Christus in het Oude Testament (1)

Jan Harmen Klein Haneveld • 92 - 2016 • Uitgave: 21
‘En Hij begon bij Mozes en al de profeten en legde hun uit wat in al de Schriften over Hem geschreven was’ (Lucas 24:27).

Wat een geweldige Bijbelles hebben de Emmaüsgangers van de Heer Zelf gekregen. Toen Hij ten slotte uit hun ogen verdween, zeiden zij tegen elkaar: “Was ons hart niet brandend in ons toen Hij onderweg tot ons sprak en voor ons de Schriften opende?” Het hoofdthema van deze boeiende les was niet anders dan: “Hij Zelf.”

In deze serie Bijbelstudies willen ook wij de Here Jezus ontdekken in het Oude Testament, met het doel dat ons hart even brandend zal zijn als dat van de Emmaüsgangers.

Melchizedek
De geschiedenis van Melchizedek vinden we in het veertiende hoofdstuk van het boek Genesis. Kedor-Laomer, de koning van Elam (zuidwest Iran) – en een drietal andere koningen met hem – voerde oorlog tegen de koningen van Sodom en Gomorra en drie andere koningen. Kedor-Laomer overwon en nam alle bewoners en al de bezittingen van Sodom en Gomorra mee en trok weg. In Sodom woonde Lot, de neef van Abram. Ook hij werd meegevoerd naar Elam. Toen Abram hierover een bericht ontving, trok hij Kedor-Laomer achterna. Hij versloeg hem en bevrijdde Lot en alle inwoners en bezittingen van Sodom en Gomorra. Op zijn terugkeer van die strijd ontmoet Abram Melchizedek.
‘En Melchizedek, de koning van Salem, bracht brood en wijn; hij was een priester van God, de Allerhoogste. En hij zegende hem en zei: ”Gezegend zij Abram door God, de Allerhoogste, Die hemel en aarde bezit! En geloofd zij God, de Allerhoogste, Die overgeleverd heeft uw tegenstanders in uw hand!” En hij gaf hem van alles een tiende deel’ (Genesis 14:18-20).
Deze Melchizedek wordt in het Oude Testament nog één keer genoemd, en wel in de Psalmen. ‘De HEERE heeft gezworen en Hij zal er geen berouw van hebben: U bent Priester voor eeuwig, naar de ordening van Melchizedek’ (Psalm 110:4).
In het Nieuwe Testament wordt duidelijk dat Melchizedek een beeld van Christus is: In Hebreeën 5:6 en 10 en 6:20 wordt Psalm 110:4 rechtstreeks op Hem van toepassing verklaard. In het zevende hoofdstuk van de Hebreeën wordt het beeld nader uitgewerkt. De schrijver van de Hebreeënbrief noemt een viertal aspecten waarin Melchizedek lijkt op de Zoon van God, onze Heer Jezus Christus.

1. Koning van de gerechtigheid
Over de persoon van Melchizedek weten we in feite niet zoveel. Zijn naam wordt vertaald met: ‘Koning van de gerechtigheid’. Dit betekent – als hij zijn naam waarmaakte – dat hij niet alleen rechtmatig de troon had bestegen, maar ook recht en gerechtigheid nastreefde. Ditzelfde wordt ook van onze Heer gezegd in Psalm 45:7 en 8 en Hebreeën 1:8 en 9. Hij is de Koning die éénmaal in gerechtigheid over de hele wereld zal regeren. Hij is de door God beloofde Messias, de ware Zoon van David, de Koning der Gerechtigheid. En elke knie van hen die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, zal zich buigen voor Hem (Filippenzen 2:10).

2. Koning van Salem = koning van de vrede
Salem was in de oudheid de naam van de stad Jeruzalem. Lang vóórdat Jeruzalem door David werd veroverd op de Jebusieten en lang vóórdat door Salomo de tempel van God werd gebouwd, was daar dus al een (hoge)priester van God de Allerhoogste.
‘Salem’ of ‘shalom’ betekent vrede. Melchizedek was dus koning van de vrede. Ook hierin lijkt hij op de Here Jezus. In Jesaja 9:5 worden over Hem de bekende woorden gesproken: ‘Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op Zijn schouder. En men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst.’ Eenmaal zal Hij Zijn duizendjarig vrederijk op aarde vestigen. Dan zal werkelijkheid worden wat geschreven staat in Jesaja 11:6-9.

3. Zonder vader of moeder, zonder begin of eind, aan de Zoon van God gelijk
De ouders van Melchizedek worden niet vermeld. Er wordt in de Bijbel ook niet gesproken over zijn geboorte of zijn dood. In feite heeft hij geen begin en geen einde. Hij is aan de Zoon van God gelijk. Ook de Here Jezus heeft geen begin en geen einde. Toen de Joden met Hem twistten, kon Hij van Zichzelf zeggen: ‘Vóór Abraham geboren was, ben ik!’ (Johannes 8:58). Deze uitspraak was voor de Joden overigens een reden Hem ter dood te brengen. Ook de apostel Johannes getuigt van Hem dat Hij geen begin heeft (Johannes 1:1-5) en dat Hij eeuwig leeft (Openbaring 1:18).

4. Priester in eeuwigheid
De schrijver van de Hebreeënbrief spreekt over verschillende soorten priesters. Als nuchtere Nederlanders van de 21e eeuw weten wij nauwelijks nog wat priesters zijn. Als u een Rooms-katholieke achtergrond hebt, hebt u daar misschien nog een beeld bij. Maar de meeste protestanten zijn opgegroeid zonder priesters. In het Oude Testament was de hoofdtaak van priesters het brengen van offers; niet alleen de offers voor zichzelf, maar vooral ook de offers van en voor de Israëlieten. In feite waren priesters de tussenpersonen, de middelaars, tussen God en de mensen. Zij brachten de mensen bij God en God bij de mensen. God is absoluut heilig en kan geen contact hebben met zondige mensen. Door de zonde is er een kloof ontstaan tussen God en de mensen. En die kloof moest overbrugd worden door de priesters.
Die priesters waren niet zomaar willekeurige mensen uit het volk; zij werden ook niet gekozen door het volk of door de oudsten. Ook werd je geen priester omdat je daarvoor een ‘bijzondere roeping’ had ontvangen. God Zelf heeft in het Oude Testament bijzondere regels gegeven voor het priesterschap. Alle mannelijke Israëlieten uit de stam Levi moesten dienst doen in de Tabernakel (en later in de tempel). Uit hen waren de mannelijke nakomelingen van Aäron de priesters. En de oudste zoon van de oudste zoon van Aäron was Hogepriester. Iemand was dus niet vrijwillig priester, maar door geboorte uit de stam Levi, als nakomeling van Aäron. Israëlieten uit een andere stam dan Levi konden nooit priester worden en mochten ook nooit de offers in de tempel brengen. Ook de koningen van Israël mochten dat niet! Zelfs de Here Jezus – die immers van Juda afstamt – kon nooit als priester optreden.
Al deze regels zijn vastgelegd in de wet van Mozes, de Thora. Maar hebben die regels het gewenste effect gehad? Heeft het Oudtestamentische priesterschap de mensen tot God gebracht en God tot de mensen? Kon het Levitische priesterschap de kloof tussen God en mensen overbruggen? NEE! Dat lag niet aan Gods wet, want die is heilig en volmaakt, zoals God Zelf heilig en volmaakt is. Het lag aan ons, aan degenen aan wie die wet is gegeven. Wij zijn niet volmaakt, maar zondig. En dat zelfde gold voor die priesters! Daardoor kon (en kan) Gods wet geen volmaaktheid brengen.
Dáárom heeft God een nieuwe priesterorde ingesteld: de orde van Melchizedek. En in tegenstelling tot de Levitische priesterorde kent de orde van Melchizedek maar één (hoge)priester: de Here Jezus Christus. Hij leeft eeuwig en heeft daarom geen voorgangers en opvolgers. Hij is een betere priester dan al die andere priesters. Omdat Hij altijd leeft, kan Hij ons voor eeuwig, dus volkomen behouden. Hij kan en zal altijd klaar staan om voor ons in de bres te springen.

Jan Harmen Klein Haneveld