Brieven van een herder (9) Ken je identiteit

Wim Zwitser • 94 - 2018 • Uitgave: 19
De eerste brief van Petrus onderwijst de christen om te leven zoals Christus, in een wereld die Hem verwerpt. De tweede brief beschrijft het einde van die wereld, maar waarschuwt de christen om zijn identiteit vast te houden. Dat betekent dat wij onze identiteit goed moeten kennen en ook moeten weten hoe we die kwijt kunnen raken.

Petrus schrijft zijn tweede brief aan het eind van zijn leven (1:14). Hij presenteert zich als Simon Petrus, dus ook met zijn oude naam Simon. Zo noemt de Heer Jezus hem op bijzondere momenten, meestal wanneer hij zwak is. Toch herstelt de Heer hem, juist met die naam (Johannes 21:15-17)!

Aanhef brief (2 Petrus 1:1-2)
Ook noemt Petrus zich ‘slaaf van Jezus Christus’. Na zijn herstel vertelt de Heer dat hij de marteldood zal sterven, maar zegt dan heel simpel: “Volg Mij” (Johannes 21:19). En dat doet Petrus, ook al kent hij de gevolgen. Als Herodes hem later ter dood wil brengen staat God het nog niet toe (Handelingen 12), maar nu heeft de Heer Jezus hem duidelijk gemaakt dat het moment van sterven is aangebroken. Het brengt Petrus ertoe om zijn geliefden nog eenmaal te herinneren aan onze identiteit in Christus.

Het geheim van deze identiteit is dat elke christen ‘een even kostbaar geloof als wij verkregen’ heeft. Petrus noemt drie dingen kostbaar: 1. het bloed van de Heer Jezus (1 Petrus 1:19), 2. ons geloof en de grootste beloften (2 Petrus 1:4), d.w.z. onze zekerheid, 3. ons vertrouwen en onze toekomstverwachting. Door alle drie leren wij God en de Heer Jezus kennen! Wij hebben dus niets minder gekregen dan de apostelen.

Gods roeping (2 Petrus 1:3-4)
Vervolgens geeft Petrus een schitterende samenvatting van het Evangelie van God. Die blijde boodschap vertelt hoe rijk God een mens wil maken die de Heer Jezus heeft aangenomen. Zijn Goddelijke kracht is al te zien in de schepping (Romeinen 1:20), maar komt nu in werking om ons tot nieuwe mensen te maken. Paulus noemt het een nieuwe schepping (2 Korinthe 5:17), maar Petrus gaat wel héél ver: ‘deelgenoten van de Goddelijke natuur’.
Nee, wij worden geen goden. Wij blijven mensen, maar we zijn uit God geboren (Johannes 1:13). We hebben eeuwig leven! God roept ons ‘door Zijn eigen heerlijkheid en deugd (=uitnemendheid)’. Hij wil ons niet alleen op de hoogte brengen van Zijn plannen, zoals destijds bij Abraham (Genesis 18:17), maar ons ervan verzekeren dat wij deel uitmaken van Zijn geweldige beloften. Het gaat niet om één enkele belofte op zich, zoals die van de Heilige Geest (Lukas 24:49) of van het eeuwige leven (1 Johannes 2:25), maar om al Gods beloften die in Christus in vervulling zullen gaan, d.w.z. in Christus samen met ons. Het is belangrijk dat wij dat goed begrijpen.

Ons aandeel (2 Petrus 1:5-7)
Het kostbare geloof hebben we verkregen, maar we dienen er zelf zeven eigenschappen aan toe te voegen: deugd, kennis, zelfbeheersing, volharding, godsvrucht, broederliefde en liefde, en wel ‘met inbreng van alle ijver’.

Dit lijkt op de negenvoudige vrucht van de Heilige Geest (Galaten 5:22). Daar betoogt Paulus dat de Geest die vrucht bewerkt zodra een christen in de geestelijke vrijheid staat. Maar hoe kunnen wij dit doen? Zou Petrus bedoelen dat we flink ons best moeten doen? En zo ja, waar moeten we die eigenschappen vandaan halen? Waar heeft Petrus ze zélf trouwens gevonden? Hij is aanvankelijk bepaald geen toonbeeld van zelfbeheersing, volharding e.d. Toch is het in Handelingen helemaal goed gekomen.

Een voorbeeld uit Genesis 24. Na het offer van Izak stuurt Abraham de knecht op pad om een vrouw voor zijn zoon te vinden. Zodra de knecht heeft gebeden om wijsheid, komt Rebekka bij de bron. Het valt hem op dat zij snel (ijverig) zowel hem als de kamelen laat drinken (vers 18, 20). Daarna omhangt hij haar met de gouden sieraden van zijn heer. In type zien we hier hoe God de Vader (Abraham), na de dood en opstanding van Zijn Zoon (Izak), de Heilige Geest (de knecht) zendt om de gemeente (Rebekka) te roepen en haar voor te bereiden op haar ontmoeting met de Heer Jezus.

De komst van de Heilige Geest in Handelingen 2 voegt de gelovigen samen tot een nieuwe eenheid: de gemeente. Het valt onmiddellijk op dat er onder de apostelen én de andere christenen een grote toewijding (ijver) is naar de Heer en naar elkaar. Dat biedt de Geest alle ruimte om hun geloof te verrijken met deze prachtige eigenschappen. Het zijn namelijk ‘de sieraden’ van de Heer Jezus! Zo ontstaat er een bijzonder gezelschap met een prima getuigenis naar buiten (Handelingen 2:46).

Veel christenen vandaag denken dat zaken als gebedsgenezing en tongentaal het beste bewijs zijn van de werking van de Geest. Dat is een misvatting. Petrus maakt duidelijk dat de Geest alleen kan werken op basis van mijn toewijding. Het verbazingwekkende is dan dat het toevoegen van die mooie eigenschappen mij als een verdienste wordt aangerekend!

Het eerste wat aan ons geloof wordt toegevoegd is de deugd (= geestelijke kracht). Die andere eigenschappen vormen geen opklimmende reeks, alsof de liefde het hoogste zou zijn. Het is bedoeld als een weergave van onze identiteit als christen.

Gevolgen (2 Petrus 1:8-11)

Bewustwording van onze identiteit levert drie enorme winstpunten op.

1) meer kennis van onze Heer Jezus Christus (vers 8)
Het mooiste voor een christen is om Hem beter te leren kennen en daardoor meer op Hem te lijken. Maar het laat ons ook niet ‘werkeloos of onvruchtbaar’. Er zijn altijd mensen (gelovigen én ongelovigen) voor wie we tot zegen zullen zijn.
2) wij zullen beslist nooit struikelen (vers 10)
Hoe komt het dat zoveel christenen vatbaar zijn voor wereldse verleidingen, of voor verkeerde leringen, of voor zonde, of zelfs voor verslaving? Zij zijn de reiniging van hun zonden vergeten. De Geest kan bij hen niets toevoegen. Hun geestelijk leven schrompelt ineen.
3) rijke ingang in het eeuwige koninkrijk (vers 11)
De trouwe slaven die hun talenten hebben verdubbeld krijgen van de Heer bij Zijn terugkomst te horen: ‘ga de vreugde van je heer in’ (Mattheüs 25:21,23).

Even eerlijk: waaraan ontleen jij je christelijke identiteit? Aan je kerkelijke richting? Aan je ‘geestelijk’ werk? Fout! Paulus vindt zijn religieuze leven waardeloos. Het gaat hem alleen om Christus. Lees aandachtig Filippenzen 3:3-11. Wijd je leven (opnieuw) toe aan Hem alleen!

Wim Zwitser