Collectieve schuld

Ad Kooijmans • 89 - 2013 • Uitgave: 25
Daniel liet zich niet verontreinigen door heidense smetten (Daniël 1). Hij was door God begenadigd om de droom van de koning te kunnen uitleggen (hfdst. 2). Hij zegde de koning Gods oordeel aan (hfdst. 4 en 5). De engel Gabriël zei tegen hem: ‘gij zijt zeer bemind’ (9:21-23). Dat alles neemt niet weg dat hij zich hier helemaal identificeert met het volk in zijn verootmoediging (9:1-10).

Hoe staat dat met ons? Zijn wij medeverantwoordelijk voor de ontwikkelingen in de samenleving? Staan we daar buiten of staan we daarboven? Paulus schreef aan de Romeinen: ‘daar zij het verwerpelijk achtten God te erkennen, heeft God hen overgegeven aan een verwerpelijk denken om te doen wat niet betaamt’ (1:28). Dat is precies wat we ervaren: verdwijning van de heilige huwelijkse staat, massale moord op ongeboren kinderen, zelfbeschikking over leven en dood, homohuwelijk en de dwang om dat als ambtenaar te bevestigen onder dreiging van ontslag bij weigering. Zeggen wij: “Here, ik dank u dat ik niet ben zoals die tollenaar, kindermoordenaar of homoseksueel”? Of zeggen we misschien: “Here, ik dank u dat ik niet ben zoals die Farizeeër, de wetgever”?

Invloed
Er bestaat zoiets als een collectieve verantwoordelijkheid voor de maatschappelijke ontwikkelingen die we beleven. De christenen, d.w.z. wij, moeten ons afvragen: Zijn we een zoutend zout en zijn we het licht voor de wereld? Velen van de nieuwe generatie hebben zich afgekeerd omdat zij Gods wet niet hebben leren zien als een vreugdevolle heiliging, maar als een zinloos dwangbuis in het leven van gelovigen. Anderen hebben zich afgewend omdat ze in gelovigen huichelarij en compromis hebben ervaren.
We weten heel goed dat antichristelijke wetten tot stand kwamen terwijl christenen lid van de regering waren. In de jaren voor de oorlog stonden de christelijke partijen nog voor principes, antirevolutionair, christelijk historisch en Rooms-katholieke volkspartij. Het CDA heeft zich ontwikkeld als een partij die wil regeren tot elke prijs en tot elk compromis. Het is geen wonder dat het nu gereduceerd is tot een kleine partij, die heel zijn vroegere invloed heeft verloren.
Niemand van ons ontsnapt aan de invloed van de samenleving waarin we ons ontwikkelen. Die samenleving wordt beheerst door materialisme en individualisme. Het is goed ons af te vragen in hoeverre die stromingen ons leven beïnvloeden. Het betreft vaak een keuze tussen wat de Here ons biedt en wat de wereld ons biedt. De subtiliteit daarvan kan ons gemakkelijk ontgaan en daarom is het uiterst belangrijk biddend onze weg te zoeken.

Wereldgelijkvormigheid
De Here vraagt onze aandacht voor de hemelse schatten die onvergankelijk zijn, in tegenstelling tot alles wat de wereld te bieden heeft (Matteüs 6:19-21). Waar valt het accent bij de vorming van een nieuwe generatie? Wat heeft voorrang: geestelijke vorming en ontwikkeling of het najagen van een carrière? Het gaat altijd om de vraag: “Wat komt eerst?” Hoeveel christenen zijn er die niet dienen in hun gemeente met het excuus ‘ik heb geen tijd’. Dat betekent eenvoudig dat hun relatie met de wereld hen belemmert om de roeping van de Here te vervullen. De Here vraagt eenvoudig de eerste plaats in ons leven en Hij maakt overduidelijk dat dat een exclusieve plaats moet zijn (Lucas 14:26-27). Het is belangrijk onze keuzes daaraan te toetsen.
Secularisatie is een veelgeprezen motto van onze tijd geworden. Het christendom heeft zijn glans verloren in de mate dat het zijn moraal heeft verloren. Wereldgelijkvormigheid is een plaag die de kerken doet ontvolken. De algemene tendens is: ‘alles moet kunnen’, dat wil zeggen: ‘weg met de wet die zegt: gij zult niet…’ Die wet, die gegeven is voor onze zedelijke en morele bescherming, wordt gezien als een christelijk taboe dat de vrije expressie van de mens in de weg staat. Het resultaat is een explosie van geweld en criminaliteit. Niet alleen onze vrouwen en meisjes worden bedreigd met verkrachting, maar ook onze kinderen zijn niet meer veilig. Roof en moord zijn tot het dagelijkse nieuws gaan behoren.

Volledig op God vertrouwen
Beseffen wij als christenen ons aandeel in deze ontwikkeling? Hoe kent de wereld ons? Is ons gedrag in overeenstemming met onze belijdenis? Dragen wij het kruis achter Jezus, of hebben we het besef van de betekenis van het kruis verloren? Jezus heeft zich met onze zonden beladen en heeft de volle consequentie daarvan aanvaard. Beseffen wij dat we Zijn genade net zo veel nodig hebben als alle atheïsten, moordenaars, verkrachters en rovers om ons heen? Hebben we geleerd uit genade te leven? Die genade is niet alleen nodig om gered te worden van het eeuwig verderf. Dat is pas het begin.
We kunnen zonder meer stellen dat Gods genade nodig is voor ieder aspect van het christelijk leven. Het is de goddelijke kracht die voor ons beschikbaar is om mogelijk te maken wat voor onszelf onmogelijk is. Als christen moet je leren van Gods genade te leven, dat wil zeggen: afzien van je eigen kracht en volledig op Hem vertrouwen. Je kunt het vergelijken met een elektriciteitscentrale ver van je huis, die allerlei apparaten effectief kan maken. Het enige wat je moet doen, is de schakelaar omzetten of een knop indrukken. Een handeling die in feite niets anders is dan een uitdrukking van geloof in de kracht die daardoor wordt ingeschakeld.

Door ons heen
Deze wereld ligt onder de vloek van de vader der leugen. Christenen vertegenwoordigen de waarheid. Jezus zei: “Ik ben de waarheid.” Jezus Christus moet door ons zichtbaar en voelbaar worden. ‘Ik in Hem’ staat voor rechtvaardigmaking. ‘Hij in mij’ staat voor heiligmaking, dat is groei van het christelijk leven naar het ‘Hem gelijk zijn’ (1 Johannes 3:2). Misschien ontbreekt het niet aan spektakel als uitingen van christelijke aanwezigheid, maar we schieten tekort in het openbaren van Christus’ leven door ons heen. Er is verootmoediging nodig in navolging van Daniël.
Willen we werkelijk opwekking? Iedere opwekking begint met zondebewustzijn en belijdenis. Een opwekking komt niet door ach-en-wee-geroep over de verdorven wereld, maar door bestorming van de hemel door zondaars die gekocht zijn door Jezus’ bloed met schuldbelijdenis en bekering.

Stromende regen
John Wesley was een man van gebed. Zijn prediking beïnvloedde de samenleving zodanig dat Engeland bewaard werd voor de Franse revolutie. D.L. Moody sprak elke dag met ten minste één persoon over de Here Jezus. Op een avond dat hij in bed zou stappen, herinnerde hij zich dat hij dat die dag nog niet had gedaan. Hij kleedde zich weer aan, pakte zijn paraplu en ging naar buiten in de stromende regen totdat hij iemand zag lopen. Die nodigde hij uit om zijn plaats onder de paraplu te delen en verkondigde hem het evangelie. Zulke godsmannen hebben we nu nodig!
Waar is de tijd gebleven dat de loutere aanwezigheid van predikers zoals Charles Finney door die persoonlijke aanwezigheid mensen tot zondebewustzijn bracht? Paulus vergeleek dat met een alles doordringende reuk, die de mensen bewust maakt van Gods oordeel (2 Korintiërs 2:15-16). Op de vraag: ‘Wie is tot deze dingen bekwaam?’ antwoordt hij: ‘vanuit God, voor Gods aangezicht, spreken wij in Christus’ (vers 17). De vraag is dus: ‘Spreken wij vanuit God voor Zijn aangezicht door onze positie in Christus?’

Ad Kooijmans