven als een ‘moeder-zoon relatie! God de Vader en Israël hadden een ‘Man-vrouw relatie’, waaruit de Here Jezus geboren is, die zich aan de Gemeente verbonden heeft. Nogmaals, het gaat hier om beelden die de relatie tussen Israël en de Here God, maar ook de relatie tussen Christus en de Gemeente willen illustreren. Wanneer de nieuwe hemel en de nieuwe aarde verschijnen, dan is al het onderscheid verdwenen en zal God bij ‘de mensen’ zijn. Dan wordt er niet meer over verschillende volken gesproken, zelfs niet meer over Israël of de Gemeente, maar gewoon over de mensen (Openbaring 21:1-7)!


Hoe moeten we als christenen omgaan met donorregistratie? (J. P. te E. en H. de R. te A.)

Antwoord:

Nu het wetsvoorstel op de donorregistratie ook door de Eerste Kamer met een nipte meerderheid aanvaard is, wordt het tijd om ons als gelovigen te bezinnen op deze ontwikkeling. Vele tienduizenden hebben hun donorregistratie juist na dit regeringsbesluit ingetrokken en willen niet langer donor zijn. De reden is dat velen vrijwillig voor het donorschap gekozen hebben en nu min of meer de indruk krijgen dat de overheid hierover gaat beslissen. ‘Doneren’ heeft te maken met ‘donatie’ en staat voor het geven van een ‘gift’. In dit wetsvoorstel is er geen sprake meer van een liefdevolle en betrokken gift, maar van een zakelijke ‘ontvreemding’ van je lichaam na het sterven. Velen zien daarom nu af van het donorschap. Het ‘geenbezwaarsysteem’ gaat ervanuit dat wanneer je geen bezwaar hebt om donor te zijn, je automatisch als donor geregistreerd wordt, tenzij je actief aangeeft geen donor te willen zijn. D66 hoopt hiermee het tekort aan donoren te kunnen opvangen, maar tot nu toe leidt dit besluit tot een tegenovergesteld effect.
En zo werd het ‘toestemmingsysteem’ vervangen door het ADR (actieve donorregistratiesysteem), waarbij aan iedereen vanaf achttien jaar de volgende vier keuzes voorgelegd worden:
1. Ik geef toestemming
2. Ik geef geen toestemming
3. Mijn nabestaanden beslissen
4. Een speciaal te benoemen persoon beslist.
Wanneer men niet reageert, wordt men automatisch donor, zo werkt het!

Nu is tegen het donorschap Bijbels niet veel in te brengen, maar wel over de manier waarop dit tot stand komt. Het feit dat de overheid ongevraagd je lichaam mag gebruiken voor doeleinden die zij belangrijk vindt, stuit mij tegen de borst. Wordt ons lichaam na ons overlijden een gebruiksvoorwerp waar we de zaken uit kunnen halen die we nodig hebben? Is ons lichaam niet meer dan ‘iets’? Is en blijft het lichaam ook na het overlijden niet Gods eigendom dat we met respect en eerbied dienen te behandelen?

Zijn er ook grenzen aan orgaandonatie, of kunnen straks alle organen met het grootste gemak hergebruikt worden? Gaat het dan ook om identiteit gevoelige organen, zoals hersencellen en genetisch materiaal? Wanneer we onze organen beschikbaar willen stellen, lijkt het me wel heel belangrijk om aan te geven om welke organen het gaat. Verder is het goed te bedenken dat de Here God de grens van leven en dood bepaalt en niet de medische wetenschap. Soms moet je aanvaarden dat het lichaam op is en dat het tijd is om je hierin aan onze Hemelse Vader over te geven. Aan de andere kant ken ik iemand die in grote dankbaarheid met een donorhart leeft en voor zijn gezin nog tot grote zegen is. U begrijpt wel, dat het hier om hele persoonlijke overwegingen gaat, zaken waar de overheid niet zomaar overheen kan walsen!
Verder krijgen we in onze samenleving ook steeds meer te maken met een heuse handel in organen. Er gaat veel geld in om en sommigen weten met deze handel erg rijk te worden en schuwen zelfs de misdaad niet.
En hoe zou u het vinden, wanneer één van uw organen in het lichaam getransplanteerd wordt van iemand die niet gelooft of zich na zijn sterven laat cremeren? Dan wordt dus ook een gedeelte van uw lichaam gecremeerd! U begrijpt wel dat het hier om vele overwegingen gaat die we als gelovigen goed moeten doordenken.
Daarnaast is het goed te weten hoe de organen uit het lichaam gehaald worden. In veel gevallen kan dit alleen terwijl het lichaam nog ademhaalt en doorbloed wordt. Ademhaling en hartslag moeten dus nog aanwezig zijn om zo de organen uit een nog ‘levend lichaam’ te verwijderen. Nu kan een lichaam kunstmatig beademd worden en het hart kloppend gehouden worden. Bij reanimatie kan de ademhaling en hartslag weer op gang komen, zelfs na enkele minuten. Daarom is het ontbreken van de hartslag en ademhaling niet meer doorslaggevend voor een overlijdensverklaring. Men gaat er vanuit dat een mens pas echt dood is wanneer er geen hersenfunctie meer is en men als ‘hersendood’ aangemerkt wordt. Op dat moment worden hartslag en ademhaling kunstmatig in gang gehouden om zo de levende organen te kunnen verwijderen. Toch wordt over de status van ‘hersendood’ vandaag door wetenschappers nog druk gediscussieerd en ook hier bestaan nog veel meningsverschillen over.

Al met al een ingewikkelde materie, waar je niet lichtzinnig mee om moet gaan en waarin je om Gods wijsheid en leiding mag vragen om te ontdekken wat hierin Gods wil is.

Theo Niemeijer