De ene nieuwe mens in Christus

Emile-Andr Vanbeckevoort & Arno Lamm • 91 - 2015 • Uitgave: 13
Worden christenen van onze tijd ook door Paulus opgeroepen om uitdrukking te geven aan die ene nieuwe mens, waar toch ook zeker de Messiasgelovige Joden deel van uitmaken? En wat is dan de missie van deze nieuwe schepping in Christus?

Paulus liet dertien brieven na. In eerste instantie zijn ze gericht aan een gemeente in een bepaalde plaats of aan een persoon. Nieuwtestamenticus Frederick Bruce viel het op dat de brief aan Efeze1, nog meer dan elke andere, naar vele gemeenten ging in de eerste eeuw.

Samen in één Lichaam
Paulus zet in die brief onmiddellijk de toon door al in het eerste hoofdstuk een aantal keren te verwijzen naar Gods bedoeling om, ter voorbereiding van de volheid der tijden, al wat in de hemelen en op de aarde is onder één hoofd, dat is Christus, te brengen. Daarbij verwijst de apostel meerdere keren en met nadruk naar de heerlijkheid van de grote erfenis die de heiligen in Hem ontvangen.
Al in hoofdstuk 1:23 noemt hij dan de gemeente, die Zijn lichaam is, vervuld met Hem die alles in allen ‘tot volheid’ brengt. Dan snijdt de apostel een nieuw thema aan, dat de inleiding vormt voor zijn uitleg van het geheimenis dat God hem heeft geopenbaard: dat de heidenen die ‘te dien tijde’ zonder Christus (Hij was ook al in het Oude Verbond aanwezig en werkzaam!) waren, daardoor ook waren buitengesloten van het burgerrecht Israëls en vreemd aan de verbonden der belofte. Maar door Jezus Christus mogen zij mede-erfgenamen, medeleden en medegenoten van die belofte worden, door het geloof.
Het Nieuwe Verbond was eerder in de lijn van de vorige verbonden met de huizen van Juda en Israël gesloten (Jeremia 31:31ev.), maar nu mochten de heidenen medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God worden. De tussenmuur, die scheiding en vijandschap veroorzaakte tussen het huis van Israël en de overige heidenen enerzijds2 en het huis van Juda anderzijds, werd aan het kruis teniet gedaan. Daardoor was de ene nieuwe mens in Christus mogelijk geworden. Nu konden Messiasgelovige Israëlieten uit beide huizen en heidenen samen in één Lichaam worden gebouwd op het fundament van de apostelen én de profeten, terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is.
Nogmaals: het geheimenis dat aan Paulus is geopenbaard gaat over een gemeente, die de Messiasgelovige Israëliet uit beide huizen en heiden in die ene nieuwe mens samenbrengt, in één Lichaam. Op die manier wordt elke gelovige mede gebouwd tot een ‘woonstede van God in de Geest’, een plaats waar God woning wil maken. Dit is het eeuwige voornemen dat al die tijd verborgen is gebleven en dat in Jezus Christus is uitgevoerd.

Wapenuitrusting
Een gemeente die ertoe geroepen is vervuld te worden tot alle volheid van God, met Christus gezeten te zijn in hemelse gewesten, dat perspectief is vandaag meer dan ooit nodig. Die ene-nieuwe-mens-gemeente leert van Hem om de geestelijke wapenrusting effectief te dragen en te gebruiken en ze maakt aan de overheden en machten in die hemelse gewesten de veelkleurige wijsheid van God bekend. Het is een gemeente die van de zondeslavernij van ‘Egypte’ en van de wereldgeesten is bevrijd en die Zijn roeping en erfenis in gedachtenis houdt (Efeziërs 1:18; 1 Tessalonicenzen 5:8; 2 Petrus 1:10-11) en najaagt (helm des heils, denk aan Pesach, het eerste feest). Het is een gemeente die is bekleed met de gerechtigheid van Christus en als dank voor haar bevrijding het oude zuurdeeg wegdoet en die door een ‘ongezuurd brood’ te zijn haar pantser bewaart (denk aan Ongezuurde Broden, het tweede feest). Het is een gemeente die de Waarheid liefheeft en ze doet, die haar lendenen daarmee omgordt en zo een brood van de waarheid is (zie weer Ongezuurde Broden, 1 Korintiërs 5:7-8).
Het is een gemeente die de oude mens dus heeft afgelegd. Ze leeft niet meer voor zichzelf, maar voor Hem. Haar voeten zijn geschoeid met de bereidvaardigheid van het evangelie van de vrede (Efeziërs 4:22; 6:15). Ze is één geworden met Zijn dood en heeft de nieuwe mens aangedaan, door met Hem in nieuwheid des levens op te staan (denk aan Eerstelingen, het derde feest).3 Deze gemeente is nu verbonden aan Zijn missie en doel.
Tijdens die missie helpen Gods Woord en Zijn Geest om de brandende pijlen van de boze te herkennen en te doven door het schild van het geloof (denk aan Pinksteren, het vierde feest). Moeilijke omstandigheden en tegenstand komt ze te boven door geïnspireerde woorden te spreken uit de Schrift, door het zwaard van de Geest (Pinksteren, Efeziërs 6:17). Deze gemeente is de overwinnende gemeente, zoals ze daartoe opgeroepen wordt in de zeven brieven aan de gemeenten in Openbaring. Ze doet weer haar eerste werken, uit liefde voor Hem en ze is niet langer ‘van haar hoogte gevallen’.4

Een nieuwe mens
Het is geen toeval dat God door Paulus heen dit deel van Zijn eeuwige voornemen, dat zo duidelijk zichtbaar wordt in de feesten van God, in werking begon te zetten. Paulus belichaamde deze nieuwe mens in persoon, als ‘Gods uitverkoren werktuig om Zijn naam te brengen voor heidenen en koningen en kinderen van Israël’ (Handelingen 9:15): hij was niet alleen een nieuwe schepping, hij liet ook de veelzijdigheid van Gods Gemeente zien, want hij is een Benjaminiet, Hebreeër5 en Farizeeër, geleerd in de Schriften (Filippenzen 3:4-5), maar ook geboren in Tarsus (hedendaagse Zuid-Turkije). Saulus groeide op in een hellenistische en heidense stad en kende de Griekse taal en cultuur. Toen hij Paulus werd kwam een ‘nieuwe mens’ tot stand, die de beide werelden in en door Christus samenbracht en oversteeg zodat het werd ‘noch Jood, noch Griek’6. De boodschapper was als het ware de boodschap geworden, een levende brief.
Op die manier kon de apostel zeggen: ‘Ik ben voor de Joden geworden als een Jood, om Joden te winnen; hun die onder de wet staan, als onder de wet – hoewel (‘als nieuwe mens’) niet onder de wet, om hen, die onder de wet staan (‘Joden’) te winnen; hun, die zonder wet zijn (‘Grieken’), ben ik geworden als zonder wet – hoewel niet zonder de wet van God, want ik sta (‘als nieuwe mens’) onder de wet van Christus – om hen, die zonder wet zijn (‘Grieken’) te winnen’ (zie 1 Korintiërs 9:20-21; Galaten 6:2, woorden tussen haakjes ter verduidelijking toegevoegd).
Is het toeval dat de tegenstander zocht om deze openbaring door Paulus’ gevangenschap in de kiem te smoren? Maar God gebruikte de verdrukkingen van Zijn gezant, in ketenen te Rome, ten goede en daar werden de Efeze-brief en ook andere brieven geschreven.7

Een steeds grotere kring
Nadat Paulus het geheimenis van de roeping van de heidenen heeft geopenbaard, roept hij ons op ‘waardig de roeping (uit) te wandelen, waarmee wij geroepen zijn’. Voor Jood én Griek betekent dat ‘een wandel in alle nederigheid en zachtmoedigheid, met lankmoedigheid, elkander in liefde te verdragen en zich te beijveren de eenheid des Geestes te bewaren door de band des vredes: één lichaam en één Geest…’ (Efeziërs 4:1ev.). Diezelfde hartsgesteldheid geldt ook voor de relaties van gelovigen binnen gezinnen, ouders en kinderen en werkgevers en werknemers en ze wordt voor al deze groepen nader toegelicht.8
Als we naar de Schrift kijken, dan wordt het thema van de ene nieuwe mens zowel in diepte als in breedte uitgewerkt. Van de individuele gelovige werkt het door in man-vrouw-, gezins- en arbeidsverhoudingen. Terwijl het boek Handelingen dan weer laat zien dat Gods openbaring van de ene nieuwe mens weliswaar vertrekt bij Paulus9, maar dat daarna een steeds grotere kring wordt aangesproken, waarbij ook Petrus en de andere discipelen betrokken worden. Eerst wordt de Romein Cornelius en zijn gehele huis behouden10. Nog later getuigen Messiasgelovige Joden uit Cyprus en Cyrene tegen de Grieken in Antiochië. ‘En de hand des Heren was met hen en een groot aantal kwam tot het geloof en bekeerde zich tot de Here.’11 En zo breidde de groep van Messiasgelovige Joden en heidenen zich steeds meer uit, terwijl Paulus rondreisde om Joden en Grieken op te roepen zich te bekeren en te geloven in onze Here Jezus Christus (Handelingen 20:21,27,31). Aan Efeze gaf de apostel drie volle jaren van arbeid, terwijl hij hen al de raad van God verkondigde. Voordat hij de oudsten daar verlaat, waarschuwt hij profetisch voor ‘grimmige wolven’ en ‘mannen die verkeerde dingen spreken’.

Messiasgelovige Joden geweerd
Als we naar de kerkgeschiedenis kijken, heeft de Kerk dan het zicht op die ene nieuwe mens in Christus kunnen behouden? Terwijl we in Handelingen keer op keer zien dat er in die eerste gemeenten duidelijk ‘gemengde teams van Jood en Griek’ waren12, moeten we historisch vaststellen dat Messiasgelovige Joden gaandeweg uit vele geloofsgemeenschappen werden geweerd in een geest die ver verwijderd was van de wandel die God voor ogen had. Naast die hartsgesteldheid ging het niet zelden om een botsing tussen een Bijbels-Hebreeuwse manier van denken en doen… met een denken dat zich, ondanks de waarschuwing aan de gelovigen in Rome, tegen de takken was gaan beroemen en dat zich daardoor steeds meer tegen de ‘saprijke wortel van de olijf’ afzette.13

Vragen aan onszelf
Misschien is de tijd vandaag rijp om ook onszelf een aantal vragen te stellen.
• Heeft Jezus niet voor de in Hem gelovige Joden en Grieken gebeden opdat zij allen één zouden zijn?
• Zou het kunnen dat de wereld die eenheid van de ene nieuwe mens veel meer moet zien, om te geloven en te erkennen dat de Vader Zijn Zoon heeft gezonden?14
• Zou het kunnen dat juist deze ‘gemengde teams’, waarin Messiasgelovige Jood en Griek leren samenwerken de meest succesrijke teams zijn? Omdat zij beter leren om door de saprijke wortel van de Olijf te worden gedragen en gevoed (Romeinen 11:17)?
• Biddende en werkende dat zij als nieuwe schepping ook steeds meer met Christus worden bekleed?15 Feit is dat Handelingen 19:10 schrijft: ‘En dit ging twee jaar lang voort, zodat allen(!), die in Asia woonden, het woord des Heren hoorden, Joden zowel als Grieken.’ Dit ging toen over een afstand van ten minste 1500 kilometer!
• Willen we weer één lichaam van Christus worden tezamen met Messiasgelovige Joden? Zijn ze aanwezig in onze gemeenten vandaag en willen we dat wel? Of is er hier reden voor meer gebed en voor een hartsgesteldheid, zoals Hij gebeden heeft?
• Is de ene nieuwe mens in Christus als nieuwe schepping zichtbaar in onze gezinnen, gemeenten en werkplaatsen, op de manier zoals de brief aan Efeze aangeeft?
• Wat leert de saprijke wortel ons over de wapenuitrusting van God en doen wij ze ook écht aan, om stand te houden en onze taak geheel te vervullen?
In Sion ligt een uitverkoren en kostbare hoeksteen, de Levende Steen. Laten wij ons ook zelf als levende stenen laten gebruiken voor de bouw van een geestelijk huis, om een heilig priesterschap te vormen, tot het brengen van geestelijke offers, die Gode welgevallig zijn door Jezus Christus! Zo spreekt Hij tot Jood en Griek (1 Petrus 2:4-6).

Emile-Andre Vanbeckevoort & Arno Lamm

1 Paulus schreef deze brief naar verluid rond het jaar 60, nadat hij eerder aan het eind van zijn derde zendingsreis in de gevangenis terecht kwam. Zie de Thompson Chain-Reference Bible, p.295.
2 De Bijbel laat op een aantal plaatsen zien dat het huis van Israël onder de volkeren verstrooid geraakte, er in opging en daarbij hun heidense praktijken overnam. Onder andere Hosea 1 en 2 beschrijven dit proces. Ter plekke waar tot Israël werd gezegd ‘Gij zijt mijn volk niet’ zullen zij genoemd worden kinderen van de levende God. Dan zullen de kinderen van Juda en de kinderen van Israël één hoofd over zich stellen. Dat Hoofd is Christus. De Messiasgelovige heidenen zijn in dit alles medegenoten geworden.
3 Ef. 4:24. Voor Jood én Griek is het zaak om in en door Christus integer te wandelen, om waarachtig deel te zijn van die ene nieuwe mens in Hem. Zie ook Gal. 6:15.
4 Op. 2:4-5. Niet toevallig geschreven aan de gemeente van Efeze aan het eind van de eerste eeuw…
5 Paulus verwijst zeer bewust naar zijn Hebreeuwse wortels, die in de context van de ene nieuwe mens in Christus hun relevantie behouden. Alleen kijkt en verstaat hij nu vanuit het Nieuwe Verbond.
6 Gal. 3:28. Ook in het geslachtsregister van Jezus Christus zien we niet toevallig de aanwezigheid van heidenen zoals Ruth, de overgrootmoeder van David.
7 Ef. 3:13, 6:19-20. Paulus zat in de gevangenis rond het jaar 60 AD. Zie eerder, voetnoot 1.
8 Ef. 4:17-6:9 bespreekt deze nieuwe levenswandel voor de genoemde relaties.
9 Hand. 21:39-22:1-3, Joodse en Griekse elementen worden in de persoon van Paulus samengebracht.
10 Voor meer uitleg zie Hand. 9-11, vooral 11:15-18.
11 Hand. 11:20 en hfdst. 13. Zie ook 13:49, het Woord des Heren verbreidde zich in het gehele land.
12 Hand. 16:1-3, 18:19, 19:29, Kol. 4:10, Timoteüs had een Griekse vader, Aquila was Jood, Priscilla was uit de heidenen; Gajus en Aristarchus waren Macedonische medestanders van Paulus, Justus was een Joodse medewerker, enz.
13 Rom. 11:17-20. In het boek ‘Wake Up!’ (uitg. Het Zoeklicht) wordt op deze thematiek ingegaan.
14 Joh. 17:20-23. Vandaag ziet de wereld duizenden denominaties en allerlei groepen…
15 Ef. 4:15-16. Christus wil alles tot volheid brengen en geeft daartoe ook door Hem geroepen en door hun vrucht bevestigde apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraars, Ef. 4:11-13.