Christus of de antichrist (1)

Wim Zwitser • 96 - 2020 • Uitgave: 4
Bijbelstudieserie over de eerste brief van Johannes
1 Johannes 1:1-4

In zijn eerste brief waarschuwt Johannes tegen een leer die de Godheid en de mensheid van de Heer Jezus aantast. Hij kent de kwetsbaarheid van zijn geliefden en wil hen behoeden voor de geest van de antichrist.

Schrijver en datum

Hoewel de naam van de schrijver niet vermeld wordt mogen we gerust aannemen dat het gaat om Johannes, de apostel van de Heer. Er zijn veel overeenkomsten tussen zijn Evangelie en zijn brieven. Uitdrukkingen als de Vader en de Zoon, kind van God, eeuwig leven, licht, liefde en gemeenschap komen in beiden voor.
We weten niet wanneer de brief precies geschreven is.
Johannes schrijft zijn Evangelie ’opdat u gelooft dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, en opdat u gelovend het leven hebt in Zijn naam’ (20:31). Hij hoopt dat zijn lezers hierdoor gelovigen worden.
Hij schrijft zijn eerste brief ’opdat u weet dat u eeuwig leven hebt, u die in de naam van de Zoon van God gelooft’ (5:13). Hij wil zijn lezers ervan overtuigen dat zij gelovigen zijn, en het eeuwige leven nooit kunnen verliezen. Dit is een aanwijzing dat de eerste brief is geschreven ná het Evangelie.

Doel
In de begintijd van de gemeente zijn er al dwalingen in opkomst die uitmonden in het zogenaamde gnosticisme. Deze stroming stelt het lichaam (materie) ondergeschikt aan de geest, en beroept zich op hogere (mystieke) kennis. Deze lering krijgt invloed in de vroege kerk en is waarschijnlijk aanleiding voor Johannes om deze eerste brief te schrijven.

Men was in die tijd wel vertrouwd met de gedachte dat goden in een menselijke gedaante op aarde konden verschijnen, maar zij werden beslist geen mens!
Zo werd geloochend dat de Heer Jezus volmaakt Mens is geworden. Dat heeft echter grote gevolgen, want als Hij geen echt lichaam had, kon Hij nooit sterven en niet opstaan, dan heeft het verzoeningswerk niet echt plaatsgevonden, enz.
Nú hebben we veelal met een andere dwaling te maken. Men wil wel aannemen dat Hij echt Mens is, maar men loochent dat Hij tegelijk God is. Ook dat is ernstig, want alleen God kan zonden vergeven (Markus 2:7) alleen de Zoon van God kan de Vader verklaren (Johannes 1:18), enz.
Deze dwalingen gaan niet over de Christus-van-de-Schriften, maar over een nep-christus, een antichrist (Grieks ‘anti’ = in de plaats van). Dergelijke leringen schetsen slechts een imitatie van de ware Christus. Daarom is deze brief van Johannes ook voor ons een ernstige waarschuwing!

Vanaf het begin (1 Johannes 1:1)

We vergelijken drie momenten die betrekking hebben op ‘het begin’.
1. Johannes begint zijn Evangelie zo: ’In het begin was het Woord’. Dit begin is geen beginmoment, want het gaat over de eeuwige Godheid van de Heer Jezus; Hij is het vlees geworden Woord (Johannes 1:14). Dat wil dus zeggen dat Christus van eeuwigheid af God is.
2. Genesis opent met: ’In het begin schiep God de hemel en de aarde’ (1:1). Dit is het moment waarop God Zijn scheppingswerk begon, en de tijd in werking stelde.
3. Deze brief begint met de Heer Jezus bij Zijn Menswording. Johannes (en de andere apostelen) getuigen ervan dat zij Hem gehoord, gezien en betast hebben. Hij was als Mens bij hen (Lukas 1:2)!

Het woord van het leven (1 Johannes 1:2)
Als Johannes vertelt hoe concreet hij de Heer Jezus gehoord en gezien heeft, dan zouden we verwachten dat hij zou schrijven ‘wie wij gehoord hebben’, maar hij schrijft ‘wat wij gehoord hebben’.
Dat eerste is natuurlijk waar, maar het gaat hem om het tweede: in Christus is iets openbaar geworden, namelijk ‘het woord van het leven’.
Het woord (Grieks ‘logos’) herinnert aan ’het Woord was bij God, en het Woord was God’ (Johannes 1:1). Logos is vergelijkbaar met het Nederlandse woord ‘rede’, dat we op twee manieren kennen: 1) ons innerlijk/intellect, 2) een toespraak. Logos is de weergave van het innerlijk.
Dit toont de diepe betekent van ‘logos’ wanneer het betrekking heeft op Christus. Wie kan het innerlijk/het wezen van God weergeven? Alleen Iemand die Zélf God is. Dat is Christus!
Als Hij op aarde komt, komt God. Uiteraard bewoont God een ontoegankelijk licht (1 Timotheüs 6:16), behalve als Hij naar buiten komt en Mens wordt.
Díe Mens heeft Johannes aanschouwd (Hij heeft een diepe indruk op hem gemaakt) en betast (Hij is werkelijk Mens).

Het eeuwige leven (1 Johannes 1:2)
Johannes is er getuige van geweest dat Christus het wezen van God heeft laten zien, namelijk: God is Vader! Die Vader heeft Zijn Zoon gezonden om ons het eeuwige leven te openbaren.
Dat is niet hetzelfde als een eeuwig voortbestaan. Elk mens blijft altijd leven, omdat God de levensadem in de mens blies (Genesis 2:7). Het slaat ook niet op het Messiaanse vrederijk, dat soms ook ‘eeuwig leven’ wordt genoemd (Daniël 12:2), en dus bekend was.
Het eeuwige leven was onbekend totdat de Heer Jezus kwam. Dat leven heeft de Vader in Zichzelf; dat geldt ook voor de Zoon (Johannes 5:26). Toen Hij Mens werd hebben Zijn discipelen voor het eerst het eeuwige leven leren kennen.
Uiteindelijk mogen zij meeluisteren als Christus Zijn Vader dankt dat ook zij het eeuwige leven mogen hebben. Dat betekent dat ook zij God mogen kennen zoals Hij is, namelijk Vader (Johannes 17:2,3). Na Zijn opstanding noemt Hij hen dan ook ‘mijn broeders’ en blaast in hen het eeuwige leven, een leven dat gekenmerkt wordt door de Heilige Geest (Johannes 20:17, 22).

Gemeenschap (1 Johannes 1:3)
Het eeuwige leven is dus het leven van de Vader en de Zoon. Elk kind van God heeft dat leven in de wedergeboorte gekregen (Johannes 1:12,13). Dat leven delen wij met de apostelen en met elkaar. Wij zijn de familie van God, en dat betekent gemeenschap (hetzelfde deel).
Maar niet alleen met elkaar, maar vooral met de Vader (met Hem blij worden van de Zoon) en met de Zoon (met Hem vrij omgaan met de Vader).

Blijdschap (1 Johannes 1:4)
Blijdschap is belangrijk, maar veel gelovigen missen dat. Een reden zou kunnen zijn dat zij zich eerst blij willen voelen voordat zij kunnen beseffen dat zij het eeuwige leven hebben. Dat zorgt voor twijfel.
Johannes zet de juiste volgorde neer: eerst beseffen dat je eeuwig leven hebt, daarna komt de blijdschap vanzelf. En laat geen enkele lering toe die afbreuk doet aan het beeld dat God over Zijn Zoon geeft!

Wim Zwitser