De antichrist strijdt tegen de heiligen…

ds. Theo Niemeijer • 93 - 2017 • Uitgave: 5
Voor of na de Opname?

Er zijn steeds meer christenen die niet meer in de opname van de gemeente geloven. Op grond van Openbaring 13:7, waar staat dat het 'beest' (de antichrist) tegen de heiligen strijdt, meent men te beweren dat de gemeente door de grote verdrukking gaat en de opname dus na deze vreselijke periode zal plaatsvinden. Graag zou ik uw visie hier op horen. (D. M. te @)

Antwoord:
De vraag waar het hier om gaat is, om welke 'heiligen' het in dit Bijbelgedeelte handelt en waartegen de antichrist zal strijden?
Uit Daniël 7:21 en 25 blijkt dat het hier om de strijd van de antichrist tegen het heilige volk Israël gaat. Een groot gedeelte van het Joodse volk zal door de Here een schuilplaats aangewezen krijgen, maar er zijn daarnaast nog vele ‘overigen van haar nageslacht’ (het Joodse volk zal dan nog wereldwijd verspreid wonen en leven) waartegen de satan en de antichrist hun strijd zullen voortzetten (zie Openbaring 12:17).
Daarnaast lezen we dat in de grote verdrukking nog een grote schare tot het geloof in de Here Jezus zal komen (Openbaring 6:10-11 en 7:9-17) en ook tegen hen zal de antichrist strijden, zodat ze door hem gedood zullen worden. Deze martelaren die in de grote verdrukking tot geloof komen, zullen bij de wederkomst van de Here Jezus op aarde uit de dood opgewekt worden om daarna met Christus duizend jaar op aarde te regeren (Openbaring 20:4).
We lezen in dit gedeelte: ‘en zij werden weder levend en heersten als koningen met Christus, duizend jaar lang.’ Het gaat hier exclusief over de martelaren uit de grote verdrukking die vanuit de dood opstaan. Het kan dus niet anders, dan dat de ontslapen gelovigen van de gemeente al op een eerder tijdstip uit de dood opgewekt werden, namelijk bij de opname van de gemeente die eerder, vóór deze grote verdrukking plaatsgevonden heeft!


Bij orgaandonatie worden we als christenen geconfronteerd met een probleem waar vaak niet over nagedacht wordt. Stel dat je een lever aan iemand doneert en deze persoon laat zich na zijn sterven cremeren. Dan wordt ook een deel van jouw lichaam gecremeerd. Willen we dit eigenlijk wel? (A. R. te @)

Antwoord:
Dit is inderdaad een aspect waar bij de vraag van orgaandonatie weinig over nagedacht wordt. Zeker is het belangrijk om dit punt in de overweging mee te nemen. Daarbij lijkt het me belangrijk te weten dat het begraven met name een getuigenis is, waarbij we laten zien, dat ons lichaam als een graankorrel in de aarde gezaaid wordt en we uit mogen kijken naar de oogst bij de komst van de Here Jezus.
Ook bij het begraven blijft, net zoals bij crematie, uiteindelijk niets van onze organen en dus ook niets van de lever over, maar dan wel via het proces van een ‘langzame verbranding’, de vertering van ons lichaam. Het is jammer dat ook veel christenen het mooie getuigenis van het begraven (zaaien en oogsten) verwerpen en kiezen voor crematie. Misschien heeft dit ook wel te maken met de ‘geest van de antichrist’ die ook onder christenen in onze tijd een ‘leugengeest’ verspreidt.


Er wordt nog al eens geschreven over Israël, onze 'oudere broer'. Ik vind dit heel mooi maar kunt u mij vertellen, waar we deze uitdrukking in de Bijbel tegenkomen? (A. N. te D)

Antwoord:
Zover ik weet kunnen we nergens in de Bijbel lezen dat Israël de oudere broer van de gemeente is. Wel is de gemeente vanuit Israël ontstaan, want het waren eerst de Joden die tot het geloof in de Here Jezus kwamen en de eerste gemeente in Jeruzalem vormden. Maar de gelovige Joden en de gelovigen uit de heidenen vormen samen één gemeente, een ‘nieuwe Mens’ (Efeziërs 2:15). Het aardse, nu nog grotendeels ongelovige volk Israël, zie ik niet als mijn oudere broer. Natuurlijk mag ik dit volk wel zien als een volk dat al veel eerder met God onder weg was dan wij heidenen. We kennen dezelfde God die zowel de Joden als ook wij als Vader aanroepen. Maar pas wanneer een Jood tot bekering in de Here Jezus komt wordt de Here God pas echt zijn/haar Vader!


In Daniël 12:11 worden er verschillende tijden beschreven, 1260, 1290 en 1335 dagen. Mijn vraag is, wat betekenen deze verschillende getallen? (M. O. te @)

Antwoord:
Het boek Daniël eindigt in dit twaalfde hoofdstuk met het moment waarop de Here Jezus als koning vanuit Jeruzalem over de gehele aarde zal gaan regeren.
Voorafgaand zal de antichrist over de gehele wereld regeren. In de laatste periode van zijn regering die ‘een tijd, tijden en een halve tijd’ (vers 7) duurt, zal hij een gruwel in de tempel in Jeruzalem oprichten om zichzelf daar te laten aanbidden. In Openbaring zien we dat dit over een periode van 1260 dagen handelt (12:6 en:14).
Na deze drie en een half jaar (1260 dagen) komt de Here Jezus weder en zal dan de antichrist samen met de valse profeet in de poel des vuurs werpen (Openbaring 19:20). Deze handeling zal op één dag plaatsvinden.
Daarna zal de tempel gereinigd moeten worden, waardoor nog eens 30 dagen aan de 1260 dagen toegevoegd worden (het getal 1290). Het lijkt erop dat het daarna nog eens 45 dagen duurt (het getal 1335), voor het moment zal aanbreken dat het Messiaanse rijk op aarde gevestigd is en alle koningen der aarde zich voor Hem zullen neerbuigen. Dus in totaal worden aan de 1260 dagen nog eens 30+45=75 dagen toegevoegd voor het Messiaanse rijk aan zal breken. Helemaal is dit natuurlijk niet zeker, maar de kans is groot dat deze verschillende dagen hiermee te maken hebben.


In Hebreeën 9:27 staat: ‘En zoals het de mensen beschikt is eenmaal te sterven en daarna het oordeel.’ Hoe komt de apostel Paulus er dan bij om in 1 Korintiërs 15:51 te leren: ‘Zie ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin…’ (B. in 't V te T.)

Antwoord:
Zij die in 1 Korintiërs 15:51 aangesproken worden, hebben het sterven al achter de rug. Ze zijn namelijk al met Christus gestorven, zoals Kolossenzen 3:3 ons leert: ‘Want wij zijn gestorven en uw leven is verborgen met Christus in God.’ Daarom kon de Here Jezus tegen Martha zeggen: ‘Wie in mij gelooft zal leven, ook al is hij gestorven en een ieder die in Mij gelooft zal in eeuwigheid niet sterven’ (Johannes 11:25-26).
Wanneer we de Here Jezus als onze Verlosser aanvaarden, dan aanvaarden we ook het doodsoordeel over ons oude leven. Na onze bekering mogen we dan leven als mensen, ‘die dood geweest zijn, maar thans leven’ (Romeinen 6:13). Wanneer we dit sterven in Christus meegemaakt hebben, heeft de ‘tweede dood’ geen macht meer over ons (Openbaring 20:6). De eerste dood heeft zich reeds over ons voltrokken toen we tot het geloof in de Here Jezus kwamen. Daarom sterven christenen niet meer, maar ontslapen ze.

Theo Niemeijer