Bezonnenheid
God heeft ons gegeven een Geest van bezonnenheid (2 Timoteüs 1:7), letterlijk een geest van ‘(een oproep tot) gezond denken’. De implicatie is dat er ook een verziekt denken bestaat. Om dat te verstaan, moeten we teruggaan naar het begin van de menselijke geschiedenis.
In de hof van Eden stonden twee bijzondere bomen, namelijk de boom des levens en de boom der kennis van goed en kwaad (Genesis 2:9). De boom des levens was de boom van kennis in afhankelijkheid van God. Jezus bad: “Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt” (Johannes 17:3). De andere boom was die van kennis, onafhankelijk van God en daarom de boom des doods (Genesis 2:17). Dit laatste nu vertegenwoordigt het verziekte denken, namelijk Gods plaats innemen en het eigen verstand als norm stellen (Genesis 3:5-6). Het onlogische daarvan is dat we niet de auteur zijn van ons eigen verstand en het daarom niet als uiteindelijke norm kunnen stellen.
God als oorsprong wordt dan een uitermate lastig begrip. Heel kenmerkend zegt Psalm 14:1 ‘De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God.’ Het hart drukt het verlangen uit dat het hoofd niet kan bevestigen. Van deze ‘contradictio in terminis’ kan het zieke denken zichzelf niet bevrijden. Maar Jezus Christus kan ons bevrijden van de dood, als we met Hem sterven en met Hem opstaan tot het waarachtige leven (Romeinen 6:4). Het nieuwe leven brengt het gezonde denken met zich mee. Het afleggen van de oude mens (zoals men een lijk aflegt) en het aandoen of zich bekleden met de nieuwe mens gaat gepaard met een verandering in denken (Efeziërs 4:22-24). De apostel zegt: ‘dat gij verjongd wordt door de geest van uw denken.’ De oude mens sterft en door nieuwe geboorte (uit de Geest) vindt er een verjonging plaats, het werk van de Geest der bezonnenheid.
Daardoor worden we als vreemdelingen in de wereld om ons heen en moeten we er voor waken ons daaraan niet aan te passen. Vandaar de waarschuwing in Romeinen 12:2, ‘wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, maar wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken, opdat gij moogt erkennen wat de wil van God is, het goede, welgevallige en volkomene.’ Onze eenmaking met de Here Jezus Christus leert ons denken zoals Hij denkt (1 Korintiërs 2:16) en ons te onderwerpen aan Gods Woord als denkgids (Hebreeën 4:12).
In Deuteronomium 29:29 lezen we: ‘De verborgen dingen zijn voor de HERE, onze God, maar de geopenbaarde zijn voor ons en onze kinderen voor altijd, opdat wij al de woorden dezer wet volbrengen.’ Dat wil zeggen dat we het hogere aan de Here moeten overlaten en leven bij de openbaring van Zijn Woord. De duivel, die altijd door ons denken tracht binnen te dringen, zoekt er naar om onze afhankelijkheid van God te doorbreken en daarmee ons denken te verzieken.
Van de vrucht van de boom der kennis des goeds en des kwaads lezen we dat die ‘begeerlijk was om daardoor verstandig te worden’ (Genesis 3:6). Nu is er niets verkeerds aan om verstandig te worden, maar wel als dat inhoudt als God te zijn. Dat was juist de satanische verzoeking (Genesis 3:5). Door Jesaja spreekt God tot ons: ‘Mijn gedachten zijn niet uw gedachten’ (Jesaja 55:8).
Jarenlang hadden wij een hondje. We waren echt aan elkaar gehecht. Ze was aanhankelijk en we hadden haar lief en waren erg bedroefd toen ze stierf. Dat alles was mogelijk ondanks het feit dat een mens een hoger wezen is dan een hond, maar typisch menselijke dingen konden we haar natuurlijk niet bijbrengen. Zoals een dier niet kan denken als een mens, zo kan een mens niet denken zoals God. Als hij zich inbeeldt dat hij dat wel kan, komt hij tot dwaze conclusies.
Toen ik pas tot levend geloof was gekomen, begon ik te evangeliseren. Met de verzoening ontvangen we immers de bediening der verzoening (2 Korintiërs 5:18). Ik had toen een collega die hypercalvinist was. Hij zei tegen mij: “Jouw evangeliseren is onzin, immers als God die zondaren wil behouden, heeft Hij jou daar niet voor nodig en als Hij wil dat ze verloren gaan (hoe zou Hij dat ooit willen? - zie 1 Timoteüs 2:3-4; 2 Petrus 3:9), kan jij daar niets aan veranderen. Dat zou de grote opdracht (Matteüs 28:19), die we van de Here ontvingen, annuleren. Elke menselijke intentie om Gods verborgen gedachten te verklaren en elke gedachteontwikkeling in onafhankelijkheid van God, is satanisch geïnspireerd. Zoals we eerder zagen, is dat het verziekte denken.
In Romeinen 12:3 lezen we: ‘koestert geen gedachten, hoger dan u voegen, maar gedachten tot bedachtzaamheid.’ Het woord ‘bedachtzaamheid’ hier is verwant aan het woord ‘bezonnenheid’ in 2 Timoteüs 1:7. Als we Romeinen 12:3 wat meer letterlijk vertalen, krijgen we zoiets als: ‘wees geen superdenker, hoger dan je zou moeten denken, maar denk als een gezonde denker.’ Superdenkers zijn de filosofen die het denken van hele volkeren hebben beïnvloed, zoals Karl Heinrich Marx de wortel was van het Russische communisme en het Friedrich Wilhelm Nietzsche was die Hitler inspireerde tot het nationaalsocialisme in Duitsland. Het is duidelijk dat hun denken niet was in afhankelijkheid van God en daarom satanisch geïnspireerd, hetgeen resulteerde in onzegbaar lijden en miljoenen doden.
Hoe zien we nu het effect van het gezonde of verziekte denken in het dagelijks leven? In Jesaja 55 worden duidelijk gedachten en wegen aan elkaar verbonden. De weg is de zichtbare uitwerking van de gedachte, met andere woorden: het blijft geen theorie, maar wordt praktisch. Zo wordt het christenleven in Handelingen genoemd ‘de weg’ (Handelingen 9:2; 19:23). Het begrip ‘weg’ geeft voortgang en bestemming aan. Jezus zei: “Gaat in door de enge poort, want wijd is (de poort) en breed de weg, die tot het verderf leidt en velen zijn er die daardoor ingaan: want eng is de poort en smal de weg, die ten leven leidt en weinigen zijn er, die hem vinden” (Matteüs 7:13-14).
We komen tot de conclusie, dat de weg die ten leven leidt minder speelruimte toelaat dan de weg die tot het verderf leidt. Dat is precies het verschil tussen afhankelijk denken en onafhankelijk denken. Het geweten is het instrument waardoor God ons bewustzijn geeft van goed en kwaad. Consciëntie betekent ‘samen weten’, namelijk wij samen met God. De situatie is dat we onszelf niet kennen, maar God kent ons volkomen. Als Hij nu die kennis met ons deelt, is het op ons geweten en weten we wat ons te doen staat, namelijk onze zonden belijden om gereinigd te worden (1 Johannes 1:9).
Het functioneren van het geweten heeft alles te maken met onze houding tegenover God. Het is als een gevoelig instrument dat door ruw gebruik zijn functie kan verliezen. Paulus spreekt over huichelaars die hun geweten hebben ‘dichtgeschroeid’ (1 Timoteüs 4:2). Een gezond geweten vereist een open hart ten opzichte van God. Een ruim geweten is een onnauwkeurig instrument. Zij die tot geestelijke rijpheid komen, hebben hun zinnen geoefend in het onderscheiden tussen goed en kwaad (Hebreeën 5:14). Geestelijk onderscheidingsvermogen leidt tot gezond denken en gezond denken leidt tot de weg ten leven. Dat is bezonnenheid.
Ad Kooijmans
In de hof van Eden stonden twee bijzondere bomen, namelijk de boom des levens en de boom der kennis van goed en kwaad (Genesis 2:9). De boom des levens was de boom van kennis in afhankelijkheid van God. Jezus bad: “Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt” (Johannes 17:3). De andere boom was die van kennis, onafhankelijk van God en daarom de boom des doods (Genesis 2:17). Dit laatste nu vertegenwoordigt het verziekte denken, namelijk Gods plaats innemen en het eigen verstand als norm stellen (Genesis 3:5-6). Het onlogische daarvan is dat we niet de auteur zijn van ons eigen verstand en het daarom niet als uiteindelijke norm kunnen stellen.
God als oorsprong wordt dan een uitermate lastig begrip. Heel kenmerkend zegt Psalm 14:1 ‘De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God.’ Het hart drukt het verlangen uit dat het hoofd niet kan bevestigen. Van deze ‘contradictio in terminis’ kan het zieke denken zichzelf niet bevrijden. Maar Jezus Christus kan ons bevrijden van de dood, als we met Hem sterven en met Hem opstaan tot het waarachtige leven (Romeinen 6:4). Het nieuwe leven brengt het gezonde denken met zich mee. Het afleggen van de oude mens (zoals men een lijk aflegt) en het aandoen of zich bekleden met de nieuwe mens gaat gepaard met een verandering in denken (Efeziërs 4:22-24). De apostel zegt: ‘dat gij verjongd wordt door de geest van uw denken.’ De oude mens sterft en door nieuwe geboorte (uit de Geest) vindt er een verjonging plaats, het werk van de Geest der bezonnenheid.
Daardoor worden we als vreemdelingen in de wereld om ons heen en moeten we er voor waken ons daaraan niet aan te passen. Vandaar de waarschuwing in Romeinen 12:2, ‘wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, maar wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken, opdat gij moogt erkennen wat de wil van God is, het goede, welgevallige en volkomene.’ Onze eenmaking met de Here Jezus Christus leert ons denken zoals Hij denkt (1 Korintiërs 2:16) en ons te onderwerpen aan Gods Woord als denkgids (Hebreeën 4:12).
In Deuteronomium 29:29 lezen we: ‘De verborgen dingen zijn voor de HERE, onze God, maar de geopenbaarde zijn voor ons en onze kinderen voor altijd, opdat wij al de woorden dezer wet volbrengen.’ Dat wil zeggen dat we het hogere aan de Here moeten overlaten en leven bij de openbaring van Zijn Woord. De duivel, die altijd door ons denken tracht binnen te dringen, zoekt er naar om onze afhankelijkheid van God te doorbreken en daarmee ons denken te verzieken.
Van de vrucht van de boom der kennis des goeds en des kwaads lezen we dat die ‘begeerlijk was om daardoor verstandig te worden’ (Genesis 3:6). Nu is er niets verkeerds aan om verstandig te worden, maar wel als dat inhoudt als God te zijn. Dat was juist de satanische verzoeking (Genesis 3:5). Door Jesaja spreekt God tot ons: ‘Mijn gedachten zijn niet uw gedachten’ (Jesaja 55:8).
Jarenlang hadden wij een hondje. We waren echt aan elkaar gehecht. Ze was aanhankelijk en we hadden haar lief en waren erg bedroefd toen ze stierf. Dat alles was mogelijk ondanks het feit dat een mens een hoger wezen is dan een hond, maar typisch menselijke dingen konden we haar natuurlijk niet bijbrengen. Zoals een dier niet kan denken als een mens, zo kan een mens niet denken zoals God. Als hij zich inbeeldt dat hij dat wel kan, komt hij tot dwaze conclusies.
Toen ik pas tot levend geloof was gekomen, begon ik te evangeliseren. Met de verzoening ontvangen we immers de bediening der verzoening (2 Korintiërs 5:18). Ik had toen een collega die hypercalvinist was. Hij zei tegen mij: “Jouw evangeliseren is onzin, immers als God die zondaren wil behouden, heeft Hij jou daar niet voor nodig en als Hij wil dat ze verloren gaan (hoe zou Hij dat ooit willen? - zie 1 Timoteüs 2:3-4; 2 Petrus 3:9), kan jij daar niets aan veranderen. Dat zou de grote opdracht (Matteüs 28:19), die we van de Here ontvingen, annuleren. Elke menselijke intentie om Gods verborgen gedachten te verklaren en elke gedachteontwikkeling in onafhankelijkheid van God, is satanisch geïnspireerd. Zoals we eerder zagen, is dat het verziekte denken.
In Romeinen 12:3 lezen we: ‘koestert geen gedachten, hoger dan u voegen, maar gedachten tot bedachtzaamheid.’ Het woord ‘bedachtzaamheid’ hier is verwant aan het woord ‘bezonnenheid’ in 2 Timoteüs 1:7. Als we Romeinen 12:3 wat meer letterlijk vertalen, krijgen we zoiets als: ‘wees geen superdenker, hoger dan je zou moeten denken, maar denk als een gezonde denker.’ Superdenkers zijn de filosofen die het denken van hele volkeren hebben beïnvloed, zoals Karl Heinrich Marx de wortel was van het Russische communisme en het Friedrich Wilhelm Nietzsche was die Hitler inspireerde tot het nationaalsocialisme in Duitsland. Het is duidelijk dat hun denken niet was in afhankelijkheid van God en daarom satanisch geïnspireerd, hetgeen resulteerde in onzegbaar lijden en miljoenen doden.
Hoe zien we nu het effect van het gezonde of verziekte denken in het dagelijks leven? In Jesaja 55 worden duidelijk gedachten en wegen aan elkaar verbonden. De weg is de zichtbare uitwerking van de gedachte, met andere woorden: het blijft geen theorie, maar wordt praktisch. Zo wordt het christenleven in Handelingen genoemd ‘de weg’ (Handelingen 9:2; 19:23). Het begrip ‘weg’ geeft voortgang en bestemming aan. Jezus zei: “Gaat in door de enge poort, want wijd is (de poort) en breed de weg, die tot het verderf leidt en velen zijn er die daardoor ingaan: want eng is de poort en smal de weg, die ten leven leidt en weinigen zijn er, die hem vinden” (Matteüs 7:13-14).
We komen tot de conclusie, dat de weg die ten leven leidt minder speelruimte toelaat dan de weg die tot het verderf leidt. Dat is precies het verschil tussen afhankelijk denken en onafhankelijk denken. Het geweten is het instrument waardoor God ons bewustzijn geeft van goed en kwaad. Consciëntie betekent ‘samen weten’, namelijk wij samen met God. De situatie is dat we onszelf niet kennen, maar God kent ons volkomen. Als Hij nu die kennis met ons deelt, is het op ons geweten en weten we wat ons te doen staat, namelijk onze zonden belijden om gereinigd te worden (1 Johannes 1:9).
Het functioneren van het geweten heeft alles te maken met onze houding tegenover God. Het is als een gevoelig instrument dat door ruw gebruik zijn functie kan verliezen. Paulus spreekt over huichelaars die hun geweten hebben ‘dichtgeschroeid’ (1 Timoteüs 4:2). Een gezond geweten vereist een open hart ten opzichte van God. Een ruim geweten is een onnauwkeurig instrument. Zij die tot geestelijke rijpheid komen, hebben hun zinnen geoefend in het onderscheiden tussen goed en kwaad (Hebreeën 5:14). Geestelijk onderscheidingsvermogen leidt tot gezond denken en gezond denken leidt tot de weg ten leven. Dat is bezonnenheid.
Ad Kooijmans