De gemeenschap der heiligen

Feike ter Velde • 75 - 1999/2000 • Uitgave: 9
De brieven van Paulus beginnen bijna allemaal met de aanhef tot de 'heiligen en gelovigen'. De gelovigen worden heiligen genoemd. In de belijdenis van de Kerk der eeuwen wordt gesproken over de 'gemeenschap der heiligen'. Wat zien we ervan aan het einde van de twintigste eeuw?

Er is een groeiend verlangen naar opwekking en geestelijke vernieuwing en verdieping. Dat zijn allemaal zegeningen. Die zegeningen mogen we tellen en we mogen er dankbaar voor zijn. Maar toch moeten we onszelf ook andere vragen stellen. Zoals deze:
Hoe staat het ervoor met ‘de gemeenschap der heiligen’?



Het staat niet meer elke dag in de krant, maar nog steeds lopen de ledentallen van de gevestigde kerken in ons land – overigens ook in andere landen van Europa - sterk terug. Tal van sociologen hebben zich al over het fenomeen gebogen. Een duidelijke trend is: niet het geloof als zodanig is op zijn retour maar de beleving ervan binnen een instituut - de kerk dus - wordt niet meer als noodzakelijk of belangrijk ervaren.
Die ontwikkeling leidt tot een vervreemding van de organisatie en uiteindelijk tot het verbreken van de band met die organisatie. Het gevoel tot enige verplichting is dan ook niet langer aanwezig.

Deze ontwikkelingen - zowel in de R.K.-kerk als in de Hervormde en Gereformeerde Kerken - werden steeds meer duidelijk in de jaren na de oorlog, maar zette eerst sterk door in de jaren '60 en '70. Dat waren de jaren van de opkomst van de nieuwe vrijzinnigheid in de theologie. De kansel werd steeds meer de lanceerplaats van de nieuwe vrijzinnige denkbeelden, en de opnieuw verwoorde, maar toch aloude bijbelkritiek. Het was een orkaan, die door de kerken ging, een revolutie. Kerkelijke debatten waren zelfs op de televisie te zien en 'progressieve' priesters en dominees konden vrijuit hun ideeën lanceren, zonder veel tegenspraak te krijgen. De theologen gingen voorop in de afval en in het ondergraven van Gods Woord, maar "dat wil nog niet zeggen, dat de gemeenteleden vrijuit gaan" (ds. A.M. Lindeboom). Beiden hebben schuld.

De dominees werden steeds meer bezet door allerlei ander werk dan pastoraat en prediking. De preken werden steeds minder van kwaliteit en het kerkbezoek daalde in snel tempo. Dominees werden meestal niet 'tot de orde geroepen' als hun preken verzandden in vrijzinnige prietpraat. Zo zette een spiraal naar beneden in, die niet meer was te keren. De ene partij, de gemeente, versterkte de opvattingen en de houding van de andere partij, de theologen, en omgekeerd. Het proces van kerkverlating is nog niet ten einde.

Kortgeleden maakte het Nederlands Dagblad melding van de resultaten van de laatste synodevergadering van de Gereformeerde Kerken (Vrijgemaakt). Men had over tal van moeilijke kerkelijke vraagstukken gesproken, men had beslissingen genomen en knopen doorgehakt. Vroeger zou er een storm van discussie zijn geweest en de argumenten zouden 'met hete hoofden en koude harten' krachtig worden uitgewisseld. Nu was het volkomen stil gebleven in deze kerken. Het instituut - de kerk en haar reilen en zeilen - spreekt de grote massa ook daar niet meer aan, zo luidde de conclusie.

EVANGELISCHE BEWEGING
In die woelige jaren '60 echter is er ook een uitzonderlijke groei van nieuwe evangelische gemeenten op gang gekomen. Door de nood in de bestaande kerken kon een dergelijke reactie ook niet uitblijven. We spreken vandaag zelfs over 'de evangelische beweging', waaronder niet alleen die nieuwe plaatselijke gemeenten gerekend worden, maar ook tal van evangelische organisaties. Ook de Evangelische Omroep is in diezelfde jaren ontstaan. De invloed van de Evangelische Omroep is niet gering. Er is openheid gegroeid in allerlei kerken. Er is meer ruimte gekomen voor vernieuwende elementen, zoals het zingen van opwekkingsliederen. Er wordt meer nagedacht over dingen, die vroeger als traditie onbespreekbaar vast stonden. Er is meer bewust geloven gekomen in kringen waar de dingen altijd automatisch werden aangenomen en overgingen 'van vader op zoon'. Er zijn overal gebedsgroepen in ons land. Er is een groeiend verlangen naar opwekking en geestelijke vernieuwing en verdieping. Dat zijn allemaal zegeningen. Die zegeningen mogen we tellen en we mogen er dankbaar voor zijn. Maar toch moeten we onszelf ook andere vragen stellen. Zoals deze: Hoe staat het ervoor met 'de gemeenschap der heiligen'?

We leven in de tijd van 'individualisering'. We leven in de tijd van de televisie en de 'personal computer', de pc. Jonge mensen zetten op straat en in de bus een koptelefoon op en luisteren naar hun eigen muziek. We trekken ons allemaal terug in ons eigen kleine wereldje. We zijn eenzame enkelingen aan 't worden. De tijden zijn veranderd, ook binnen de gemeente van Christus.

Die ontwikkeling is zorgelijk. Ze knaagt aan de fundamenten van de Gemeente van Christus, hoe zij ook is georganiseerd en met welke naam zij in de wereld bekend is. De Gemeente van Christus is bedoeld als 'gemeenschap der heiligen'. Niet alleen als doel in zichzelf, maar vooral om het leven van Christus in deze wereld gestalte te geven. Om die gemeenschap vorm en inhoud te geven heeft de Here 'gaven van de Geest' uitgedeeld en geestelijke leiders aangesteld "om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus, totdat wij allen de eenheid des geloofs en de volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben" (Ef. 4:12,13).

In dit bijbelgedeelte wordt de gemeenschap der heiligen in het bijzonder beschreven naar vorm, inhoud en doelstelling. Er is sprake van geestelijke groei van elke gelovige afzonderlijk en van de gemeente als geheel. De Gemeente als lichaam van Christus, zal "dan niet meer onmondig zijn, op en neer, heen en weer geslingerd onder allerlei wind van leer, door het valse spel der mensen…"

Deze dingen zijn erop gericht om het lichaam te doen groeien in kracht en om opgebouwd te worden in de liefde (Ef. 4:16).

Dat zijn geweldige dingen, die we in onze tijd kwijt zijn geraakt. Hoe we het ook wenden of keren, we zien vandaag een verzwakte Gemeente van christenen, waarbij we veel meer op onszelf zijn gericht dan op de ander en het geheel van de Gemeente en haar groei en welzijn. De 'gemeenschap der heiligen' is meestal ver te zoeken. Soms is het er even, bij lijden, ziekte en dood. Dan ervaren we er iets van en we zouden het vast willen houden, want we hebben geproefd hoe geweldig het is. We hebben iets geproefd van wat de Here bedoelt in Zijn Woord. Maar meestal ebt het snel weer weg en verglijden de dagen weer naar de geestelijke grijsheid van weleer.

RELATIE MET CHRISTUS?
Hoe komt het toch dat we zo falen in de Gemeente van Christus als het gaat om de gemeenschap der heiligen? Het ligt niet aan de kerk als geheel, maar aan de gelovige persoonlijk. Dat leert ons de apostel Paulus. Hij leert ons dat we moeten 'groeien naar Christus toe'. Vanuit die persoonlijke verbondenheid met de Here Jezus leren we ook 'in de bediening van Christus te staan'. Uiteindelijk worden we opgebouwd in… de liefde! Ons gebrek ligt dus in die persoonlijke relatie met de Here Jezus. Die relatie leggen en onderhouden, dat moeten we leren. Het is in wezen het 'leven door de Geest'.

We moeten terug naar wat we zijn kwijtgeraakt. We moeten terugkeren, zoals de verloren zoon terugkeerde tot zijn vader. We hebben het Vaderhuis verlaten. We kunnen de stem van de Vader niet meer horen: 'Je bent mijn zoon, mijn kind in wie ik al mijn welbehagen heb". We zijn vergeten dat we zelf bemind worden, omdat we het Vaderhuis verlieten en het overal en nergens zijn gaan zoeken. Maar er is nergens te vinden wat we alleen ontvangen in het huis van de Vader dat we verlieten. We zijn de ware liefde kwijt.

Die ware liefde, die ons deel maakt van de ware gemeenschap der heiligen - de Gemeente van Christus - is alleen bij de Here Zelf terug te krijgen. Het is alleen door de Heilige Geest te ontvangen (Rom. 5:5). Het zit niet in onszelf. We moeten het van Hem ontvangen. Als we het vragen wil Hij het ons geven. "Wie bidt ontvangt", zegt de Heiland immers? We zijn doof geworden voor Zijn liefdesaanbod. We zijn onbereikbaar geworden voor Zijn zegeningen. We gingen weg van Hem en van de plaats waar we het hadden kunnen ontvangen. We gingen zoeken op andere plekken, we gingen het verwachten van onszelf en verborgen ons in het wereldje van ons eigen-ik. We werden tot eenzame zielepieten, net als die verloren zoon. Laten we opstaan en tot de Vader gaan! Hij heeft ons onuitsprekelijk lief en wil onze hand vatten en ons brengen in de gemeenschap der heiligen, ons eindelijk thuis.

Ons gebrek ligt dus in die persoonlijke relatie met de Here Jezus. Die relatie leggen en onderhouden, dat moeten we leren. Het is in wezen het ‘leven door de Geest’. We moeten terug naar wat we zijn kwijtgeraakt. We moeten terugkeren, zoals de verloren zoon terugkeerde tot zijn vader.

Feike ter Velde