Christus in het Oude Testament (2)

Jan Harmen Klein Haneveld • 92 - 2016 • Uitgave: 22
‘En Hij begon bij Mozes en al de profeten en legde hun uit wat in al de Schriften over Hem geschreven was’ (Lucas 24:27).

Wat een geweldige Bijbelles kregen de Emmaüsgangers van de Heer. In deze serie Bijbelstudies willen ook wij de Here Jezus ontdekken in het Oude Testament, opdat ons hart even brandend zal zijn als dat van de Emmaüsgangers. In dit artikel: het Paaslam.

In Israël wordt elk jaar in het voorjaar Pesach gevierd. Dit feest begint met de zogenaamde sedermaaltijd, die staande wordt gegeten, met reiskleren aan. De Joden gedenken zo de bevrijding en de uittocht (exodus) van het volk Israël uit de slavernij in Egypte. We vinden deze geschiedenis in Exodus 11 en 12.
Bijna vierhonderd jaar woonde het volk Israël in het land Egypte. Zolang Jozef onderkoning was, werden zij daar zeer goed behandeld. Toen er later een koning (Farao) opstond die Jozef niet kende, werden zij steeds meer verdrukt en uiteindelijk als slaven gebruikt. Het volk riep tot de HEERE en Hij stuurde Mozes om hen te bevrijden. Om de Farao te dwingen de Israëlieten te laten gaan had God, door de hand van Mozes, negen plagen over Egypte laten komen. Maar de Farao liet zich niet vermurwen.

De tiende plaag
Toen kondigde God de tiende plaag aan. Omstreeks middernacht zou God dwars door Egypte trekken en alle eerstgeborenen in het land Egypte zouden sterven, van de eerstgeborene van de farao, die op zijn troon zou zitten, tot de eerstgeborene van de slavin die achter de handmolen zat en alle eerstgeborenen van het vee (Exodus 11:4-7). Een vreselijk oordeel kwam dus over Egypte, maar Gods volk zou daar niets van ondervinden. De Israëlieten bleven gespaard. Terwijl in die nacht dat oordeel over Egypte kwam, vierden de Israëlieten voor de eerste maal het Pascha.
En zo is het nu ook met ons: in deze wereld leven de mensen in slavernij van satan en de zonde. Gods oordeel over deze wereld is aangekondigd. Maar ieder die in de Here Jezus gelooft komt niet in dat oordeel (Johannes 3:18; 5:24). Integendeel, Christus heeft om zo te zeggen voor ons een sedermaaltijd bereid, midden in deze donkere wereld. Psalm 23:5 zegt het zo: ‘U maakt voor mij de tafel gereed voor de ogen van mijn tegenstanders; U zalft mijn hoofd met olie, mijn beker vloeit over.’

Een lam per gezin
De Israëlieten kregen de opdracht om op de tiende van de maand Nissan per gezin een lam in bewaring te nemen. Als een gezin te klein was voor een lam moesten zij samen met een naburig gezin een lam nemen. Dat lam moesten zij vier dagen in bewaring houden en op de veertiende moesten zij het slachten in de avondschemering.
Zoals het paaslam genoeg was voor het hele gezin, voor klein en groot, zo is ook de Here Jezus genoeg voor alle mensen, klein en groot. De Here Jezus bestrafte eens Zijn discipelen met de woorden: ‘Laat de kinderen bij mij komen en verhindert hen niet, want voor zulke mensen is het Koninkrijk van God’ (Marcus 10:14). En vóór Zijn hemelvaart heeft Hij hen opgedragen het Evangelie te verkondigen aan alle schepselen (Marcus 16:15). Niemand is uitgezonderd; Iedereen mag de Here Jezus als Verlosser aannemen.

Een lam zonder gebrek
Het paaslam werd op de tiende Nissan in huis genomen en vier dagen bewaard. Het mocht geen enkel kwaal of gebrek hebben.
Zo is ook de Here Jezus opgetrokken naar Jeruzalem. Hij is de tempel, het huis van God, binnengegaan en daar door de Joodse leiders ondervraagd (Johannes 12:12ev). Maar zij konden Hem op geen enkele fout betrappen. Hij was volkomen rein en God volkomen toegewijd. Zelfs de Romeinse stadhouder Pilatus moest erkennen: ‘Ik vind geen schuld in Hem!’ (Lucas 23:14,22). En de hoofdman over honderd, de leider van de Romeinse soldaten die Hem gekruisigd hadden, zei: ‘Werkelijk, deze Mens was rechtvaardig’ (Lucas 23:47). Ook God Zelf getuigde meermalen vanuit de hemel dat Hij Zijn welbehagen vond in de Here Jezus (Matteüs 3:17 en 17:5). Hij was de volmaakte Mens.

Het bloed van het lam
Het bloed van het geslachte paaslam moest door elk gezin gestreken worden aan de beide deurposten en de bovendorpel. Schuilend achter dat bloed, moesten zij de hele nacht in huis blijven en het Pascha eten, want God trok die nacht door het land Egypte en trof alle eerstgeborenen in dat land. Maar het bloed was het teken: als God het bloed zag, ging Hij voorbij en bleef de eerstgeborene leven. Achter het bloed van het lam was ieder veilig.
En dat is ook tegenwoordig niet anders. Ieder die schuilt achter het bloed van het Lam van God (Johannes 1:29 en 36) is veilig voor het oordeel van God; ieder die in Gods eniggeboren Zoon gelooft wordt niet veroordeeld (Johannes 3:18). Maar wie niet gelooft is alleen al daarom veroordeeld. Geloven in de Here Jezus is de enige manier waardoor wij het oordeel van God kunnen ontlopen.

Het vlees van het lam
Het lam mocht niet rauw of gekookt gegeten worden, maar moest in zijn geheel gebraden worden op het vuur. Het vlees van het lam moest ook geheel opgegeten worden. Er mocht niets overblijven tot de volgende morgen. Als er iets overbleef moest dat diezelfde nacht nog verbrand worden.
In Johannes 6:53-58 spreekt de Here Jezus over het eten van Zijn bloed en Zijn vlees. Dat betekent in de eerste plaats dat we Zijn dood aanvaarden als offer voor onze zonden. Dat offer heeft Hem alles gekost. Heel het oordeel van God over de zonde kwam op Hem. In Psalm 42:8 roept Hij uit: ‘Al Uw baren en Uw golven zijn over mij heen gegaan.’
Maar we moeten Hem ook dagelijks eten. Hij is het ware geestelijke voedsel waarmee wij onze geest kunnen voeden. Dat voedsel bewaart ons voor zondige verleidingen en houdt ons geestelijk in leven.

Ongezuurde broden
De Israëlieten moesten het Pascha eten met bittere kruiden en ongezuurde broden. Zeven dagen lang moesten ze ongezuurd brood eten en alle zuurdeeg uit hun huis verwijderen.
De bittere kruiden duiden in de eerste plaats op het lijden van de Here Jezus, maar ook op de verdrukkingen die wij, Zijn volgelingen, in deze wereld hebben. En de apostel Paulus schrijft in 1 Korintiërs 5: ‘Want ook ons Paaslam is voor ons geslacht: Christus. Laten wij dus feestvieren, niet met oud zuurdeeg, ook niet met zuurdeeg van slechtheid en boosaardigheid, maar met ongezuurde broden van oprechtheid en waarheid’ (vers 7,8). Ons hele leven is dus een feest van ongezuurde broden. We zullen de zonden en verkeerde dingen uit ons leven moeten verwijderen.

Uw lendenen omgord
Ook moesten de Israëlieten het eten met ‘hun middel omgord, hun schoenen aan hun voeten en hun staf in de hand.’ Met haast moesten ze het eten. In feite moesten ze tijdens het eten klaar staan om onmiddellijk te vertrekken.
Over de gelovigen te Tessalonica schrijft Paulus dat zij zich van de afgoden tot God hadden bekeerd om de levende en waarachtige God te dienen en Zijn Zoon uit de hemel te verwachten, namelijk Jezus, Die ons verlost van de komende toorn (1 Tessalonicenzen 1:9,10). Ook wij zullen klaar moeten zijn voor de grote uittocht, wanneer Hij ons komt halen om voor eeuwig met Hem in het Vaderhuis te zijn.
MARANATHA, Jezus komt (1 Korintiërs 16:22)!

Jan Harmen Klein Haneveld