Brief van de blijdschap
Stralende sterren en offerdienst (Fil. 2:12-30)
Dit gedeelte valt in twee perikopen uiteen nl. vers 12-18 en vers 19-30- en we zijn ons opnieuw bewust dat deze brief geen dogmatisch thema behandelt, maar buitengewoon praktisch van aard is.
Paulus roept de gelovigen op te blijven volharden. Geloven gaat niet vanzelf en christen-zijn betekent niet dat je kostje gekocht is; je nu kunt gaan slapen of rentenieren.
De verzen 12 en 13 hebben heel wat vragen opgeroepen. Hoe kan dat nu - spreekt vers 12b vers 13 niet tegen? Moet je het nu zelf doen of doet God het? Hier hebben we een prachtig voorbeeld van het verband tussen Gods soevereiniteit en onze verantwoordelijkheid. Overigens worden verschillende werkwoorden gebruikt: bewerken en inwerken. Bewerken is vasthouden aan, volharden, blijven bij, strijden om te bewaren.
De energie daartoe komt van God Zelf. De uiteindelijke bron is Gods welbehagen. God is met Filippi begonnen en nu komt het er in hun leven op aan dat zij dienovereenkomstig in verantwoordelijkheid leven.
Zo'n oproep gaat Paulus concretiseren. Alle dingen moeten zonder murmureren worden gedaan. Spontane bereidwilligheid - de Here dienen met blijdschap en niet al zuchtend en slovend. Dat heeft een bijzondere uitwerking. Kinderen Gods - wat een erenaam! - moeten en mogen onberispelijk (uiterlijk gedrag), onbesmet (innerlijke integriteit) en onbesproken zijn. Hoe kom je als christen over bij de buitenstaander? Een onbesproken gedrag is nog altijd de beste preek. Gods kinderen leven temidden van een krom en verdraaid geslacht. De mensen zijn corrupt, innerlijk verdorven en dientengevolge vertonen ze een verwrongen beeld. Maar dit geslacht, deze verdorven mensheid wordt niet afgeschreven. Het gaat er om dat de gelovigen in zo'n geestesklimaat stralende sterren zullen zijn in het donker van on- en bijgeloof. Wat een grootse roeping: zelf het licht ontvangen om het door te geven. Maar dan moeten ze zelf het Woord des levens vasthouden. Zinvolle uitdrukking - het Evangelie is leven en werkt leven. Als de sterren van dit Woord het licht ontvangen, kunnen ze het uitstralen ook.
Paulus schrijft dit alles omdat hij weet dat de dag van Christus komt. Voor de derde keer schrijft hij daarover (zie 1:6 en 10). De verwachting van die dag is geen extraatje, geen stokpaardje, maar wezenlijk voor het christelijk geloof. De apostel heeft niet voor niets gelopen (sportterm: de eindstreep halen) en gearbeid (als tentenmaker: om niemand lastig te vallen).
Prachtig is vers 17. Hij spreekt over de bediening van uw geloof. Het geloofsleven staat in het teken van het offer. Geen speciale priesterklasse meer, maar het priesterschap van de gelovigen. Dan spreekt hij over zijn eigen offer, het offer van zijn bloed dat als een plengoffer over het offer van de gelovigen wordt uitgegoten. Denkt hij aan zijn dood? Maar zijn hele bediening is lijden, doch de vreugde blijft. In vers 17 en 18 twee keer het woord verblijden. Wat een heerlijke kijk op de dienst van de Here. De tweede perikoop is erg persoonlijk. We worden geïnformeerd over zijn medewerkers. Er is geen betere gezant dan Timotheus, een beproefd man, die als een kind zijn vader - mij - heeft geholpen.
Hij kan echter Timotheus nog niet direct zenden in afwachting van de afloop van zijn eigen zaak. Maar nu zendt hij Epafroditus naar Filippi. Deze broeder krijgt een prachtig getuigschrift mee - broeder, medewerker, medestrijder. Hij was door de gemeente naar Paulus gestuurd - niet zonder humor merkt hij op: "om aan te vullen wat aan uw bediening jegens mij nog ontbrak. Doodziek is hij geweest in dienst van het Evangelie. Hij wil zelf graag terug, want hij weet "dat u bezorgd bent over hem'. Hij deserteert niet, maar ontvangt hem in de Here.
Hoe fijn gaat Paulus met mensen om en hoe weet hij zijn medewerkers te waarderen.
Deze persoonlijke perikoop is typerend voor Paulus' geestelijke instelling - ons ten voorbeeld en ter navolging.
ds. J.H. Velema
Dit gedeelte valt in twee perikopen uiteen nl. vers 12-18 en vers 19-30- en we zijn ons opnieuw bewust dat deze brief geen dogmatisch thema behandelt, maar buitengewoon praktisch van aard is.
Paulus roept de gelovigen op te blijven volharden. Geloven gaat niet vanzelf en christen-zijn betekent niet dat je kostje gekocht is; je nu kunt gaan slapen of rentenieren.
De verzen 12 en 13 hebben heel wat vragen opgeroepen. Hoe kan dat nu - spreekt vers 12b vers 13 niet tegen? Moet je het nu zelf doen of doet God het? Hier hebben we een prachtig voorbeeld van het verband tussen Gods soevereiniteit en onze verantwoordelijkheid. Overigens worden verschillende werkwoorden gebruikt: bewerken en inwerken. Bewerken is vasthouden aan, volharden, blijven bij, strijden om te bewaren.
De energie daartoe komt van God Zelf. De uiteindelijke bron is Gods welbehagen. God is met Filippi begonnen en nu komt het er in hun leven op aan dat zij dienovereenkomstig in verantwoordelijkheid leven.
Zo'n oproep gaat Paulus concretiseren. Alle dingen moeten zonder murmureren worden gedaan. Spontane bereidwilligheid - de Here dienen met blijdschap en niet al zuchtend en slovend. Dat heeft een bijzondere uitwerking. Kinderen Gods - wat een erenaam! - moeten en mogen onberispelijk (uiterlijk gedrag), onbesmet (innerlijke integriteit) en onbesproken zijn. Hoe kom je als christen over bij de buitenstaander? Een onbesproken gedrag is nog altijd de beste preek. Gods kinderen leven temidden van een krom en verdraaid geslacht. De mensen zijn corrupt, innerlijk verdorven en dientengevolge vertonen ze een verwrongen beeld. Maar dit geslacht, deze verdorven mensheid wordt niet afgeschreven. Het gaat er om dat de gelovigen in zo'n geestesklimaat stralende sterren zullen zijn in het donker van on- en bijgeloof. Wat een grootse roeping: zelf het licht ontvangen om het door te geven. Maar dan moeten ze zelf het Woord des levens vasthouden. Zinvolle uitdrukking - het Evangelie is leven en werkt leven. Als de sterren van dit Woord het licht ontvangen, kunnen ze het uitstralen ook.
Paulus schrijft dit alles omdat hij weet dat de dag van Christus komt. Voor de derde keer schrijft hij daarover (zie 1:6 en 10). De verwachting van die dag is geen extraatje, geen stokpaardje, maar wezenlijk voor het christelijk geloof. De apostel heeft niet voor niets gelopen (sportterm: de eindstreep halen) en gearbeid (als tentenmaker: om niemand lastig te vallen).
Prachtig is vers 17. Hij spreekt over de bediening van uw geloof. Het geloofsleven staat in het teken van het offer. Geen speciale priesterklasse meer, maar het priesterschap van de gelovigen. Dan spreekt hij over zijn eigen offer, het offer van zijn bloed dat als een plengoffer over het offer van de gelovigen wordt uitgegoten. Denkt hij aan zijn dood? Maar zijn hele bediening is lijden, doch de vreugde blijft. In vers 17 en 18 twee keer het woord verblijden. Wat een heerlijke kijk op de dienst van de Here. De tweede perikoop is erg persoonlijk. We worden geïnformeerd over zijn medewerkers. Er is geen betere gezant dan Timotheus, een beproefd man, die als een kind zijn vader - mij - heeft geholpen.
Hij kan echter Timotheus nog niet direct zenden in afwachting van de afloop van zijn eigen zaak. Maar nu zendt hij Epafroditus naar Filippi. Deze broeder krijgt een prachtig getuigschrift mee - broeder, medewerker, medestrijder. Hij was door de gemeente naar Paulus gestuurd - niet zonder humor merkt hij op: "om aan te vullen wat aan uw bediening jegens mij nog ontbrak. Doodziek is hij geweest in dienst van het Evangelie. Hij wil zelf graag terug, want hij weet "dat u bezorgd bent over hem'. Hij deserteert niet, maar ontvangt hem in de Here.
Hoe fijn gaat Paulus met mensen om en hoe weet hij zijn medewerkers te waarderen.
Deze persoonlijke perikoop is typerend voor Paulus' geestelijke instelling - ons ten voorbeeld en ter navolging.
ds. J.H. Velema