Christus of de antichrist (6)

Wim Zwitser • 97 - 2021 • Uitgave: 2
Bijbelstudieserie over de eerste brief van Johannes
1 Johannes 4:7-5:5

Johannes waarschuwt heel ernstig voor de dwaalleringen van de antichrist. Die dwalingen doen afbreuk aan de ware Christus. De waarheid is: Hij is volkomen God en volkomen Mens. Elke andere beschrijving is niet uit God, maar is een leugen.

God is liefde (1 Johannes 4:7-19)

Het valt niet mee om een hoogtepunt aan te wijzen in deze brief, maar deze verzen vormen dat zeker. Als Johannes schrijft dat God liefde is, dan heeft hij het over het Wezen van God.
Een ander kenmerk van Gods Wezen is licht (1:5). Dat hangt samen met ons leven in gemeenschap met God en met elkaar. Daarin is geen plaats voor de zonde, maar mocht iemand zondigen dan is de Heer Jezus het zoenoffer (2:2).

Nu richt hij de aandacht op ‘God is liefde’. Hij noemt zijn lezers opnieuw ‘geliefden’, en dan volgt er altijd een liefdevolle waarschuwing. Die luidt nu: ‘laten we elkaar liefhebben’. En dat gaat heel ver! Deze liefde is namelijk ‘uit God’, evenals elke gelovige (4:4).
Wat betekent het dat een gelovige ‘uit God’ is? Het hangt samen met ‘uit God geboren zijn’, dat wil zeggen dat wij bij onze wedergeboorte Zijn leven (het eeuwige leven) ontvangen hebben. Maar ‘uit God’ wijst bovendien op het feit dat wij aan Zijn natuur deel hebben gekregen (2 Petrus 1:4).
Dat betekent dat wij, Gods kinderen, Zijn kenmerken hebben en dus net zo kunnen liefhebben als Hij. Die liefde kent de wereld niet; die is het exclusieve voorrecht van gelovigen.

- Zijn eniggeboren Zoon
Hoever gaat Gods liefde? Die liefde werd voor het eerst zichtbaar toen God Zijn eniggeboren Zoon zond. Het woord ‘eniggeboren’ (Grieks monógenès) wijst op de Heer Jezus als God. Het heeft niets met geboorte te maken en betekent: enig in zijn soort, uniek. Met Hem is dus niemand te vergelijken.
Hij wordt ook ‘eerstgeboren’ genoemd. Dat wijst op Hem als Mens en betekent dat Hij méér is dan Zijn omgeving, dus méér dan ‘veel broeders’ (Romeinen 8:29), dan ‘de opgestane doden’ en ‘de hele schepping’ (Kolossenzen 1:18,15).

God zond Zijn eniggeboren Zoon in de wereld, ‘opdat wij zouden leven door Hem’. Wij waren dus dood (Efeze 2:1). Hij werd Mens in een wereld die Hem haatte. Toch was Zijn leven zó toegewijd, dat God een paar keer liet horen “Deze is Mijn geliefde Zoon”.
Maar dat was niet voldoende voor ons leven. Eerst moest het zondeprobleem opgelost worden. Het was nodig dat deze unieke, geliefde Zoon het zoenoffer moest worden voor onze zonden. Hij werd Mens om te kunnen sterven. Pas daarna kon God ons Zijn liefde bewijzen en kunnen wij leven.
Komt Gods liefde indrukwekkender tot uiting dan juist bij het kruis?

Daarom is deze liefde de norm voor een aantal belangrijke facetten in ons leven.

1) elkaar liefhebben
‘Geliefden, laten wij hebben elkaar liefhebben’ (4:11) omdat wij in de andere gelovige iemand herkennen die ook ‘uit God’ is, en niet omdat hij zo prettig, vriendelijk, geestelijk of toegewijd is. Elkaar zó liefhebben lukt ons dankzij Gods Geest Die in ons woont.

2) getuigen zijn
Gods liefde is in ons volmaakt en zoekt ook een weg naar mensen die God nog níet kennen. Als ‘de Vader Zijn Zoon zond als Heiland van de wereld’, dan horen wij daarvan te getuigen. Ook daarvoor woont Gods Geest in ons. Wij zijn immers het levende bewijs van het wonder dat Gods liefde kan doen bij een zondaar?
Het kan zijn dat de wereld net zo reageert als destijds naar de Heer, maar dat hoort erbij.

3) geen vrees
Gods liefde is ook bij ons volmaakt. Dat betekent dat onze Vader naar ons in deze wereld kijkt, zoals Hij naar Zijn Zoon keek. Met vreugde dus! Gods liefde ziet in ons mensen die op Hem lijken.
Zouden wij dan bang zijn bij de komst van de Heer? Natuurlijk niet! Wij gaan immers naar het huis van onze Váder? Deze liefde ‘drijft de vrees uit’.

Deze drie facetten brengen Johannes ertoe om te zeggen: ‘wij hebben lief’. Dat is kenmerkend voor elke gelovige; net als voor God Zelf.

De liefde als toets (1 Johannes 4:20-5:5)
Licht en liefde zijn dus de ware kenmerken van een wedergeboren gelovige. Hij lijkt op zijn Vader! Waarom beschrijft Johannes dit? Allereerst om ons er nog eens van te overtuigen hoe God naar ons kijkt en dus ook hoe wij onszelf mogen zien: geliefde kinderen van de Vader.
Maar de belangrijkste reden is: het helpt ons om ‘de geesten te beproeven of zij uit God zijn’ (4:1), want de liefde blijkt een heel goede toets te zijn.

Iemand kan namelijk heel eenvoudig zeggen dat hij God liefheeft, maar als hij zijn broeder niet liefheeft dan is het een leugenaar. De diagnose van Johannnes is: ‘Een broeder zie je immers voor je? Als je hem niet liefhebt dan is het onmogelijk dat je God liefhebt, al klinken je woorden nog zo vroom’.
En bij zo’n valse belijdenis hoort ook altijd een valse christus en een ongehoorzaamheid van Gods Woord. Dat is kenmerkend voor een nep-christen; evenals voor satan, de vader van de leugen.

Is het mogelijk om in zo’n leugenachtige wereld een trouwe christen te zijn? Zeker! Geloof in de Heer Jezus, vertrouw je aan Hem toe (Johannes 9:36-38).

Een spiegel voor de ware christen
Het is de taak van Johannes om in deze brief de ware aard van de nep-christen te schetsen, tegenover de ware aard van de wedergeboren christen. Het gaat hem om de kenmerken van het eeuwige leven in ons en niet zozeer om de vraag in hoeverre wij dat elke dag waarmaken.

Toch is het goed om ons af te vragen 1) hoe het komt dat de onvoorwaardelijke liefde onder gelovigen zo slecht functioneert, 2) of dat niet dé oorzaak is waarom ons getuigenis in de wereld zo zwak is, 3) of daardoor ons verlangen naar de komst van de Heer bijna is verdwenen.

De norm voor het leven van elke gelovige is en blijft: ‘zoals Hij (de Heer Jezus) is, zijn wij in deze wereld’. Die norm is niet te hoog, want we zijn ‘uit God’, we hebben Gods Geest in ons en Zijn Woord bij ons. Er is geen enkel excuus voor een slap, tweeslachtig leven. Dan zijn we geen overwinnaars, maar verliezers en kan de Heer ons onmogelijk gebruiken in Zijn dienst tot glorie van Zijn Naam!

Wim Zwitser