Christus of de antichrist (4)
Bijbelstudieserie over de eerste brief van Johannes
1 Johannes 2:18 – 3:12
- deel 1 verscheen in Zoeklicht nr. 4 (1 Johannes 1:1-4)
- deel 2 verscheen in Zoeklicht nr. 6 (1 Johannes 1:5-2:2)
- deel 3 verscheen in Zoeklicht nr. 8 (1 Johannes 2:3-27)
Vroeger wist elke gelovige wie de antichrist is, ook iemand die net tot geloof gekomen was. Dat hoorde bij het basisonderwijs. Onmiddellijk werd uitgelegd wie hij is en wat hij leert. Was dat belangrijk? Ja, want hoewel hij er nog niet was, werd zijn leer al door vele voorlopers (antichristen) gebracht. Als dat onderwijs vroeger nodig was, hoeveel te meer nu! Daarom is deze brief van Johannes zo belangrijk.
Leringen van de antichrist (1 Johannes 2:18-27)
De antichrist zal zich presenteren als de nep-christus, die de ware Christus vervangt. Hij wordt de grote leider van de nieuwe wereldgodsdienst, ‘de valse profeet’ (Openbaring 19:20). Elke gelovige, dus ook een baby in het geloof, moet precies weten wat hij leert.
Johannes vat zijn leugens samen in 2 punten:
1. hij loochent dat Jezus de Christus is.
Deze leugen ontkent dat de Heer Jezus de beloofde Messias uit het Oude Testament is. Hoewel deze leugen vooral door Joden wordt geloofd, is het voor elke christen belangrijk om te beseffen dat Hij allereerst voor het Joodse volk kwam (‘het zijne’, Johannes 1:11). Het doel van de antichrist is dat hij en niet Christus zal zitten op de troon van David (Lukas 1:32). En dat zal inderdaad een enige tijd lukken (2 Thessalonicenzen 2:4)!
2. hij loochent de Vader en de Zoon.
Johannes schrijft zijn evangelie om te bewijzen dat de Heer Jezus én volmaakt God én volmaakt Mens is (Johannes 1:14). Deze brief is later geschreven als waarschuwing tegen de dwaalleer (vooral gnostiek) om de Christus-van-de-Schriften te vervangen door een nep-Christus.
Zowel Jood als heiden verliezen door deze leugens dus het zicht op de Zoon! Maar dat heeft enorme gevolgen, want ‘wie de Zoon loochent, heeft ook de Vader niet’. Dan verliest iemand dus ook het zicht op de ware Vader!
Deze leugens kunnen ook christenen vandaag beïnvloeden. De Heer Jezus is mijn Heiland, maar is Hij God én Mens, ook nu in de hemel? Ik mag bidden tot God, maar is het een vertrouwelijk gesprek met mijn Vader (Johannes 16:27)? Johannes begon zijn brief met ‘onze gemeenschap is met de Vader en de Zoon’ (1:3). Een kind van God maakt deel uit van de familie van God!
Kinderen van God (1 Johannes 2:28 – 3:12)
Johannes begint zijn betoog nogal opvallend: hij gebruikt ‘Hem’ zowel voor de Zoon als voor de Vader. In vers 28 slaat ‘Hem’ op de Zoon, want Hij komt straks. In vers 29 slaat ‘Hem’ op de Vader, want wij zijn uit Hem geboren. In vers 1 weer op de Zoon, want Hém heeft de wereld niet gekend. Evenzo in vers 2, want de Zoon wordt geopenbaard en wij met Hem.
Heel subtiel blijkt hieruit dat de Zoon evenzeer God is als de Vader. Een kind van God heeft een relatie met Goddelijke Personen. Wat een basis!
- wij zijn het ook
Elke gelovige (vooral een jonge!) kan door de leugen gaan twijfelen of hij echt een kind van God is. Om die twijfel weg te nemen heeft Johannes al een paar kenmerken van een gelovige genoemd: 1) hij wandelt in het licht (1:7), 2) hij bewaart Gods geboden (2:5) en 3) hij bezit de Heilige Geest (2:27).
Nu volgt nog een kenmerk: hij heeft zijn broeder lief (3:11).
Wanneer ik deze kenmerken bij mijzelf aantref (soms gebrekkig) is er geen twijfel mogelijk: ik ben een kind van God. De Vader heeft mij echt lief! Velen zijn al lang tevreden wanneer die twijfel weg is en zij weten voor eeuwig gered te zijn. Dat is inderdaad mooi, maar daarmee is God niet tevreden. Gods doel is om de Heer Jezus straks te openbaren (wanneer Hij in heerlijkheid uit de hemel komt om te regeren), maar dan samen mét ons. Hij wil dat de wereld zal zien dat wij Hem gelijk zijn.
Dat is de unieke status van de kinderen van God: nú nog niet openbaar, maar stráks aan Hem gelijk! Toch is daarmee nog niet alles gezegd. Zodra wij met Hem geopenbaard worden zullen we namelijk ook in staat zijn om ‘Hem te zien zoals Hij is’. Ook al zijn wij Hem gelijk, het gaat niet om onze maar om Zijn glorie!
Het zicht op onze status stráks heeft grote invloed op ons leven nú: deze verwachting leidt tot levensheiliging, en dat betekent dat we a) iets wél doen en b) iets níet doen.
a) wij doen de gerechtigheid
Voor een kind van God is het normaal geworden om als een rechtvaardige te leven. Opnieuw iets dat zowel de Vader (1:9) als op de Zoon (2:1) kenmerkt, en dus ook een kind van God! Een gelovige wil op zijn Vader lijken, ook al gaat het lang niet altijd perfect.
b) wij doen de zonde niet
Het is ook de normale praktijk geworden om niet te zondigen. Het kan misgaan en dan moeten we de zonde belijden (1:9), maar zondigen is uitzondering geworden.
- Kaïn en Abel
Een kind van God is uit God geboren en heeft dus het eeuwige leven. Dan worden vanzelfsprekend de eigenschappen daarvan zichtbaar: liefde, licht en leven.
Iemand bij wie hiervan niets te zien is, is dus geen kind van God, maar een kind van de duivel.
Johannes is heel zwart-wit. Er zijn maar twee soorten mensen en om dat te verduidelijken herinnert hij ons aan de eerste twee zonen van Adam en Eva. Na de zondeval zei God tegen de slang dat er vijandschap zou zijn tussen zijn zaad en haar zaad (Genesis 3:15). Dat blijkt onmiddellijk uit het gedrag van Kaïn (slangenzaad) en Abel (vrouwenzaad). Kaïn is uit de boze, Abel niet. Dat blijkt uit hun werken. Abel heeft Gods onderwijs na de zondeval goed begrepen. God bekleedde Adam en Eva met dierenvellen (Genesis 3:21), waardoor Abel begreep dat iemand alleen tot God kan naderen op grond van de dood van een ander. Dus offert Abel een lam.
Kaïn komt met de vrucht van een vervloekte aardbodem. Hij kent God niet en is uit de duivel. Dat blijkt uit zijn werken: leugen en moord.
Die tweedeling onder mensen is er nog steeds. Zelfs de meest religieuze mens, die mogelijk de Bijbel uit zijn hoofd kent en elke zondag vooraan in de kerk zit, maar zonder Christus en de wedergeboorte tot God denkt te kunnen naderen, heeft de duivel tot vader en gaat dus verloren (Johannes 8:44). Ernstige boodschap!
Wim Zwitser
1 Johannes 2:18 – 3:12
- deel 1 verscheen in Zoeklicht nr. 4 (1 Johannes 1:1-4)
- deel 2 verscheen in Zoeklicht nr. 6 (1 Johannes 1:5-2:2)
- deel 3 verscheen in Zoeklicht nr. 8 (1 Johannes 2:3-27)
Vroeger wist elke gelovige wie de antichrist is, ook iemand die net tot geloof gekomen was. Dat hoorde bij het basisonderwijs. Onmiddellijk werd uitgelegd wie hij is en wat hij leert. Was dat belangrijk? Ja, want hoewel hij er nog niet was, werd zijn leer al door vele voorlopers (antichristen) gebracht. Als dat onderwijs vroeger nodig was, hoeveel te meer nu! Daarom is deze brief van Johannes zo belangrijk.
Leringen van de antichrist (1 Johannes 2:18-27)
De antichrist zal zich presenteren als de nep-christus, die de ware Christus vervangt. Hij wordt de grote leider van de nieuwe wereldgodsdienst, ‘de valse profeet’ (Openbaring 19:20). Elke gelovige, dus ook een baby in het geloof, moet precies weten wat hij leert.
Johannes vat zijn leugens samen in 2 punten:
1. hij loochent dat Jezus de Christus is.
Deze leugen ontkent dat de Heer Jezus de beloofde Messias uit het Oude Testament is. Hoewel deze leugen vooral door Joden wordt geloofd, is het voor elke christen belangrijk om te beseffen dat Hij allereerst voor het Joodse volk kwam (‘het zijne’, Johannes 1:11). Het doel van de antichrist is dat hij en niet Christus zal zitten op de troon van David (Lukas 1:32). En dat zal inderdaad een enige tijd lukken (2 Thessalonicenzen 2:4)!
2. hij loochent de Vader en de Zoon.
Johannes schrijft zijn evangelie om te bewijzen dat de Heer Jezus én volmaakt God én volmaakt Mens is (Johannes 1:14). Deze brief is later geschreven als waarschuwing tegen de dwaalleer (vooral gnostiek) om de Christus-van-de-Schriften te vervangen door een nep-Christus.
Zowel Jood als heiden verliezen door deze leugens dus het zicht op de Zoon! Maar dat heeft enorme gevolgen, want ‘wie de Zoon loochent, heeft ook de Vader niet’. Dan verliest iemand dus ook het zicht op de ware Vader!
Deze leugens kunnen ook christenen vandaag beïnvloeden. De Heer Jezus is mijn Heiland, maar is Hij God én Mens, ook nu in de hemel? Ik mag bidden tot God, maar is het een vertrouwelijk gesprek met mijn Vader (Johannes 16:27)? Johannes begon zijn brief met ‘onze gemeenschap is met de Vader en de Zoon’ (1:3). Een kind van God maakt deel uit van de familie van God!
Kinderen van God (1 Johannes 2:28 – 3:12)
Johannes begint zijn betoog nogal opvallend: hij gebruikt ‘Hem’ zowel voor de Zoon als voor de Vader. In vers 28 slaat ‘Hem’ op de Zoon, want Hij komt straks. In vers 29 slaat ‘Hem’ op de Vader, want wij zijn uit Hem geboren. In vers 1 weer op de Zoon, want Hém heeft de wereld niet gekend. Evenzo in vers 2, want de Zoon wordt geopenbaard en wij met Hem.
Heel subtiel blijkt hieruit dat de Zoon evenzeer God is als de Vader. Een kind van God heeft een relatie met Goddelijke Personen. Wat een basis!
- wij zijn het ook
Elke gelovige (vooral een jonge!) kan door de leugen gaan twijfelen of hij echt een kind van God is. Om die twijfel weg te nemen heeft Johannes al een paar kenmerken van een gelovige genoemd: 1) hij wandelt in het licht (1:7), 2) hij bewaart Gods geboden (2:5) en 3) hij bezit de Heilige Geest (2:27).
Nu volgt nog een kenmerk: hij heeft zijn broeder lief (3:11).
Wanneer ik deze kenmerken bij mijzelf aantref (soms gebrekkig) is er geen twijfel mogelijk: ik ben een kind van God. De Vader heeft mij echt lief! Velen zijn al lang tevreden wanneer die twijfel weg is en zij weten voor eeuwig gered te zijn. Dat is inderdaad mooi, maar daarmee is God niet tevreden. Gods doel is om de Heer Jezus straks te openbaren (wanneer Hij in heerlijkheid uit de hemel komt om te regeren), maar dan samen mét ons. Hij wil dat de wereld zal zien dat wij Hem gelijk zijn.
Dat is de unieke status van de kinderen van God: nú nog niet openbaar, maar stráks aan Hem gelijk! Toch is daarmee nog niet alles gezegd. Zodra wij met Hem geopenbaard worden zullen we namelijk ook in staat zijn om ‘Hem te zien zoals Hij is’. Ook al zijn wij Hem gelijk, het gaat niet om onze maar om Zijn glorie!
Het zicht op onze status stráks heeft grote invloed op ons leven nú: deze verwachting leidt tot levensheiliging, en dat betekent dat we a) iets wél doen en b) iets níet doen.
a) wij doen de gerechtigheid
Voor een kind van God is het normaal geworden om als een rechtvaardige te leven. Opnieuw iets dat zowel de Vader (1:9) als op de Zoon (2:1) kenmerkt, en dus ook een kind van God! Een gelovige wil op zijn Vader lijken, ook al gaat het lang niet altijd perfect.
b) wij doen de zonde niet
Het is ook de normale praktijk geworden om niet te zondigen. Het kan misgaan en dan moeten we de zonde belijden (1:9), maar zondigen is uitzondering geworden.
- Kaïn en Abel
Een kind van God is uit God geboren en heeft dus het eeuwige leven. Dan worden vanzelfsprekend de eigenschappen daarvan zichtbaar: liefde, licht en leven.
Iemand bij wie hiervan niets te zien is, is dus geen kind van God, maar een kind van de duivel.
Johannes is heel zwart-wit. Er zijn maar twee soorten mensen en om dat te verduidelijken herinnert hij ons aan de eerste twee zonen van Adam en Eva. Na de zondeval zei God tegen de slang dat er vijandschap zou zijn tussen zijn zaad en haar zaad (Genesis 3:15). Dat blijkt onmiddellijk uit het gedrag van Kaïn (slangenzaad) en Abel (vrouwenzaad). Kaïn is uit de boze, Abel niet. Dat blijkt uit hun werken. Abel heeft Gods onderwijs na de zondeval goed begrepen. God bekleedde Adam en Eva met dierenvellen (Genesis 3:21), waardoor Abel begreep dat iemand alleen tot God kan naderen op grond van de dood van een ander. Dus offert Abel een lam.
Kaïn komt met de vrucht van een vervloekte aardbodem. Hij kent God niet en is uit de duivel. Dat blijkt uit zijn werken: leugen en moord.
Die tweedeling onder mensen is er nog steeds. Zelfs de meest religieuze mens, die mogelijk de Bijbel uit zijn hoofd kent en elke zondag vooraan in de kerk zit, maar zonder Christus en de wedergeboorte tot God denkt te kunnen naderen, heeft de duivel tot vader en gaat dus verloren (Johannes 8:44). Ernstige boodschap!
Wim Zwitser