Bijzondere ontmoetingen met Joden en Arabieren

Kees Jan Rodenburg • 91 - 2015 • Uitgave: 7
‘Widad en ik zijn net weer voor een predik-tournee, mede voorbereid door de Nationale Evangelische Synode van Libanon en Syrië, naar het Nabije Oosten vertrokken, maar willen niet langer wachten, om U eerst langs deze weg in Christus Jezus heel hartelijke dank te zeggen voor uw medeleven door gebed en gave.’

Dit citaat uit een van de eerste nieuwsbrieven van Jan Willem van der Hoeven en zijn vrouw Widad spreekt boekdelen. Het werk van de Near East Mission (later Near East Ministry geheten, of kortweg NEM) begon in 1963 met het verlangen om het evangelie te delen met de volken van het Midden-Oosten. Van der Hoeven reisde stad en land af om Joden en Arabieren op te zoeken en te bemoedigen. Mede onder zijn invloed kwamen christenen van verschillende landen en kerken voor het eerst met elkaar in contact.
Van der Hoeven zag echter ook een taak voor Nederland, namelijk om zich in te zetten voor een opwekking. In dezelfde nieuwsbrief schrijft hij: ‘Dat is omdat ik het reveil in Nederland zie in verband met een speciale zendingsopdracht ten aanzien van de kinderen van Abraham. (…) Ik hoop dat velen zich voor dit Kerkelijk Reveil zullen inzetten, zodat we ook hier in ons land mogen komen tot een waarachtig geestelijk leven.’ Deze verbinding of brug tussen geloofsverdieping in Nederland én de roeping voor het Midden-Oosten kenmerkt de NEM tot op de dag van vandaag.

Jesaja 19
Inspiratiebron in het werk is vanaf het begin de bijzondere tekst uit Jesaja 19:23-25 geweest. Aan het slot van een hoofdstuk, dat grotendeels over de nood van de Egyptenaren gaat, vinden we een onverwachts visioen over de toekomst. Het is alsof de hemel even opengaat en het licht helder valt op wat Gods diepste verlangen is, zoals in de schilderijen van Rembrandt. ‘Op die dag zal er een weg lopen van Egypte naar Assyrië. Dan zullen de Assyriërs naar Egypte komen en de Egyptenaren naar Assyrië, en samen zullen zij de HEER dienen. Op die dag zal Israël zich als derde bij Egypte en Assyrië voegen, tot zegen voor de hele wereld. Want de HEER van de hemelse machten zal hen zegenen met de woorden: “Gezegend is Egypte, mijn volk, en Assyrië, werk van mijn handen en Israël, mijn bezit.”’
Het ongekende gebeurt hier: niet alleen leren de grootmachten de Heer kennen en Zijn wonderlijke omgang met het volk Israël erkennen; ook worden de relaties tussen de volken radicaal op de kop gezet. Zij aanvaarden elkaar en getuigen samen van de éne Schepper. Hem behoren zij allen toe. De tekst heeft de NEM geïnspireerd om uit te reiken naar Israël en naar de Arabische volken.
Er waren ook andere teksten die de richting wezen in het werk. Met name de woorden uit Jesaja 40 (‘troost, troost mijn volk’) en wat Paulus in 2 Korintiërs 5 schrijft over de dienst van de verzoening moeten hier worden genoemd. Vele tientallen uitgezonden werkers hebben door de jaren heen die woorden in hun hart meegedragen als zij, vaak achter de schermen en zonder er waardering voor te ontvangen, hun levens beschikbaar stelden voor de ander.

Handelen boven spreken
Aan de latere directeur van de NEM, Herman Goudzwaard, worden de gevleugelde woorden ‘handen gevouwen, handen uit de mouwen’ toegeschreven. Het typeert de houding waarmee NEM-werkers in het leven staan. Gebed neemt een centrale plaats in. De twee tantes die jarenlang leiding gaven aan het werk van de NEM in Jeruzalem stonden iedere morgen voor dag en dauw op om het werk aan de Heer op te dragen. Als iemand langskwam om te spreken over een probleem werd niet allereerst advies gegeven, maar samen gebeden. De tantes gebruikten voor de teamavonden een klein houten doosje met daarin papiertjes waarop tekstverwijzingen stonden geschreven. Elke week kreeg iedere werker een nieuwe tekst om er mee aan de slag te gaan. Tijdens de wekelijkse samenkomst werd gevraagd hoe de tekst had gesproken.
Ook praktische hulp bieden aan mensen in nood stond centraal. Goudzwaard zei daarover: “In het conflictgebied willen wij verzoenend handelen en spreken over de ander, vanuit een houding van nederigheid, omdat ook wij verzoend moeten worden.”
In de jaren zeventig en tachtig ontwikkelde het werk zich snel. In die periode kreeg de NEM een eigen centrum op de Olijfberg in Jeruzalem en een zogenaamd ‘dienstencentrum’ in Voorthuizen. Van hieruit werd van alles georganiseerd, zoals conferenties, levensscholen en gebedswerk onder de naam Op de Bressen, er werden publicaties uitgegeven, nieuwe werkers voorbereid op uitzending, enz.
In het Midden-Oosten nam het werk hand over hand toe. Op vele plekken was hulp nodig; het aantal uitgezonden medewerkers bleek nauwelijks toereikend. In Israël werden zelfs betaalde krachten aangenomen. Enkele NEM’ers, die inmiddels rond de pensioenleeftijd zijn, werden in Nederland opgeleid tot verpleegkundige om vervolgens in Israël in een ziekenhuis aan de slag te gaan! Dit veranderde toen met de immigratiestromen naar Israël ook veel geschoolde krachten naar het land kwamen en de inzet van buitenlanders niet meer nodig was.
Wat ook veranderde was de mogelijkheid om een visum te krijgen. In de Arabische landen is dit altijd een zaak van gebed en vertrouwen geweest, terwijl in Israël relatief eenvoudig een visum te krijgen was. De laatste jaren is het visumbeleid echter steeds stringenter geworden. Voor de NEM heeft dat ingrijpende gevolgen gehad. Naast de bestaande groep van werkers die soms al decennia aanwezig is, ontstaat een nieuwe groep NEM-werkers die voor hooguit enkele jaren naar het Midden-Oosten vertrekken.

Bruggen bouwen
Momenteel zijn door de NEM ongeveer dertig mensen uitgezonden. Ze werken in Israël en de omringende landen. Vaak werken ze met kwetsbare groepen die snel vergeten worden: blinden, bejaarden, overlevenden van de Holocaust, pleegkinderen. Iedere keer als ik hun werkplekken bezoek ben ik verrast door de spontane uitingen van dankbaarheid van de partnerorganisaties. Veel werk dat anders niet zou gebeuren wordt door deze vrijwilligers opgepakt.
Naast de permanente groep kent de NEM ook het BaanBrekersproject, waarbij vrijwilligerswerk wordt gecombineerd met studies en ontmoetingen. Via dit project zijn de afgelopen jaren tientallen jongeren en 40+’ers voor twee of drie maanden naar Jeruzalem afgereisd. Vrijwel alle deelnemers komen enthousiast terug van een tijd waarin ze bijzondere ontmoetingen hebben gehad met Joden en Arabieren en in praktische zin iets voor hen hebben mogen betekenen. Deze mensen vormen vervolgens een brug tussen het Midden-Oosten en hun eigen kerk of gemeente, precies zoals Jan Willem van der Hoeven het ooit verwoordde.
Ook onze jaarlijkse conferenties, de Reveilweken, bestaan al 50 jaar. Wat begon met enkele lezingen in een kerk in Driebergen is uitgegroeid tot een viertal conferenties met programma’s voor alle leeftijden. Ieder jaar nemen ongeveer 2000 christenen uit allerlei kerken deel aan deze interkerkelijke weken. Het thema is uitdagend en zorgt altijd voor een link met het Midden-Oosten. Zo kunnen we de lessen, die we in ons werk met Joden en Arabieren leren, doorgeven. Maar meer nog kunnen we elkaar bemoedigen met datgene wat God zelf in die regio doet. Hoewel verscheurd en vol conflict, is dit het gebied waaraan Hij zich heeft verbonden en waarin Hij de belofte van Jesaja 19 waarmaakt.

Geopende hemel
Veel van het werk van de NEM gebeurt door mensen die zich jarenlang met trouw inzetten voor de ander. Af en toe mogen we opeens ervaren dat de hemel opengaat en we iets van Gods verlangen zien.
Eind januari organiseerde de NEM een ontmoetingsconferentie op Cyprus. De deelnemers kwamen uit de verschillende landen in het Midden-Oosten waar de NEM werkt en uit Nederland. Een deelneemster uit Egypte vertelde hoe haar de schellen van de ogen waren gevallen toen zij de brief aan de Romeinen was gaan lezen. Deze zuster groeide op met haat tegen Joden. In Romeinen las ze iets anders en ze kon er niet omheen: God is trouw aan Zijn volk, door alles heen. Sindsdien bidt ze voor Israël, ziet ze uit naar ontmoetingen met Joden en wil ze hen zegenen. Toen we haar getuigenis hoorden waren alle deelnemers met stomheid geslagen, maar vooral de Joodse aanwezigen. Vooroordelen werden tegengesproken, harten bewogen zich naar elkaar toe. Het is een voorrecht om hierbij betrokken te mogen zijn.

Kees Jan Rodenburg