De eeuw van mijn vader

Leen van Valen • 77 - 2001/02 • Uitgave: 18
Het was in de vijftiger jaren dat ik de 'lagere school' doorliep. Elke ochtend en middag wachtte je op het fluitje van de bovenmeester, waarna je de smalle donkere trap opging naar het leslokaal. Dan passeerde je het bijna levensgrote portret van Dr. Herman Bavinck, de man waarnaar de school was genoemd. Het was alsof hij vanachter zijn brillenglazen je met indringende ogen aankeek. Zijn naam, en nog meer die van Arbraham Kuyper, werd in de hoogste klas nog al eens genoemd, als de meester ons de kwaliteiten van deze grootmeesters van de Gereformeerde kerken schilderde. Zo wilde hij ontzag inboezemen voor de mannen broeders van weleer. Het was een gereformeerde school die toen wilde staan in de rijke traditie van de mannen broeders. Maar over kinderen van één Vader, maar niet over het gesprek dat Jezus eenmaal met Nicodémus voerde. De 'parade van de mannen broeders' was belangrijker dan de kruisgang van de Zaligmaker en Zijn reddende genade voor zondaren.

Zo was de algemene situatie in de Gereformeerde kerken aan het begin van de vorige eeuw. Velen zullen dit herkennen, zeker Geert Mak, die een bloemrijke en boeiende beschrijving geeft van de voorbijgegane 'eeuw van mijn vader'. Je leest het in één adem uit. Afhankelijk van je leeftijd komen de herinneringen je voor de geest, beelden uit de voorbijgevlogen jaren die elkaar zo snel opvolgen. 'De eeuw van mijn vader' werd daarom misschien wel zo'n bestseller: tien drukken in veertien maanden! Het is een knappe schets van kerkelijke, politieke en maatschappelijke ontwikkelingen in honderd jaar tijd, geschreven vanuit ware gebeurtenissen rondom enkele generaties van de familie Mak en aanverwanten. Zo gaat de gehele turbulente twintigste eeuw aan je voorbij.

Waarheen? Om veelbetekenende idealen na te jagen? Deze waren er genoeg, zeker toen de eeuw haar intree deed. Idealen bij liberalen, socialisten en zeker ook bij gereformeerden. Het was de gedachte van de 'gemene gratie', de algemene genade, die Abraham Kuyper in praktijk wilde brengen. Niet door van Nederland een theocratie te maken, maar om christelijke waarden te vertalen in politiek, maatschappij en cultuur, vanuit een open houding naar de wereld.

Deze uitdaging werd hem vanuit de dominante positie van zijn kerk en partij in de schoot geworpen. Kerk en wereld moesten wel gescheiden worden, maar de christen mocht wel proberen om zijn invloed op alle gebieden te vergroten. Jammer genoeg veranderde de antithese van zijn voorganger Groen van Prinsterer in een synthese. Het isolement werd opgeheven, en de grenzen begonnen te vervagen. Aanvankelijk een langzaam proces, dat met intellectualisering van de theologie is begonnen, tot het opgaan van het gereformeerde leven in de goddeloze samenleving. De teloorgang van de idealen van de eerste voormannen is verbijsterend te noemen, maar hebben zijzelf hiervoor niet de zaden gelegd?

Leren we uit onze geschiedenis? Waarom is het mis gegaan? Voor Geert Mak is er geen sprake van tragiek. Hij heeft in feite het geloof van zijn vader vaarwel gezegd. En vader Mak was binnen zijn eigen kerk al een dissident, omdat hij met Dr. Geelkerken sympathiseerde, al ging hij niet helemaal met hem mee door de geschiedenis van de val van de mens te allegoriseren. Zeker, er was toen nog een zekere mate van antithese, zelfs van wereldmijding. Maar wat was hiervan het fundament? Was de gereformeerde zuil niet een zeker heiligdom dat gekoesterd werd? Waren de antirevolutionairen geen eerste klas Nederlanders, die stonden in de traditie van de Vader des vaderlands? Was de houding tegenover andersdenkenden, zoals de sociaal-democraten, niet arrogant en hoogmoedig? Dwong Colijn tijdens de crisisjaren wel zoveel respect af onder de arbeidende bevolking? Wat dat betreft analyseert Mak haarscherp en spaart hij geen vlees. Hij weet knappe lijnen te trekken en duidelijke verbanden te leggen. Dit maakt het boek zo origineel, zo levensecht, zo waar.

Maar nu de tragiek. De 'god van de eeuw' schijnt het gewonnen te hebben. Het postmodernisme heeft goeddeels gezegevierd. De catastrofale gevolgen van de bijbelkritiek zijn zichtbaar. De strijd is op vele fronten verloren. Het christelijk geloof spreekt de moderne mens niet meer aan. De vreze des Heren wordt als achterhaald bestempeld. De rede van de theoloog die alleen met zijn verstand te rade wilde gaan, heeft het gewonnen. Normen en waarden bestaan kennelijk amper en het christelijk karakter dat ons volksleven gedurende eeuwen heeft gestempeld, is verleden tijd geworden.

De eeuw van mijn vader is voorbijgegaan; de nieuwe eeuw biedt weinig perspectief, zeker niet als we op de omstandigheden zien. Het jaar 2000 gaat de landshistorie in als een rampjaar van goddeloze wetten. Heeft de satan dan gewonnen? Gelukkig niet! Onze God bestuurt alles en heeft de touwtjes stevig in handen. De gebeurtenissen zijn niet maatgevend, maar de tekenen van de tijden in het licht van Gods Woord bepalen het nu en de toekomst. En het verleden laat zien hoe relatief alles is wat de mens wil opbouwen en instandhouden. Het zijn nuttige lessen die wij hieruit kunnen leren. Theologie en godsdienst zonder een levende relatie met de Here zijn eigenlijk waardeloos. Zij kunnen voor een tijd veel bereiken. Op z'n best bewerken zij een farizese vroomheid en identiteit, die voor het oog veelbelovend, maar toch niet duurzaam is. De tragiek van de kruisiging van Christus op aandrang van vrome kerkleiders is hiervan een bewijs. Een intellectuele godsdienst zonder een nauwe omgang met God en Christus houdt uiteindelijk geen stand en zal vroeg of laat de weerstand tegen ongoddelijke ideologieën moeten opgeven.

God heeft het onedele en dwaze uitverkoren. Meer dan leidslieden kunnen bereiken, zijn de gebeden van de eenvoudige vromen die in de eerste hoofdstukken van Maks bestseller worden getekend. Hij begrijpt hun taal niet, omdat het de taal van de Schrift en van het hart is. Hoeveel voor de mensen onbekende gebeden zijn vanuit de zolderkamertjes en bedsteden opgeklommen tot de Allerhoogste. De armoede tierde welig, maar vele 'kleyne luyden' van honderd jaar geleden wisten hun noden in de binnenkamer kwijt te raken. Zij baden niet alleen voor zichzelf, maar ook voor hun nageslacht. Zij deden hun schoenen van de voeten, als zij de heilige grond van het naderen tot God betraden. Hun godsdienst bestond niet alleen in het verstand maar was een zaak van het hart.

Wat kunnen we leren uit de geschiedenis? In de eerste plaats dat God dezelfde blijft en dwars door alles heen Zijn raad volvoert. Daarom kunnen we vol moed de toekomst tegemoet gaan. Vervolgens dat we mensen zijn en blijven, mensen met vele gebreken. Daarom hebben we de Heilige Geest nodig om ons aan onszelf te doen sterven. Zo leren we dat het niet onze prestaties en dadendrang zijn die het koninkrijk van God bepalen, maar alleen Zijn kracht die in onze zwakheid wordt volbracht. God gebruikt verbroken mensen om Zijn huis te bouwen. Dit is het geheim van Gods gemeente. Kerkelijke instituten die niet gefundeerd zijn op dit principe, hebben geen toekomst. Maar degenen die de eer van de Vader van barmhartigheid in hun leven willen bedoelen, zullen, soms onwetend, een steentje mogen bijdragen om de komst van Christus voor te bereiden. Zij hebben brandende lampen, vol van liefde, en willen met al de heiligen een bereide bruid zijn om eenmaal de hemelse Bruidegom op Zijn kroningsdag te verwelkomen. Maranatha!

Leen van Valen