Christus of de antichrist (2)

Wim Zwitser • 96 - 2020 • Uitgave: 6
Bijbelstudieserie over de eerste brief van Johannes
1 Johannes 1:5-2-2

God is leven, licht en liefde. Zó hebben we God leren kennen in de Heer Jezus, en die eigenschappen horen bij elk kind van God. Wij zijn immers uit God geboren? Dat kenmerkt de familie van God en daardoor hebben wij gemeenschap met de Vader, met de Zoon en met elkaar.

Onze wandel in het licht (1 Johannes 1:5-10)

In de dagen van Johannes komen leringen op die zich beroepen op hogere (mystieke) kennis. De geest is daarin belangrijker dan het lichaam, en zonden doen er nauwelijks toe. Die leringen krijgen invloed onder christenen en hebben grote gevolgen. Het verschil tussen echt en nep-christendom vervaagt.
Ook vandaag zijn er onder gelovigen misverstanden over zonde(n). Opvattingen zoals: “Als ik zondig kan mij niks gebeuren, ik ben immers een gelovige”, of: “Ik blijf mijn hele leven een arme zondaar” wijzen op een serieus probleem.

De apostelen (de ‘wij’ in vers 5) hebben de opdracht om elke gelovige in Gods licht te brengen: ’God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis’! Het feit dat God liefde is komt later uitgebreid aan bod, maar dit is het belangrijkste om mee te beginnen.

Vanaf vers 6 slaat ‘wij’ op allen die belijden een gelovige te zijn. Het is van groot belang dat iemands belijdenis klopt met zijn wandel. Dat is een toets om de echte christen te herkennen. Als iemand zegt dichtbij de Heer te leven, terwijl zijn wandel duister is, dan ’doet hij de waarheid niet’. Dat wil zeggen: hij leeft niet in het waarachtige licht van God en is dus een leugenaar.
Maar de norm die we aanleggen voor een ander is ook voor onszelf belangrijk.
Een echte gelovige wandelt wél graag in het licht en heeft dan gemeenschap met God en met elkaar. Dat is een grote zegen, maar tegelijk valt zelfs de kleinste zonde op. En wat dan?

Vergeeft God met tegenzin?
Dan is er maar één oplossing: ’het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde’. Deze tekst wordt vaak gebruikt om een zondaar tot bekering te roepen. Dat is prima, want daarvoor mag elke Bijbeltekst gebruikt worden. Maar Johannes schrijft dit aan gelovigen. Hún leven is in het licht van God. Dat kan omdat wij uit God geboren zijn, maar in dat licht beseffen wij dat wij onze zondige natuur nog bij ons hebben.
Reinigt het bloed van de Heer Jezus ons automatisch? Nee, pas ná belijdenis. Het kan zijn dat een gelovige zó ver is afgedwaald dat hij zich niet meer alle zonden herinnert. Dat is gelukkig geen voorwaarde. God vraagt ons de zonden te belijden die wij ons herinneren. Daarop reinigt Hij ons ‘van alle ongerechtigheid’, dus ook van de zonden die wij vergeten zijn.

Vergeeft God met de nodige tegenzin, net zoals wij (Mattheüs 18:21)? Nee, Hij is ’getrouw en rechtvaardig om ons te vergeven’. Gods trouw blijkt uit het feit dat Hij altijd vergeeft. Zo hebben we Hem leren kennen toen wij de eerste keer tot Hem kwamen (Johannes 3:16), en dat blijft zo (Romeinen 3:3).
Hij is rechtvaardig omdat Hij zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard, maar Hem voor ons allen overgegeven heeft (Romeinen 8:32). Verzoening is van God uitgegaan. Daarom kan en wil God niet anders dan vergeven. Dat geldt voor de verloren zondaar én voor Zijn kind dat gezondigd heeft.

Voorspraak - zoenoffer (2:1-2)
Johannes noemt zijn lezers ‘kinderen’, zoals de Heer Jezus de apostelen ooit noemde (Johannes 13:33). Hier schrijft hij zelfs ‘mijn kinderen’, waaruit blijkt dat velen van hen door Johannes tot de Heer zijn geleid. Hij schrijft hen opdat zij niet zondigen. Maar mocht iemand dat wél doen, dan hebben wij ’een voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige’. Dit ‘wij’ geldt dus niet alleen voor degene die gezondigd heeft, maar voor iedere gelovige, ook voor Johannes.

Is de taak van de Heer Jezus als voorspraak hetzelfde als die van hogepriester? Nee, er zijn belangrijke verschillen! Als hogepriester heeft de Heer Jezus ons verzoend met een heilig God (Hebreeën 2:17). Daarna helpt Hij ons om vrijmoedig tot God te naderen om: a) hulp te ontvangen op het juiste moment (Hebreeën 4:15), en b) God te aanbidden (Hebreeën 7:25).

Als voorspraak is Hij niet bij God, maar bij de Vader. Ook als ik gezondigd heb, blijf ik een kind van God, maar de gemeenschap met mijn Vader is onderbroken. Dat merkt ook een kind in een gewoon gezin na een verkeerde stap. Het is nog steeds kind, maar de relatie met vader is verstoord.
Een voorspraak is iemand die de zaak van een ander op zich neemt. Als ik heb gezondigd is ná mijn belijdenis de gemeenschap met mijn Vader weer hersteld. Welke zaak van mij moet de Heer Jezus dan nog op zich nemen?
Ik heb meer besef nodig van wat ik heb gedaan. Die taak neemt Hij op zich. Ná mijn belijdenis neemt Hij mij in gedachten mee naar het kruis. Dáár is Hij het zoenoffer geworden voor onze zonden, dus ook voor die ene zonde die ik zojuist heb beleden.
Johannes noemt Hem ‘de Rechtvaardige’. Hij is het paslood waarlangs Hij mij laat zien hoe ver ik afgeweken was. Het is niet bedoeld om mij mijn zonde nog eens na te dragen (ze zijn immers vergeven?), maar om met grotere dankbaarheid neer te knielen bij het kruis (’om onze overtredingen werd Hij doorboord’, Jesaja 53:5). Dat helpt mij om de ernst van de zonde te zien, zodat ik niet opnieuw zondig en ik in gemeenschap met de Vader en de Zoon kan blijven.

Het zoenoffer
Zoenoffer spreekt van Gods ‘oplossing’ om in genade te kunnen vergeven. Het verzoeningswerk van de Heer Jezus is groot genoeg om al onze zonden weg te doen. Het is zelfs groot genoeg ‘voor de hele wereld’. In principe kan iedereen komen en verzoening ontvangen. Deze zin heeft voor verwarring gezorgd door een foute vertaling: ’voor die van de hele wereld’ (NBG), maar dat staat er niet. Het gaat dus niet om de zonden van de hele wereld. Dat leidt tot de alverzoeningsleer, waarin geleerd wordt dat uiteindelijk iedereen gered wordt.

Het is van groot belang te begrijpen dat het zoenoffer van Christus ten behoeve van de zonden van allen in de hele wereld is volbracht, maar dat alleen de zonden van hen die geloven daadwerkelijk worden verzoend (uitgedelgd).

“Ik wandel in het licht met Jezus,
Mijn ziel is Hem gans toegewijd,
Met Hem verrezen tot nieuw leven,
Volg 'k mijn Heiland tot in eeuwigheid.”

Wim Zwitser