Botsende rechten

Jan van Barneveld • 88 - 2012 • Uitgave: 25
Globaal gesproken zijn er twee rechtssystemen. Het Goddelijk recht, neergelegd in de Bijbel, en het zogenaamde internationale recht. Hoe verhouden deze rechten zich met elkaar? Soms lopen die twee rechten parallel, maar meestal botsen ze stevig. Vaak worden de bepalingen van de Almachtige aan menselijke laarzen gelapt. Uiteindelijk, meestal als het te laat is, blijkt dan de oordelende kracht van Gods rechtmatige en rechtvaardige bestuur. ‘Sta op, o God, richt de aarde, want Gij bezit alle volken’ (Psalm 82:8).

Israël en de twee rechten
Tegen Israël schermt men gretig met ‘internationaal recht’. Beschuldigingen van bezetten van Palestijnse gebied, van kolonialisme, racisme of illegaal bouwen vliegen door de media. Met het zwaard van internationaal recht trekken (nu nog alleen verbaal) kerken, politiek leiders en internationale organisaties ‘ten strijde tegen Jeruzalem’.
Als Israël 1285 huizen bouwt in Oost-Jeruzalem of in Judea en Samaria, dan verklaren Catherine Ashton van de EU en onze minister van Buitenlandse Zaken Frans Timmermans dat dit in strijd is met het ‘internationaal recht’. Als Israël zich verdedigt tegen de voortdurende raketaanvallen van zogenaamde Palestijnen, spreekt men van ‘buitensporig geweld dat in strijd is met het oorlogsrecht’. De Israëlische dorpen en steden in Judea en Samaria zijn volgens hun interpretatie van bepaalde vage verdragen illegaal. Hun doel is Israël te degraderen tot een schurkenstaat. Erger is dat mensen deze telkens herhaalde leugenachtige beschuldigingen gaan geloven. Langs een anti-Israël houding komt dan snel antisemitisme. Het goddelijk recht botst hiermee. Dit recht geldt nu al en zal in het messiaanse rijk van Sion uitgaan. Straks meer hierover.

Het Levy-rapport
Het is goed dat er internationale rechtsregels worden ontwikkeld. Een probleem is dat die regels meestal vrij vaag zijn, zodat ze makkelijk naar eigen inzicht geïnterpreteerd kunnen worden. Dan gebeurt het meestal dat niet naar recht wordt geoordeeld, maar dat een politiek gekleurde interpretatie bepaalt wat recht is, dus wat ‘bezette gebieden’ of ‘illegale nederzettingen’ zijn. De politieke voorkeur, wat politiek correct is of zelfs menselijke voorkeur bepalen de interpretatie van dat ‘internationale recht’.
Tegenover de algemeen aanvaarde anti-Israël interpretatie van internationaal recht staat het Levy-rapport. Drie Israëlische topjuristen hebben in augustus de regering van Israël een grondig en goed gedocumenteerd rapport overhandigd over de status van Judea en Samaria, het bouwen in die gebieden en de status van de nederzettingen. Hun conclusie was duidelijk. De nederzettingen en het bouwen in ‘de gebieden’ is legaal volgens internationale verdragen en internationaal recht. Bovendien is er in juridische zin geen sprake van ‘bezetting’ door Israël.
Het is goed dat deze andere interpretatie van internationaal recht boven tafel is gekomen. Tot teleurstelling van Israëli’s in de nederzettingen heeft de Israëlische regering het Levy-rapport voorlopig onder tafel geschoven. Waarschijnlijk is men bang voor de consequenties en voor het geschreeuw van de ‘internationale gemeenschap’ als het Levy-rapport door de regering van Israël wordt aanvaard en toegepast.

Verdragen
Voordat we Gods recht noemen, eerst voor uw informatie enkele internationale verdragen en documenten die Israël en de nederzettingen een sterke volkenrechtelijke basis geven.
• De Engels-Franse Sykes-Picot (de ministers van BuZa) overeenkomst van 16 mei 1916. In deze overeenkomst wordt de verdeling van het Midden-Oosten na de overwinning op Turkije in WO I geregeld. Engeland en Frankrijk kregen het mandaat over die gebieden.
• De beroemde Balfourverklaring van 2 november 1917, waarin Engeland het Joodse volk een nationaal tehuis belooft in het toenmalige Palestina. Dit betreft het oude Kanaän, inclusief het huidige Jordanië.
• Het verdrag van San Remo van 25 april 1920. Na de overwinning op Turkije formaliseerden de grootmachten van die tijd het mandaat van Engeland en Franrijk over vroegere gebieden van het Ottomaanse Rijk. De Balfourverklaring werd in dit verdrag opgenomen. Tot zover was alles prima geregeld voor het Joodse volk.
• In 1921 kwamen er problemen. Twee broers, zonen van de emir van Mekka, moesten ook een koninkrijk krijgen. Zoon Faisal kreeg Irak. Voor Abdullah (grootvader van de huidinge koning Abdullah II van Jordanië) was het gebied oostelijk van de Jordaan. Dus Palestina werd gesplitst en alleen het gebied westelijk van de Jordaan bleef over voor het Joodse volk. Trans-Jordanië werd op 23 maart 1946 een onafhankelijk koninkrijk.
• Op 24 juli 1922 werden de besluiten van San Remo door de Volkenbond (de voorloper van de VN) overgenomen. Inclusief de Balfourverklaring.
• Na WO II kwam de VN in plaats van de Volkenbond. Ook de verdragen, die nooit zijn herroepen.
• Op 29 november 1947 nam de Algemene Vergadering van de VN het Verdelingsplan aan met 33 stemmen voor, 13 tegen en 10 onthoudingen. Voor de tweede keer werd het gebied voor het Joodse volk verdeeld. De Joodse zionisten accepteerden het Verdelingsplan. Arabische landen reageerden met een vernietigingsoorlog tegen Israël, de Onafhankelijkheids-oorlog.
• Israël won. Jordanië pikte de Westbank, dus Judea en Samaria in. Tijdens de Zesdaagse-oorlog heroverde Israël de Westbank en de Oude stad Jeruzalem op Jordanië.
• Het ‘Palestijnse volk’ bestond toen nog niet. Dus niet meer praten over ‘Palestijnse gebieden’, over ‘door Israël bezette gebieden’ of ‘illegale nederzettingen’. Het zijn de Hamas en de Palestijnse Autoriteit die gebied van Israël bezetten.
Zo lopen in dit geval Gods recht en internationaal recht parallel. De Joodse dorpen en steden in Judea en Samaria en het bouwen daarin, strijdt blijkbaar niet met het internationale recht.

Gods recht
Nu Gods recht: ‘IK zal mijn verbond oprichten tussen Mij en u en uw nageslacht in hun geslachten tot een eeuwig verbond om u en uw nageslacht tot een God te zijn. IK zal aan u en uw nageslacht… het hele land Kanaän, tot een eeuwigdurend bezit geven…’ (Genesis 17:7,8).
Dit is het Abrahamverbond, de landbelofte. ‘Voor Israël’ heeft de HEER van hemel en aarde beslist.
• Het gaat om ‘het hele land Kanaän’, van de Jordaan tot de Middellandse zee. Dus ‘niks Palestijnse staat’; wat de VN ook beslist of de volken willen.
• Het is een ‘eeuwigdurend bezit’. Zelfs gedurende de ballingschap bewaarde God dat gebied voor het Joodse volk.
• Er is geen belofte of verbond dat zo vaak en zo vast door een eed van God wordt bekrachtigd.
• In het Nieuwe Testament zegt Paulus: ‘Voor hen zijn de… verbonden…’ (Romeinen 9:4). Dus ook vandaag geldt de landbelofte.
Volken, internationale lichamen, kerken en landen die dit goddelijk recht betwisten, worden geoordeeld door de Rechter van het heelal. Immers de HERE zegt dat Hij ‘in het gericht zal treden met hen die mijn land verdeelden.’ Want ‘de HEERE regeert’ (Psalm 93:1, HSV).

Jan van Barneveld