De dood van vijand tot vriend

Feike ter Velde • 91 - 2015 • Uitgave: 7
Wekelijks staan er in onze huis-aan-huis-krant zeker een vijftal advertenties van zogenaamde uitvaartverzorgers; bedrijven die een begrafenis of crematie voor de achtergebleven familie verzorgen en alles wat daarbij hoort. Voor veel mensen moeten daar geen kerkelijke rituelen meer bij, want dat biedt geen houvast meer. Het alternatief kan dan worden, zoals jazzmuzikant Jaap Walvis zei: “Als ik dood ben, bestel je maar een jazzband en daarna gaan jullie lekker naar het café.”

In een groot recent krantenartikel wordt een moderne begrafenis beschreven van iemand die in zijn leven clown was geweest. Er is ook een rouwclown bij. Overal muziek. “Zoals hij heeft geleefd” zei een aanwezige, “vrolijk, clownesk, muzikaal, warm, betrokken, zo ongedwongen, zo puur, zo mooi”. Rond deze ontwikkelingen bij begrafenissen ontstond inmiddels een nieuw beroep: ritueelbegeleider, meestal deel van het uitvaartbedrijf. Rituelen als muziek, zang, optreden van een muziekband, toespraken, de ritueelbegeleider houdt de regie strak in de hand. De dood wordt weggemoffeld in herinneringen aan de overledene, omdat hij of zij dat zo gewild zouden hebben.

Sinds de zondeval is de dood de grootste vijand van de mens. Kort samengevat zegt de Bijbel het zo: ‘En zoals het de mensen beschikt is éénmaal te sterven en daarna het oordeel…’ (Hebreeën 9:27). Zo is in het denken van de mens altijd de dood met oordeel en met zonde verbonden. Het lijkt wel of dat diep in onze genen zit. Het wonder van Goede Vrijdag en de Paasmorgen is het definitieve antwoord op de nood van de mens: de dood en het oordeel. Die Boodschap komt tot ons in de Bijbel, in het Evangelie van de Here Jezus Christus. Die Boodschap komt tot ons in onze cultuur van zonde en dood.

Doodscultuur
Vandaag, zo zeggen velen, leven we in een doodscultuur. Heel het leven speelt zich steeds meer af tussen twee momenten van doodsbedreiging: in de baarmoeder en op het sterfbed. Voor de mens in zijn of haar meest kwetsbare momenten is er de dreiging van een abrupte dood. Niet een dood die ons overkomt maar een dood die wordt gewenst, door anderen en door de mens zelf.
Omdat de Bijbel steeds meer is dichtgegaan, blijft de dood een bittere werkelijkheid, maar een werkelijkheid zonder redelijk antwoord op de vragen erover. En dit leidt in onze wereld steeds meer tot wonderlijke ontwikkelingen. Men lijkt vandaag te kiezen voor een vlucht vooruit. De begrafenis moet niet treurig zijn maar een viering op het leven worden. Men spreekt zelfs al hier en daar van een begrafenisfuifje, waarbij de champagne niet mag ontbreken. Want zó heeft de overledene het kennelijk ook bedoeld.
We leven in een tijd van de ontwikkeling van een doodscultuur, zoals dat in de mensheid niet eerder heeft plaatsgevonden. Onder de titel ‘Doodscultuur in ontwikkeling’ verscheen onlangs een boek in Rooms-katholieke kring. Paus Franciscus zei in een toespraak: “Het ongeboren kind dat wordt geaborteerd heeft het aangezicht van Jezus Christus.”

De dood als vriend omarmen
De doodscultuur is onder ons in opkomst en heeft wettelijke ondersteuning gekregen, zodat ook artsen eraan moeten meewerken. Zij werden opgeleid om het leven te beschermen en bij bedreiging ervan weg te nemen. Nu moeten zij worden ingeschakeld om het leven voortijdig te beëindigen. Niet langer wordt de dood gezien in het perspectief van de eeuwigheid en het eeuwige leven. De machten der duisternis hebben de ogen van de samenleving dusdanig verduisterd voor het heil van God, dat we steeds meer en massaal de dood introduceren als onze medewerker.
De angst voor de dood in een leven zonder God is ondragelijk. Men zoekt naar andere inzichten, omdat de heiligheid van het leven als Godsgeschenk niet meer bestaat. De onafwendbaarheid van de dood is daarentegen een onoverwinnelijke vijand. Hoe kunnen we deze vijand verslaan? Er bleef nog maar één mogelijkheid over: de dood als vriend en redder te omarmen. Nu is de onverslaanbare dood onze medewerker geworden, om het ongewenste kind van de aardbodem te doen verdwijnen als dat kind ons levensgeluk belemmert. Men heeft mensenrechten weten te formuleren die wereldwijd moeten gelden, maar daarvan het ongeboren kind uitgesloten. Dit heeft deze doodscultuur, waarin wij nu leven, ingeluid.

Tegenover elkaar
Nu staan ze tegenover elkaar: de doodscultuur van deze eindtijd en de blijde Boodschap van Goede Vrijdag en Pasen. Jezus daalde de dood in, trad het dodenrijk binnen en overwon zijn macht. Deze boodschap staat tegenover de capitulatie voor de dood, waar men hem als medewerker heeft omarmd. Niet alleen als medewerker tot binnen de baarmoeder, maar ook als medewerker op het sterfbed en wanneer zich een dodelijke ziekte heeft aangekondigd. Deze twee werkelijkheden, de dood en het leven staan als vijanden tegenover elkaar in onze cultuur.
De doodscultuur denkt de dood in een dodelijke omarming te kunnen overwinnen. Maar dat is een diabolische leugen, waarin onze wereld lijkt gevangen.

Het Bijbelse evangelie van dood en opstanding is de overwinning op de dood. Die overwinning bezingen we in de Kerk op allerlei toonhoogten! Het kan bijna niet anders dan met Johann Sebastian Bach te eindigen. In Zijn cantate ‘Ich hatte viel Bekümmernis’ (BWV 21) zingt de tenor, bijna aan het einde van veel uitgesproken nood en angst:

Verheug je, ziel, verheug je, hart,
wijk nu, verdriet, verdwijn, smart,
tranen, verander in klare wijn,
nu zal mijn gekerm gejuich voor me zijn!
De zuiverste kaars van liefde en troost
brandt en vlamt in mijn ziel en mijn borst,
omdat Jezus mij troost met hemels genot.


Dan juicht het hele koor daarop:
Het lam dat is geslacht
is het waard om te ontvangen kracht
en rijkdom en wijsheid en sterkte
en eer en prijs en lof.
Lof en eer en prijs en macht zij onze God
van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen. Halleluja!


De Here Jezus Christus is dood geweest en leeft tot in alle eeuwigheid. En wij met Hem!

Feike ter Velde