Charles Finney, een geroepen opwekkingsprediker

Feike ter Velde • 89 - 2013 • Uitgave: 11
Op weg naar de Pinksterdag is het altijd goed om op de grote werken van de Heilige Geest in de geschiedenis van de Kerk terug te kijken. In Amerika zijn in het verleden ook grote dingen gebeurd. Niet alleen onder de gereformeerde prediking van Jonathan Edwards, maar zeker ook onder de machtige boodschap van Charles Finney (1792-1875). Zijn tijd wordt The Great Evangelical Awakening genoemd – een tijd van grote opleving van het christelijke geloof in Amerika die zich in verschillende fasen voltrok. Onmiskenbaar was er de krachtige werking van de Heilige Geest onder de prediking van het Woord van God door Finney.

Charles Finney kwam uit een groot gezin van vijftien kinderen, waarvan hij de jongste was. Hij werd geboren in het noordoosten van de Verenigde Staten – in de kleine staat Connecticut. Hij studeerde in New York en werd advocaat. Door een diepe aanraking van Gods Heilige Geest – hij was toen achtentwintig jaar oud – heeft hij ontslag genomen bij het kantoor waar hij werkzaam was, om zich geheel te wijden aan de prediking van het Evangelie.
Na zijn studie theologie werd hij eerst predikant in de Presbyteriaanse kerk van New York – vergelijkbaar met onze Nederlands Hervormde kerk. Binnen zijn eigen kerk kreeg hij nogal kritiek, maar hij leverde die zelf ook op de leiders van de kerk, die zich niet gedroegen overeenkomstig de heiligheid van het Woord Gods. Zo zette zich hij nogal af tegen de extreme uitverkiezingsleer die in zijn eigen calvinistische achtergrond soms sterk speelde. Hij vond die on-Bijbels, waardoor men de noodzaak van evangelisatie niet zag.

Zeer felle prediker
In zijn prediking legde hij de nadruk op de persoonlijke keuze voor Christus. Een van zijn vernieuwingen in de kerk was een aparte gebedsruimte in de dienst waar mensen konden samenkomen voor gebed. Vooral het bidden van het zondaarsgebed en de persoonlijke overgave aan de Here Jezus zag hij als absoluut noodzakelijk. Niemand wordt door de Here tot geloof gedwongen. Hij mag dat geloof ontvangen als gave. Het bewijs van het nieuwe leven zijn de goede werken die een mens mag doen in naam van Christus.
Hij was een zeer felle prediker, vol van de kracht van God, die zich keerde tegen alle rebellie en ongeloof, vrijzinnigheid en sektarisme. Met name de Vrijmetselaars, waartoe hij voor zijn bekering behoorde, werden door hem fel bestreden als een groot gevaar voor kerk en samenleving. Onder de macht van zijn Woord kwamen er velen tot overtuiging van zonde en verlorenheid en bekeerden zich. Hele dorpen en streken werden geestelijk omgekeerd. Nooit richtte Finney een eigen kerk of organisatie op, hoewel hij met groot gezag was bekleed en zijn boodschap in brede kring werd gehoord en aanvaard.

Geheel verbroken
In zijn autobiografie beschrijft hij de wondere werking van de Geest in zijn eigen leven. Op een namiddag in zijn studeerkamer kreeg hij het diepe verlangen heel zijn hart uit te storten voor God. Hij vertelt:
“De aandrang in mijn ziel was zo sterk, dat ik snel naar de kamer ging die achter mijn kantoor gelegen was, om te bidden. Er was geen vuur of licht in mijn kamer, toch was het er volkomen licht. Toen ik de deur achter mij sloot leek het mij of ik van aangezicht tot aangezicht de Here Jezus ontmoette. Het kwam niet direct in mij op dat het een geestelijke toestand was waarin ik verkeerde. Het leek alsof ik Hem zag zoals ik ook ieder ander mens zag. Hij zei niets, keek alleen naar mij, zo diep en intens, dat het mij geheel verbroken aan Zijn voeten bracht. Ik stortte mijn hele hart voor Hem uit. Ik weende luid als een kind en beleed Hem mijn zonden voor zover ik dat kon met mijn verstikte stem. Het scheen mij toe dat ik Zijn voeten nat maakte met mijn tranen. En toch heb ik geen duidelijke indruk dat ik Hem aanraakte voor zover ik mij herinner. Ik moet lang in die toestand zijn gebleven en herinner mij niets anders gezegd te hebben dan alleen de belijdenis van mijn zonden. Het vuur in het kantoor was uitgegaan, dus moest ik uren in die kamer zijn geweest. Op dat moment ervoer ik een diepe aanraking en vervulling, noem het een doop, van de Heilige Geest. Het scheen alsof het door mijn hele lichaam stroomde als een kracht van elektriciteit. Het bleef maar komen als bijna vloeibare golven van liefde. Anders kan ik het niet uitdrukken. Het leek Gods eigen adem. Ik kan me duidelijk herinneren dat het om mij heen waaide als door reusachtige vleugels.
Geen woorden kunnen de wonderbare liefde beschrijven die in mijn hart werd uitgestort. Ik weende luid van vreugde en ik schreeuwde de onuitsprekelijke volheid van mijn hart uit. Die golven bleven achter elkaar over mij heen komen, de een na de ander, totdat ik uitriep: “Ik zal sterven als die golven over mij heen blijven gaan!” Ik zei: “Here, ik kan niet meer verdragen!” Toch was ik niet bang voor de dood.
Later vroeg mij iemand: “Mijnheer Finney, wat hebt u?” Ik antwoordde: “Ik ben zo gelukkig, dat ik niet meer leven kan…!”

Vol van liefde en kracht
De volgende morgen, na een nacht van weinig slaap, werd ik wakker. Het zonlicht scheen reeds mijn kamer binnen. Mijn hart was meer dan vol van de liefde van God. Ik kon niet anders dan op mijn knieën liggen voor God en weende luid. Tranen van onpeilbaar diepe vreugde stroomden over mijn gelaat. Ik kon niet anders doen dan mijn ziel uitstorten voor God. Het was 10 oktober 1821.
Ik was zo vol van de kracht van God dat, al sprak ik maar enkele woorden tot de mensen, zij onmiddellijk tot bekering kwamen. Mijn woorden schenen alle weerstand en het hart mijn hoorders volledig stuk te slaan. Soms verdween de kracht geheel en ervoer ik diepe leegte van binnen. Ik trok me dan terug om te vasten en te bidden en dan kwam Gods kracht weer in grote volheid en frisheid terug. Dat heb ik mijn hele leven zo gehad.
Het was niet mijn kracht, maar Zijn kracht. Ik kon het zo maar weer kwijt zijn. Ik leerde volkomen nederigheid en afhankelijkheid van de Here in alles. Ik geloof dat iedere gelovige soortgelijke ervaringen kan hebben en ook predikanten, als ze maar nederig genoeg zijn om deze kracht te willen ontvangen en te behouden. Dan zullen ook onder hun prediking dorpen, steden en hele streken bekeerd worden tot Christus.”
Mensen rond Charles Finney verklaarden dat Finney dwars door je heen keek, waardoor je je ontdekt en betrapt voelde over zonden, zonder dat je je veroordeeld voelde. Iemand zei: “Er kwam toen een diep verlangen in mij om me te bekeren tot de God van Finney.”

Feike ter Velde