De Bijbel is Gods complete Woord

ds. Theo Niemeijer • 91 - 2015 • Uitgave: 24
Is profetie vandaag ook nog mogelijk? Je hoort ook vandaag nog van gemeenten waar geprofeteerd wordt. Krijgen we dan niet te maken met een Bijbel+ evangelie? (J. F. te @)

Antwoord:
Het Hebreeuwse woord voor profeet (‘N?b?’) betekent letterlijk: spreker, verkondiger en dan wel in zeer bepaalde zin van: spreker, voor anderen. Zo werd Aäron de profeet (woordvoerder) voor Mozes (Exodus 7:1 en 4:16). Daarnaast werden profeten ook wel ‘zieners en schouwers’ (1 Samuël 9:9 en Jesaja 30:10) genoemd. Profeten zoals Mozes, Elia en Elisa werden ook wel ‘Man Gods’ genoemd, waarmee aangeduid werd dat deze mannen een bijzondere relatie met God hadden.
In de tijd van Jeremia waren ook valse profeten actief, zoals Chananja (Jeremia 28) die zich tegen Jeremia verzette. Ook lezen we hierover in 2 Kronieken 18:4-22 waar we de profeet Micha alleen zien staan tegenover vierhonderd valse profeten.
In Deuteronomium 18:20-22 wordt uitgelegd hoe Israël om moest gaan met een ‘overmoedige’ en een ‘valse’ profeet. Wanneer het door hem gesproken woord niet uitkwam, moest deze profeet gedood worden.
Wanneer deze regel ook vandaag toegepast zou worden in gemeenten waar nu nog veelvuldig geprofeteerd wordt, zal er waarschijnlijk geen enkele ‘profeet’ het meer wagen een profetie door te geven!
In Hebreeën 1:1-2 lezen we dat ‘God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, maar nu, in het laatst der dagen tot ons gesproken heeft in de Zoon.’ In het Oude Testament heeft God door de verschillende profeten tot ons gesproken. Deze woorden zijn opgeschreven, waarmee het Oude Testament ontstaan is en afgerond werd. Reeds vierhonderd jaar voor Christus werd het Oude Testament afgerond en als Gods volmaakte Woord aanvaard en erkend. Ook de Here Jezus erkende het Oude Testament als Gods Woord en leerde uit de drie delen van de Tenach (Lucas 24:25-27), zoals het Oude Testament in Israël genoemd werd. Nergens lezen we dat de Here Jezus het Oude Testament in twijfel trok, veeleer bevestigde Hij het woord van de profeten. Zo leerde de Here Jezus over de schepping (Matteüs 19:4), de profeet Jona (Matteüs 12:40) in de grote vis en de zondvloed (Matteüs 24:37). Het waren profeten die Gods Woord ontvingen, verkondigden en opschreven.
Al deze profetieën zijn in de komst van de Here Jezus in vervulling gegaan. Als laatste heeft Hij in de Zoon tot ons gesproken, dus niet door Mohammed, waarvan gezegd wordt dat hij de laatste profeet is!
Het fundament van de gemeente werd door de apostelen en profeten gelegd (zie Efeziërs 2:20, 3:5 en 4:11). Het waren vier apostelen: Petrus, Johannes, Matteüs en Paulus en vier profeten: Marcus, Lucas, Jakobus en Judas, die samen het Nieuwe Testament schreven en daarmee het fundament voor de gemeente legden. Alle voorschriften, principes, opdrachten en kenmerken van de gemeente vinden we in het Nieuwe Testament terug. Met deze 27 boeken van het Nieuwe Testament werd de Bijbel compleet, Gods Woord waar niets meer aan toegevoegd – of afgehaald mag worden (Openbaring 22:18-19).
Zo mocht Mozes rond 1500 v.Chr. de eerste vijf boeken van de Bijbel schrijven en de apostel Johannes rond 100 n.Chr. de laatste vijf boeken van de Bijbel. Zowel Mozes als Johannes leefden in een zeer nauwe relatie met de Here en beiden werden ze deelgenoot van de hemelse heerlijkheid.
Alles wat God mij te vertellen heeft, staat in de 66 boeken van de Bijbel. De Bijbel is Gods complete Woord, hier moeten we het mee doen!
De profeten van nu wil God gebruiken om het geschreven Woord opnieuw onder de aandacht te brengen en tot zijn volle recht te laten komen onder de gelovigen. Het gaat hier niet om nieuwe openbaringen en visioenen als een soort toevoeging aan de Bijbel. Nu Gods Woord in de Bijbel compleet is zal niemand meer op mogen staan met de aanhef: ‘Dit is het Woord des Heren’, waarna door ‘de profeet’ een buiten-Bijbelse boodschap doorgegeven wordt. In die zin zijn er vandaag geen profeten meer.
In Matteüs 24:11 worden we gewaarschuwd voor de ‘vele valse profeten die op zullen staan en velen zullen verleiden.’ Het gaat hier om de eindtijd, vlak voor de wederkomst van de Here Jezus. Laten we ervoor waken dat we vasthouden wat we hebben: Gods onfeilbare Woord, waardoor Hij tot ons wil spreken. Pas op voor al die ‘buiten-Bijbelse openbaringen’, waarmee de vele valse profeten ons van Gods woord af willen trekken!


U schrijft in Het Zoeklicht nr. 10 over de indeling van het Joodse jaar. Wanneer is Israël hiermee begonnen? En wanneer er geen dertiende maand aan het jaar toegevoegd zou worden, zou de Joodse kalender dan nu niet op omstreeks het jaar 6000 staan? (A. V. te Ghana)

Antwoord:
De verschillende volkeren hebben afzonderlijke jaarindelingen. Het oude Egypte, het land waaruit Israël verlost werd kende drie seizoenen van elk vier maanden. Deze maanden hadden elk dertig dagen. Aan het einde van het jaar werden nog eens vijf dagen aan het Egyptisch jaar toegevoegd. Het jaar begon in Egypte met het overstromingsseizoen, waarbij de Nijl buiten haar oevers trad en de landbouwgronden vruchtbaar maakte.
Toen Israël uit Egypte trok, schakelde het volk over op het zogenaamde ‘maanjaar’, waarbij elke maand begon met de nieuwe maan. Het Hebreeuwse woord voor maand luidt: ‘ch?d?sj’, wat te maken heeft met ‘Nieuw licht’. Dit betekent dat de lengte van de maanden afhankelijk is van de loop van de maan, waarmee de maanden ongeveer 28 dagen duren. Het jaar duurt daarmee 354 dagen.
Wanneer je deze indeling consequent door zou voeren, loop je op den duur uit de pas ten aanzien van de seizoenen. Om dit te corrigeren voegde men zo af en toe een dertiende maand aan het jaar toe. Waarschijnlijk gebeurde dit nog niet tijdens de veertigjarige woestijntocht, waarbij Israël geen rekening behoefde te houden met de verschillende seizoenen. Pas toen het volk in het beloofde land kwam en ze het land ging bebouwen, moesten ze wel rekening houden met de seizoenen. Waarschijnlijk zijn ze toen begonnen om de jaarindeling af te stemmen op de seizoenen en werd de dertiende maand toegevoegd.
Het is heel goed mogelijk dat de twee feesten, de Eersteling garve en het Wekenfeest bepalend werden voor de invoering van deze dertiende maand. Deze beide feesten werden namelijk niet op een vaste datum gevierd, maar op basis van de seizoenen. Het ging hier om de eerste gerstoogst en daarna het feest van de grote oogst. Verder lezen we in Exodus 34:22 dat het ‘Feest der inzameling’ plaats vond bij de ‘wisseling des jaars’. De verschillende Joodse feesten waren dus ook bepalend voor het in de pas lopen met de seizoenen.
De verschillende jaarindelingen hebben echter geen invloed gehad op de hoge leeftijden van de aartsvaderen vóór de zondvloed of op die van Abraham. Daar zijn geen aanwijzingen voor. Ook zijn er geen aanwijzingen dat daarmee de jaartelling van Israël op dit moment op het jaar 6000 uit zou komen. Deze bewering lijkt me te voorbarig.
Daarnaast hebben we in de Bijbel ook te maken met een profetisch jaar van 360 dagen. Zo vinden we in Openbaring 11:2 en 3 de tijdsperiode van 42 maanden die gelijk gesteld wordt met 1260 dagen en drie en een half jaar! Met name in de eindtijd zal dit profetisch jaar ingevoerd worden, waarmee de lengte van de grote verdrukking bepaald zal worden.

Theo Niemeijer