De 7 kruiswoorden: woorden in vol bewustzijn
Als de Heer Jezus acht dagen oud is, zegt Simeon dat door Hem ‘de overleggingen uit vele harten openbaar worden’ (Lukas 2:35). Dat gebeurt al vaak tijdens Zijn leven, maar zeker bij het kruis.
Ze staan in groot contrast met de zeven uitspraken van onze Heer aan het kruis!
Elke evangelist schrijft erover. Johannes en Lukas vermelden elk drie uitspraken, terwijl Mattheüs en Markus allebei dezelfde uitspraak noemen. Een aantal van Zijn woorden is de vervulling van profetische uitspraken in de Psalmen en profeten. Het zijn dus geen wanhoopskreten van pijn of uitputting, maar woorden in vol bewustzijn en tot het einde toe met luide stem. De eerste drie uitspraken betreffen anderen. In de laatste vier spreekt de Heer Jezus over Zichzelf en richt Hij Zich tot God.
1. ‘Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen’ (Lukas 23:34)
Gods genade is één van de grote onderwerpen in het Evangelie van Lukas. God komt nederig naar de mens in Zijn Zoon. Hij wordt in nederigheid geboren en in zwakheid gekruisigd. In gemeenschap met Zijn Vader laat Hij Zich als een schaap naar de slachtbank leiden, zonder Zijn mond te openen. Maar als Hij uiteindelijk toch iets zegt dan is dat om ‘voor de overtreders te bidden’ (Jesaja 53:12).
Weten ze echt niet wat ze doen? Het zijn toch overtreders? Ze hebben zelfs vastgesteld dat er geen schuld in deze Mens is! Ja dat klopt, een onschuldige ter dood brengen verdient de doodstraf, en dat oordeel komt inderdaad. Maar Gods genade is groter en komt eerst. De Heer Jezus weet dat! Kan genade verder gaan? Op grond van diezelfde genade vergeeft God ook vandaag nog steeds de grootste zondaar.
2. ‘Ik verzeker je: nog vandaag zul je met Mij in het paradijs zijn’ (Lukas 23:43)
De kruisdood is voor de grootste misdadigers. Aan de linker- en rechterkant van het drietal hangen twee rovers. De middelste is in het algemeen de grootste van de drie. Nu ook?
Aanvankelijk spotten beide misdadigers met de omstanders mee, allen gericht op de Ene in het midden (Markus 15:32). Maar Lukas beschrijft dat Gods genade binnenkomt bij één misdadiger. Hij krijgt oog voor zichzelf, en belijdt zijn schuld. Maar hij krijgt vooral oog voor Degene naast hem en ziet de majesteit van deze Koning; en dát terwijl Hij aan het kruis hangt. Hij is inderdaad de grootste! De man is tot bekering gekomen en beseft dat Déze de Christus is, en dat Hij zal terugkomen. Wat wil hij daar graag bij zijn!
De Heer belooft hem echter nú al bij Hem te zijn, onmiddellijk na het sterven in het paradijs. Daar wacht hij inmiddels met vele ontslapen gelovigen op de opstanding.
3. ‘Vrouw, zie uw zoon; zoon, zie uw moeder’ (Johannes 19:26-27)
Dit keer spreekt de Heer tot twee mensen die Hij bijzonder liefheeft. Johannes noemt zichzelf ‘de discipel die door Jezus geliefd wordt’. Hij is de enige discipel bij het kruis. Ook Maria is er. Waarschijnlijk is Jozef al overleden, omdat Johannes haar hierna in huis neemt.
Nu Hij als haar oudste zoon niet meer voor haar kan zorgen, draagt Hij die taak over aan Johannes en richt Hij de blik van Maria op haar zoon. Het gezegde ‘op de berg des Heren zal erin voorzien worden’ is ontstaan bij het offer van Izak (Genesis 22:14). Voor Maria krijgt dit gezegde een bijzondere inhoud op de plaats waar de hemelse Vader Zijn Zoon offert.
4. ‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt u mij verlaten?’ (Mattheüs 27:46)
David spreekt in Psalm 22 niet over eigen omstandigheden, maar profetisch over Christus. Mattheüs en Markus vermelden deze uitspraak, omdat de Heer in hun evangeliën vooral het schuld- en zondeprobleem oplost. Christus doorleeft aan het kruis elk woord uit deze psalm. Wanneer Hij tot God roept: “U troont op de lofzangen van Israël” (Psalm 22:4), wijst Hij op de paaslammeren die tijdens de kruisiging op het tempelplein onder lofgezang worden geslacht, terwijl hún bloed geen zonden kan wegnemen. Dat kan alleen door het ware Paaslam, maar buiten de stad, op Golgotha lijkt de hemel gesloten.
Bij het ware zondoffer zwijgt de heilige God, maar tegelijk blijven Vader en Zoon in volle gemeenschap onderweg (Johannes 10:17). Onbegrijpelijk en verheven mysterie!
5. ‘Ik heb dorst’ (Johannes 19:28)
Ook in Psalm 69 spreekt David profetische woorden: ‘mijn keel is ontstoken’. Hij ervaart ‘in een bodemloze put’ het gedrag van ‘hen die hem zonder oorzaak haten en willen ombrengen’ (Psalm 69:3-5). Het herinnert aan de broers die Jozef in de put werpen na het afrukken van zijn veelkleurige mantel (Genesis 37:23-24). Beide gedeelten schetsen de ware Zoon van de Vader, verworpen door Zijn broers (Israël), niet wetend wat Hij nog meer zou kunnen zeggen om hun harten te bereiken. Als antwoord geeft men Hem ‘zure wijn te drinken’ (Psalm 69:22).
Johannes voegt eraan toe dat de spons omlegd wordt met hysop, het zwakste plantje op aarde (1 Koningen 4:33). Het illustreert de grote tegenstelling tussen de hemelse glorie van de Zoon en de nietige, menselijke reactie. Want een pijnlijk antwoord op Zijn liefde!
6. ‘Het is volbracht’ (Johannes 19:30)
Johannes tekent deze woorden op aan het kruis, maar Lukas beschrijft de weg ernaar toe: ‘Ik moet met een doop gedoopt worden, en hoe benauwt het Mij, totdat het volbracht is’ (Lukas 12:50), en ‘wij gaan op naar Jeruzalem, en alles wat door de profeten is geschreven, zal volbracht worden aan de Zoon des Mensen’ (Lukas 18:31).
Naast de al genoemde profetische woorden zijn er nog velen, zoals ‘zwaard, ontwaak tegen Mijn herder … sla die herder’ (Zacharia 13:7). De Heer wist wat over Hem komen zou! Dat maakt Zijn lijden onnoemelijk veel groter dan van ons stervelingen, die niet weten wat er in de volgende seconde zal gebeuren. Maar dat is niet het enige! Christus heeft ook volbracht wat geen profeet kón weten, namelijk het bekend maken van het eeuwige leven; en dat houdt in ‘het kennen van de enige waarachtige God en Jezus Christus die U hebt gezonden’ (Johannes 17:3). Johannes beschrijft Hem als ‘het vlees geworden Woord, de eniggeboren Zoon, die de Vader heeft verklaard’ (Johannes 1:18). Vanaf Zijn komst weten we Wie God in Wezen is, namelijk Vader! Ook dát werk ‘heeft Hij voleindigd’ (Johannes 17:4). Juist Johannes brengt in deze woorden naar voren dat de Heer in beide opzichten Zijn taak helemaal heeft gedaan, en dat God werkelijk álles heeft gegeven en getoond wat er in Zijn hart is!
7. ‘Vader, in uw handen beveel ik mijn geest’ (Lukas 23:46)
Nadat de ene misdadiger door Gods genade tot bekering is gekomen en hoort dat hij met Christus in het paradijs zal zijn, wordt het donker van het zesde tot het negende uur. Job beseft dat hij nergens blijft wanneer hij met God in het gericht komt, en dat hij een middelaar nodig heeft die ‘zijn hand op ons beiden kan leggen’ (Job 9:32-33). Het wachten is op Christus. Hij is bereid om met God in het gericht te treden, niet vanwege Zijn zonden, maar vanwege de zonden van Job en die miljarden andere gelovigen. Hij ontvangt het oordeel, omdat Hij mijn en uw zonden belijdt alsof het Zijn eigen zonden zijn: ‘mijn ongerechtigheden hebben mij getroffen’ (Psalm 40:13).
Wanneer God met Hem in het gericht treedt en ‘het de Heer behaagt Hem te verbrijzelen’ (Jesaja 53:10), schakelt Hij het grote licht van de dag tijdelijk uit. Niemand krijgt er iets van te zien, totdat dit onbeschrijfelijke werk is volbracht. Het wordt weer licht op het negende uur, dat is het uur van het gebed (Handelingen 3:1). De Heer spreekt Zijn laatste gebed uit met luider stem, als een groot verlangen naar Zijn Vader. Van het begin tot het eind van Zijn leven is Hij met Zijn Vader onderweg geweest. De tweede bekeerling bij het kruis is een Romeins hoofdman, die Hem ziet en hoort, en daarna God verheerlijkt.
Onze overleggingen nú?
Salomo schrijft: ’Een woord op het juiste moment gesproken, is als gouden appels in zilveren schalen’ (Spreuken 25:11). Zilver spreekt in de Bijbel van verzoening en goud van Goddelijke heerlijkheid. Nergens komen zilver en goud zó indrukwekkend samen als op het kruis. Laat elke gelovige een zilveren schaal met deze zeven gouden appels omhoog tillen als een lofoffer van aanbidding voor Vader en Zoon!
Wim Zwitser