Brief van blijdschap (2)
“Standvastigheid en eensgezindheid om Christus wil”
(Fil. 1:27-2:11).
Twee zaken zijn in de gemeente van Filippi - en vandaag niet minder! - actueel: standvastigheid en eensgezindheid.
Er is veel goeds in de gemeente, maar het kan nog beter. Daarom vermaant Paulus zijn lezers niet hard, maar liefdevol, pastoraal, in christelijke geest. Het gaat er om dat men in de gemeente een gedrag toont overeenkomstig het Evangelie. Het woord 'wandelen' herinnert aan het burgerschap in de hemelen. De gelovigen zijn samen burgers van hetzelfde rijk. Daarom moeten zij eensgezind gemeenschappelijk optreden. En dat gebeurt als ze pal staan in een Geest: samen wedijveren voor geloof en zich niet laten intimideren door tegenstanders. Prachtige beelden gebruikt hij. Er moet net als bij een sportwedstrijd teamgeest zijn, samen je toeleggen op de competitie. En ze moeten niet als schichtige paarden schrikken en steigeren bij een onverwacht gebeuren. De vermaning gaat gepaard met een bemoediging. Tegenstand en lijden is geen verlies, maar winst. Het is een voorrecht te mogen lijden terwille van het Evangelie. Een eervolle onderscheiding. Het gaat nog niet eens om martelaarschap, maar om laster, minachting, achteruitzetting - kleine of grote prikken, die we vandaag ook kennen. Paulus en Filippi zijn in dezelfde strijd gewikkeld - verenigd in de Opdrachtgever.
Na deze vermanende woorden met het oog op de situatie buiten de gemeente komen nu vermanende woorden betreffende de situatie in de gemeente. Hij doet dat indringend en pastoraal. Hij wil zo graag dat ze zijn blijdschap compleet maken door eensgezind te zijn.
Paulus is er van overtuigd dat de basiselementen van het christelijk geloof aanwezig zijn - vertroosting in Christus, hartverwarmende liefde, deelhebben aan de Heilige Geest en teerheid en erbarmen van Gods kant en ook onderling. Op grond van deze genadegaven roept Paulus op tot eenheid in zelfopoffering en nederigheid. Hij noemt een paar zaken, die a.h.w. een echo zijn op de genoemde elementen: eensgezindheid, geen voorkeur in liefde, samen een ziel vormend, gerichtheid op het ene doel. Men dient zich te hoeden voor eigenbelang en eerzucht en zich toeleggen op nederigheid en hoogachting voor de ander. Geen rivaliteit en praalzucht. Belangeloze interesse en hartelijke betrokkenheid op anderen - daar gaat het om.
En dan horen we ineens een prachtig lied. De gezindheid die in Christus Jezus was moet ook in de christenen te vinden zijn. Waarschijnlijk citeert Paulus een lied, dat in die tijd al bekend was. Het spreekt van Christus diepste vernedering en hoogste verhoging. Christus was God, maar Hij werd slaaf. Hij heeft Zichzelf ontledigd van Zijn Godheid. Hij wilde Zijn God-zijn niet laten gelden, maar Hij wilde Zichzelf opofferen. Hij is gehoorzaam geweest tot in de smadelijkste dood. Maar toen kwam de grote wending. Toen greep God Zelf in en Hij krijgt de hoogste Naam en alle knie zal zich voor Hem buigen.
Wat een Heiland! Ethiek en dogmatiek grijpen op elkaar in. Christus heeft het voor ons gedaan en Hij heeft het ons voorgedaan. Volgen we Hem en tonen we Zijn beeld?
Ds. J.H. Velema
(Fil. 1:27-2:11).
Twee zaken zijn in de gemeente van Filippi - en vandaag niet minder! - actueel: standvastigheid en eensgezindheid.
Er is veel goeds in de gemeente, maar het kan nog beter. Daarom vermaant Paulus zijn lezers niet hard, maar liefdevol, pastoraal, in christelijke geest. Het gaat er om dat men in de gemeente een gedrag toont overeenkomstig het Evangelie. Het woord 'wandelen' herinnert aan het burgerschap in de hemelen. De gelovigen zijn samen burgers van hetzelfde rijk. Daarom moeten zij eensgezind gemeenschappelijk optreden. En dat gebeurt als ze pal staan in een Geest: samen wedijveren voor geloof en zich niet laten intimideren door tegenstanders. Prachtige beelden gebruikt hij. Er moet net als bij een sportwedstrijd teamgeest zijn, samen je toeleggen op de competitie. En ze moeten niet als schichtige paarden schrikken en steigeren bij een onverwacht gebeuren. De vermaning gaat gepaard met een bemoediging. Tegenstand en lijden is geen verlies, maar winst. Het is een voorrecht te mogen lijden terwille van het Evangelie. Een eervolle onderscheiding. Het gaat nog niet eens om martelaarschap, maar om laster, minachting, achteruitzetting - kleine of grote prikken, die we vandaag ook kennen. Paulus en Filippi zijn in dezelfde strijd gewikkeld - verenigd in de Opdrachtgever.
Na deze vermanende woorden met het oog op de situatie buiten de gemeente komen nu vermanende woorden betreffende de situatie in de gemeente. Hij doet dat indringend en pastoraal. Hij wil zo graag dat ze zijn blijdschap compleet maken door eensgezind te zijn.
Paulus is er van overtuigd dat de basiselementen van het christelijk geloof aanwezig zijn - vertroosting in Christus, hartverwarmende liefde, deelhebben aan de Heilige Geest en teerheid en erbarmen van Gods kant en ook onderling. Op grond van deze genadegaven roept Paulus op tot eenheid in zelfopoffering en nederigheid. Hij noemt een paar zaken, die a.h.w. een echo zijn op de genoemde elementen: eensgezindheid, geen voorkeur in liefde, samen een ziel vormend, gerichtheid op het ene doel. Men dient zich te hoeden voor eigenbelang en eerzucht en zich toeleggen op nederigheid en hoogachting voor de ander. Geen rivaliteit en praalzucht. Belangeloze interesse en hartelijke betrokkenheid op anderen - daar gaat het om.
En dan horen we ineens een prachtig lied. De gezindheid die in Christus Jezus was moet ook in de christenen te vinden zijn. Waarschijnlijk citeert Paulus een lied, dat in die tijd al bekend was. Het spreekt van Christus diepste vernedering en hoogste verhoging. Christus was God, maar Hij werd slaaf. Hij heeft Zichzelf ontledigd van Zijn Godheid. Hij wilde Zijn God-zijn niet laten gelden, maar Hij wilde Zichzelf opofferen. Hij is gehoorzaam geweest tot in de smadelijkste dood. Maar toen kwam de grote wending. Toen greep God Zelf in en Hij krijgt de hoogste Naam en alle knie zal zich voor Hem buigen.
Wat een Heiland! Ethiek en dogmatiek grijpen op elkaar in. Christus heeft het voor ons gedaan en Hij heeft het ons voorgedaan. Volgen we Hem en tonen we Zijn beeld?
Ds. J.H. Velema