Brieven van een herder (3)
Een geboorte is een wonderlijke gebeurtenis. De pasgeboren baby blijkt een enorme honger te hebben naar melk. Petrus beschrijft zó het begin van een gelovige, maar dat kan niet zonder gehoorzaamheid.
Gehoorzamen is niet zo populair. Toch is het de enige basis waarop een mens met God kan omgaan. In het allereerste begin moet de onschuldige Adam iets niet doen, namelijk eten van de boom van kennis van goed en kwaad (Genesis 2:17). Vandaag moet de zondaar iets wel doen: ‘God beveelt de mensen dat zij zich allen overal moeten bekeren’ (Handelingen 17:30). Er is geen andere keus.
Onze nieuwe geboorte (1 Petrus 1:22-25)
Zodra wij bereid zijn God te gehoorzamen, werkt Hij in ons het eeuwige leven. Dat is de wedergeboorte. Dat maakt ons tot nieuwe mensen, die tot nieuwe dingen in staat zijn: wij buigen van harte voor de waarheid (al Gods gedachten) en hebben onze medegelovigen van harte lief.
Die verandering leidt tot ‘ongeveinsde broederliefde’ (Grieks: ‘phileo’). We hebben elkaar lief omdat we merken dat we allemaal iets aantrekkelijks hebben, namelijk het eeuwige leven. Vervolgens komt het bevel ‘hebt elkaar vurig lief’ (Grieks: ‘agapè’). Dat gaat een stapje verder. God had ons lief toen wij nog zondaars waren (Romeinen 5:8), dus toen er nog niets aantrekkelijks aan ons te zien was. Nu moeten wij elkaar net zo liefhebben, niet af en toe, maar voor altijd, ook al is de ander nog zo onredelijk, ongeduldig, onverdraagzaam etc. Die liefde is in onze harten uitgestort waardoor wij onze broeders kunnen liefhebben, zoals de Heer Jezus ons liefheeft (1 Korintiërs 13:4-7).
Onze groei (1 Petrus 2:1-3)
Het Woord van God is levend en blijvend. Het bewerkt niet alleen de wedergeboorte, maar zal ook daarna werkzaam moeten blijven. Petrus vergelijkt Gods Woord met zaad dat in de bodem valt en gaat opgroeien. God zorgt voor de groei, maar iedere gelovige zal de bodem (zijn hart) zo gezond mogelijk moeten houden. Een goede tuinman verwijdert immers alles wat de groei belemmert.
Wat belemmert onze groei?
Elke vorm van boosheid en bedrog. Evenals huichelarijen, hypocriet gedrag (letterlijk: toneelspelen, dus de rol spelen van iemand anders). En alle kwaadsprekerijen, dus ook een milde vorm, zoals: iemands motieven in twijfel trekken. Allemaal zaken die ons hart niet mogen binnenkomen.
Wat bevordert onze groei?
Een pasgeboren baby verlangt alleen naar zuivere melk. Paulus en Johannes gebruiken dit beeld als een beginfase die moet overgaan naar het eten van vast voedsel. Petrus zegt juist dat het niet moet veranderen. De smaak van een gelovige moet altijd zuiver blijven: alleen verlangen naar de Heer.
Petrus verwijst daarmee naar Psalm 34: ‘smaakt en ziet dat de Heer goedertieren is’ (vers 9). Deze psalm ontstaat op het moment dat de Filistijnen David als een idioot bestempelen, terwijl hij zich vastklampt aan de Heer. Wat een aansporing voor elke gelovige vandaag, hoe men ons geloof ook moge kwalificeren!
Onze dienst (1 Petrus 2:4-7)
Wedergeboorte is een strikt persoonlijke zaak, maar dat verandert zodra de groei begint. Dan merken we dat we dichterbij de Heer komen én dichterbij elkaar. Samen vormen we het huis van God, bestaande uit alle ware gelovigen, gebouwd en samengevoegd door God Zélf op de enige hoeksteen, onze Heer en Heiland.
- het fundament
Wij groeien allereerst naar de Heer. Hij is het eerste aantrekkingspunt, ‘een levende steen, de hoeksteen’; een verwijzing naar Psalm 118:22. Deze psalm citeert de Heer Zelf ook in de gelijkenis van de onrechtvaardige landlieden, die Hem (de erfgenaam van de eigenaar) zullen doden (Matteüs 21:33-46). Maar al is Hij door mensen verworpen, Hij is voor God ‘uitverkoren en kostbaar’. En de Heer eindigt het citaat met: ‘van de Heer is dit gebeurd en het is wonderlijk in onze ogen’. De verworpen Heer is het sterke fundament geworden voor alle ‘levende stenen’.
Soms wordt ook beschreven hoe het huis van God groeit wanneer Hij het bouwen overlaat aan mensen. Het fundament is hetzelfde, maar de stenen kunnen anders zijn. Wij kunnen verkeerd ‘materiaal’ toevoegen door bijvoorbeeld iemand te dopen die niet wedergeboren is. Dan maken we een fout, want dat ‘materiaal’ is niet vuurbestendig (1 Korintiërs 3:10-13).
Petrus beschrijft hoe God bouwt. Zijn stenen zijn altijd levend, want Hij maakt geen fout!
- een heilig priesterdom
Op dit fundament groeien wij vervolgens met elkaar naar één doel: wij vormen een heilig gezelschap van priesters. De gelovige Joodse lezers van deze brief zijn vertrouwd met de gedachte dat God bij Zijn volk wil wonen zodat het tot Hem kan naderen. Zij kennen de vroegere tabernakel en de tempel. Net als toen wil God ook nu een huis, priesters en offers. Maar de verschillen zijn groot!
1. Tabernakel en tempel toen zijn ‘met handen gemaakt’ (Hebreeën 9:24) en bestonden uit stoffelijke materialen, zoals hout, steen e.d.
Het huis dat God nu bouwt is een geestelijk huis, bestaande uit alle gelovigen. Gelovigen horen plaatselijk bij elkaar te komen, zoals in Korinthe, om samen zo’n geestelijk huis te vormen (1 Korintiërs 3:16). De lokaliteit en andere uiterlijke dingen zijn van ondergeschikt belang.
2. De vroegere priesters waren allemaal nakomelingen van Aäron. Een Israëliet die God iets wilde aanbieden, mocht dat niet zelf doen. Hij moest het offeren overlaten aan de priesterklasse.
Zo’n onderscheid tussen gelovigen is er nu niet meer. Het doel van geestelijke groei is dat elke gelovige vrij is om God als priester te aanbidden.
3. De vroegere offers bestonden uit dieren, meelbloem, wijn e.d. en moesten op het brandofferaltaar of reukofferaltaar gebracht worden.
Onze offers zijn geestelijk en zijn de vrucht van onze lippen (Hebreeën 13:15). Onze aanbidding bestaat uit wat wij aan onze Vader vertellen over de Heer Jezus, over Zijn Persoon, over Zijn werk.
De één heeft meer van de Heer gezien dan de ander, zoals de ene Israëliet vroeger een groter offer kon brengen dan de ander (Leviticus 1). Dat hoort bij groei, maar elk kan tot aanbidding komen.
Gods huis bestaat vandaag niet uit menselijke favorieten, integendeel (1 Korintiërs 1:26). Maar in Gods ogen is elke levende steen een schitterende kopie van die ene levende steen, de Hoeksteen, Zijn geliefde Zoon! Samen op Hem vormt God van zulke stenen een gezelschap van aanbidders. Dat is Gods plan met onze geestelijke groei.
‘Van de Heer is dit gebeurd, en het is wonderlijk in onze ogen.’
Wim Zwitser
Gehoorzamen is niet zo populair. Toch is het de enige basis waarop een mens met God kan omgaan. In het allereerste begin moet de onschuldige Adam iets niet doen, namelijk eten van de boom van kennis van goed en kwaad (Genesis 2:17). Vandaag moet de zondaar iets wel doen: ‘God beveelt de mensen dat zij zich allen overal moeten bekeren’ (Handelingen 17:30). Er is geen andere keus.
Onze nieuwe geboorte (1 Petrus 1:22-25)
Zodra wij bereid zijn God te gehoorzamen, werkt Hij in ons het eeuwige leven. Dat is de wedergeboorte. Dat maakt ons tot nieuwe mensen, die tot nieuwe dingen in staat zijn: wij buigen van harte voor de waarheid (al Gods gedachten) en hebben onze medegelovigen van harte lief.
Die verandering leidt tot ‘ongeveinsde broederliefde’ (Grieks: ‘phileo’). We hebben elkaar lief omdat we merken dat we allemaal iets aantrekkelijks hebben, namelijk het eeuwige leven. Vervolgens komt het bevel ‘hebt elkaar vurig lief’ (Grieks: ‘agapè’). Dat gaat een stapje verder. God had ons lief toen wij nog zondaars waren (Romeinen 5:8), dus toen er nog niets aantrekkelijks aan ons te zien was. Nu moeten wij elkaar net zo liefhebben, niet af en toe, maar voor altijd, ook al is de ander nog zo onredelijk, ongeduldig, onverdraagzaam etc. Die liefde is in onze harten uitgestort waardoor wij onze broeders kunnen liefhebben, zoals de Heer Jezus ons liefheeft (1 Korintiërs 13:4-7).
Onze groei (1 Petrus 2:1-3)
Het Woord van God is levend en blijvend. Het bewerkt niet alleen de wedergeboorte, maar zal ook daarna werkzaam moeten blijven. Petrus vergelijkt Gods Woord met zaad dat in de bodem valt en gaat opgroeien. God zorgt voor de groei, maar iedere gelovige zal de bodem (zijn hart) zo gezond mogelijk moeten houden. Een goede tuinman verwijdert immers alles wat de groei belemmert.
Wat belemmert onze groei?
Elke vorm van boosheid en bedrog. Evenals huichelarijen, hypocriet gedrag (letterlijk: toneelspelen, dus de rol spelen van iemand anders). En alle kwaadsprekerijen, dus ook een milde vorm, zoals: iemands motieven in twijfel trekken. Allemaal zaken die ons hart niet mogen binnenkomen.
Wat bevordert onze groei?
Een pasgeboren baby verlangt alleen naar zuivere melk. Paulus en Johannes gebruiken dit beeld als een beginfase die moet overgaan naar het eten van vast voedsel. Petrus zegt juist dat het niet moet veranderen. De smaak van een gelovige moet altijd zuiver blijven: alleen verlangen naar de Heer.
Petrus verwijst daarmee naar Psalm 34: ‘smaakt en ziet dat de Heer goedertieren is’ (vers 9). Deze psalm ontstaat op het moment dat de Filistijnen David als een idioot bestempelen, terwijl hij zich vastklampt aan de Heer. Wat een aansporing voor elke gelovige vandaag, hoe men ons geloof ook moge kwalificeren!
Onze dienst (1 Petrus 2:4-7)
Wedergeboorte is een strikt persoonlijke zaak, maar dat verandert zodra de groei begint. Dan merken we dat we dichterbij de Heer komen én dichterbij elkaar. Samen vormen we het huis van God, bestaande uit alle ware gelovigen, gebouwd en samengevoegd door God Zélf op de enige hoeksteen, onze Heer en Heiland.
- het fundament
Wij groeien allereerst naar de Heer. Hij is het eerste aantrekkingspunt, ‘een levende steen, de hoeksteen’; een verwijzing naar Psalm 118:22. Deze psalm citeert de Heer Zelf ook in de gelijkenis van de onrechtvaardige landlieden, die Hem (de erfgenaam van de eigenaar) zullen doden (Matteüs 21:33-46). Maar al is Hij door mensen verworpen, Hij is voor God ‘uitverkoren en kostbaar’. En de Heer eindigt het citaat met: ‘van de Heer is dit gebeurd en het is wonderlijk in onze ogen’. De verworpen Heer is het sterke fundament geworden voor alle ‘levende stenen’.
Soms wordt ook beschreven hoe het huis van God groeit wanneer Hij het bouwen overlaat aan mensen. Het fundament is hetzelfde, maar de stenen kunnen anders zijn. Wij kunnen verkeerd ‘materiaal’ toevoegen door bijvoorbeeld iemand te dopen die niet wedergeboren is. Dan maken we een fout, want dat ‘materiaal’ is niet vuurbestendig (1 Korintiërs 3:10-13).
Petrus beschrijft hoe God bouwt. Zijn stenen zijn altijd levend, want Hij maakt geen fout!
- een heilig priesterdom
Op dit fundament groeien wij vervolgens met elkaar naar één doel: wij vormen een heilig gezelschap van priesters. De gelovige Joodse lezers van deze brief zijn vertrouwd met de gedachte dat God bij Zijn volk wil wonen zodat het tot Hem kan naderen. Zij kennen de vroegere tabernakel en de tempel. Net als toen wil God ook nu een huis, priesters en offers. Maar de verschillen zijn groot!
1. Tabernakel en tempel toen zijn ‘met handen gemaakt’ (Hebreeën 9:24) en bestonden uit stoffelijke materialen, zoals hout, steen e.d.
Het huis dat God nu bouwt is een geestelijk huis, bestaande uit alle gelovigen. Gelovigen horen plaatselijk bij elkaar te komen, zoals in Korinthe, om samen zo’n geestelijk huis te vormen (1 Korintiërs 3:16). De lokaliteit en andere uiterlijke dingen zijn van ondergeschikt belang.
2. De vroegere priesters waren allemaal nakomelingen van Aäron. Een Israëliet die God iets wilde aanbieden, mocht dat niet zelf doen. Hij moest het offeren overlaten aan de priesterklasse.
Zo’n onderscheid tussen gelovigen is er nu niet meer. Het doel van geestelijke groei is dat elke gelovige vrij is om God als priester te aanbidden.
3. De vroegere offers bestonden uit dieren, meelbloem, wijn e.d. en moesten op het brandofferaltaar of reukofferaltaar gebracht worden.
Onze offers zijn geestelijk en zijn de vrucht van onze lippen (Hebreeën 13:15). Onze aanbidding bestaat uit wat wij aan onze Vader vertellen over de Heer Jezus, over Zijn Persoon, over Zijn werk.
De één heeft meer van de Heer gezien dan de ander, zoals de ene Israëliet vroeger een groter offer kon brengen dan de ander (Leviticus 1). Dat hoort bij groei, maar elk kan tot aanbidding komen.
Gods huis bestaat vandaag niet uit menselijke favorieten, integendeel (1 Korintiërs 1:26). Maar in Gods ogen is elke levende steen een schitterende kopie van die ene levende steen, de Hoeksteen, Zijn geliefde Zoon! Samen op Hem vormt God van zulke stenen een gezelschap van aanbidders. Dat is Gods plan met onze geestelijke groei.
‘Van de Heer is dit gebeurd, en het is wonderlijk in onze ogen.’
Wim Zwitser