Bewaring ín, úit of vóór het uur van de verzoeking?
In de brieven aan de zeven gemeenten in Klein-Azië (Openbaring 2 en 3) lezen we naast terechtwijzingen, bestraffingen en oproepen tot bekering, ook bemoedigingen en beloften. Eén daarvan vinden we in de brief aan Filadelfia: ‘Omdat u het woord van Mijn volharding hebt bewaard, zal Ik ook u bewaren voor het uur van de verzoeking, die over heel de wereld komen zal, om hen die op de aarde wonen te verzoeken’ (3:10, HSV).
De NBG heeft hier ook ‘voor’, maar andere vertalingen hebben ‘uit’ (SV) of juist ‘in’ het uur van de verzoeking (Naardense Bijbel en Willibrord Vertaling). De NBV manoeuvreert er wat omheen: ‘…zal ik u ook trouw zijn wanneer binnenkort de tijd van de beproeving aanbreekt.’ In de vertalingen worden dus verschillende voorzetsels gebruikt: ‘in’, ‘uit’ en ‘voor’. Is dat een kleinigheid, een vertaal- of interpretatiedetail, of tóch een wereld van verschil?
Het ‘uur van de verzoeking’
Het Griekse woord dat hier voor ‘verzoeking’ wordt gebruikt, komt op meer dan 20 plaatsen voor in het Nieuwe Testament. Soms gaat het over uiterlijke omstandigheden of een periode van beproeving; soms over een persoonlijke, innerlijke aanvechting. Hier in Openbaring 3 wordt dit woord in een uitdrukking gebruikt: ‘uur van de verzoeking’. Het duidt een toekomstige korte tijdsperiode (‘uur’) vol verzoeking en verleiding aan, die over heel de wereld zal komen.
Jezus spreekt in Zijn rede op de Olijfberg over een periode van ‘grote verdrukking’ (Matteüs 24:21,29). Het zal een vreselijke tijd zijn, ‘zoals er niet geweest is vanaf het begin van de wereld, tot nu toe, en zoals er ook nooit meer zijn zal’ (vers 21), een tijd waarin over de hele wereld allerlei rampspoed, oorlogen, hongersnoden, besmettelijke ziekten, aardbevingen, verdrukking, wetteloosheid enz. een climax zullen bereiken!
“Bepaald geen prettig vooruitzicht!” zegt u misschien. Inderdaad, maar het is mogelijk er aan te ontkomen; de tekst leert het ons: er is ‘bewaring voor het uur van de verzoeking’. Alhoewel… dat hangt er vanaf hoe je het leest, ofwel: welk voorzetsel je gebruikt.
Voorzetsels
Ongetwijfeld hebt u ze op de lagere- of basisschool geleerd: voorzetsels. Aan de hand van een ezelsbruggetje kon je ze snel benoemen: in het kooitje, onder het kooitje, voor het kooitje, uit het kooitje enz. Het voorzetsel is belangrijk, want het maakt nogal een verschil of het vogeltje ín, ónder, vóór of úit het kooitje is. Maar zit dat verschil ook in de uitdrukking: ‘bewaring in, uit of voor het uur van de verzoeking’? En waarom geven de vertalingen dat verschillend weer?
In de Griekse grondtekst wordt het voorzetsel ek gebruikt, dat letterlijk ‘uit’ betekent. We moeten dat woordje niet op zichzelf beoordelen, maar verbinden met het werkwoord tereo (bewaren). ‘Uitbewaren’ dus, in slecht Nederlands. Beter vertaald: ‘bewaren voor’. Jezus Christus bewaart de gemeente ‘voor het uur van de verzoeking’.
Dit Bijbelvers wordt nogal eens aangehaald om de theorie van de ‘opname van de gemeente’ mee te onderbouwen. Maar is dat terecht, klopt dat wel? We willen daar eens wat verder op inzoomen. Want als we ‘het Woord van de waarheid recht willen snijden’ (2 Timoteüs 2:15) moeten we Schrift met Schrift vergelijken.
‘Bewaren voor’
In het Nieuwe Testament komen we dezelfde woordverbinding ek en tereo nog één keer tegen. In het zgn. hogepriesterlijk gebed horen we Jezus voor Zijn discipelen bidden: ‘Ik bid niet dat U hen uit de wereld wegneemt, maar dat U hen bewaart voor de boze’ (Johannes 17:15).
Ook hier: ‘bewaren voor’, maar wel in tegenstelling tot het ‘uit de wereld wegnemen’. Je zou nu al te makkelijk de conclusie kunnen trekken dat de bewaring van de gelovigen dus niet bestaat uit hun wegneming of opname. En tegelijk ook de vraag kunnen stellen: ‘bewaring voor de boze’ geldt voor alle tijden, waarom zou dat dan voor ‘het uur van de verzoeking’ een andere betekenis hebben?
Daar vallen wel een paar dingen over te zeggen.
Jezus pleit bij Zijn Vader voor bescherming van Zijn discipelen in de wereld. De wereld, die Hij gaat verlaten en waarin zij achter moeten blijven (vers 11,12). Een wereld vol van goddeloosheid en verleiding, van verdrukking, vervolging en lijden. Ze staan aan het begin van een lange, moeilijke weg. En Jezus bidt voor bewaring voor de boze. Waarom vraagt Hij Zijn Vader niet om hen weg te nemen van deze wereld? Omdat Hij werk voor hen te doen heeft! Zijn Woord moet de wereld in! Ze moeten van Hem gaan getuigen en velen tot Zijn volgeling maken. Zelfs voor de nieuwe gelovigen bidt Jezus hier al (vers 20). Vlak voor Jezus’ Hemelvaart klinkt die opdracht nogmaals ‘U zult Mijn getuigen zijn’ (Handelingen 1:8).
Ziet u het verschil?
In Openbaring 3 staan we aan het einde van een periode, de zgn. ‘bedeling van de genade’. De tijd van de gemeente(vorming) zit erop en daarmee is ook de opdracht aan de gelovigen om te getuigen ten einde. Want tijdens de grote verdrukking die hierop volgt, de zgn. ‘bedeling van het oordeel’ (Daniël 9:27), wordt deze taak overgenomen door de 144.000 verzegelden (Openbaring 7:1-8), de twee getuigen (Openbaring 11) en door de engel die ‘het eeuwig Evangelie zal verkondigen‘ (Openbaring 14:6).
‘Bewaren in’
Stel dat de gelovigen wél door de grote verdrukking heen zouden moeten gaan, dan had Johannes hier vast het voorzetsel ‘in’ (Gr. en) gebruikt: ‘bewaring ín het uur van de verzoeking’. Net zoals hij dat gebruikt in Johannes 17:11,12, waar het gaat over bewaring ‘in’ deze wereld. Dat zou in dat geval betekenen dat God de Zijnen zal vasthouden en hen door alle ellende heen zal leiden; dat Hij er voor zal zorgen dat ze niet ten onder zullen gaan. Maar dat voorzetsel ‘in’ staat er niet! Er staat ‘voor’ of ‘uit’. Jezus belooft dat Hij de Zijnen ‘voor’ of ‘uit’ ‘het uur van de verzoeking’ zal bewaren. Met ander woorden: zij zullen die periode niet mee hoeven te maken! ‘Jezus verlost ons van de komende toorn’ (1 Tessalonicenzen 1:10). Tenminste… als we ‘het Woord van Zijn volharding bewaren’, want dat is de voorwaarde.
Niet bestemd tot toorn
En dan is er nog iets. Aan de voorzegging dat ‘het uur van de verzoeking over heel de wereld komen zal’, voegt Johannes nog iets toe, namelijk: ‘om hen die op de aarde wonen te verzoeken’. De uitdrukking ‘hen die op de aarde wonen’ komt op meer plaatsen in het boek Openbaring voor (6:10; 8:13, 11:10; 13:14; 14:6; 17:8). Het is een specifieke uitdrukking voor de mens zonder God. Zij zijn het die wél door het ‘uur van de verzoeking’ heen moeten. De gelovigen niet, ‘want God heeft ons niet bestemd tot toorn, maar tot het verkrijgen van de zaligheid, door onze Heere Jezus Christus’ (1 Tessalonicenzen 5:9).
Toen Johannes een blik in de hemel mocht werpen (Openbaring 4:1), hoorde hij de 24 ouderlingen (dat zijn de vertegenwoordigers van Israël en de Gemeente) een nieuw lied zingen: ‘U bent geslacht en hebt ons voor God gekocht met Uw bloed, uit elke stam, taal, volk en natie’ (Openbaring 5:9).
Laat ons elkaar dan met deze woorden bemoedigen! Zodat we vast zullen geloven dat we gedurende die vreselijke tijd niet op aarde zijn, maar in de hemel mogen verblijven!
Jules Hollebrandse
De NBG heeft hier ook ‘voor’, maar andere vertalingen hebben ‘uit’ (SV) of juist ‘in’ het uur van de verzoeking (Naardense Bijbel en Willibrord Vertaling). De NBV manoeuvreert er wat omheen: ‘…zal ik u ook trouw zijn wanneer binnenkort de tijd van de beproeving aanbreekt.’ In de vertalingen worden dus verschillende voorzetsels gebruikt: ‘in’, ‘uit’ en ‘voor’. Is dat een kleinigheid, een vertaal- of interpretatiedetail, of tóch een wereld van verschil?
Het ‘uur van de verzoeking’
Het Griekse woord dat hier voor ‘verzoeking’ wordt gebruikt, komt op meer dan 20 plaatsen voor in het Nieuwe Testament. Soms gaat het over uiterlijke omstandigheden of een periode van beproeving; soms over een persoonlijke, innerlijke aanvechting. Hier in Openbaring 3 wordt dit woord in een uitdrukking gebruikt: ‘uur van de verzoeking’. Het duidt een toekomstige korte tijdsperiode (‘uur’) vol verzoeking en verleiding aan, die over heel de wereld zal komen.
Jezus spreekt in Zijn rede op de Olijfberg over een periode van ‘grote verdrukking’ (Matteüs 24:21,29). Het zal een vreselijke tijd zijn, ‘zoals er niet geweest is vanaf het begin van de wereld, tot nu toe, en zoals er ook nooit meer zijn zal’ (vers 21), een tijd waarin over de hele wereld allerlei rampspoed, oorlogen, hongersnoden, besmettelijke ziekten, aardbevingen, verdrukking, wetteloosheid enz. een climax zullen bereiken!
“Bepaald geen prettig vooruitzicht!” zegt u misschien. Inderdaad, maar het is mogelijk er aan te ontkomen; de tekst leert het ons: er is ‘bewaring voor het uur van de verzoeking’. Alhoewel… dat hangt er vanaf hoe je het leest, ofwel: welk voorzetsel je gebruikt.
Voorzetsels
Ongetwijfeld hebt u ze op de lagere- of basisschool geleerd: voorzetsels. Aan de hand van een ezelsbruggetje kon je ze snel benoemen: in het kooitje, onder het kooitje, voor het kooitje, uit het kooitje enz. Het voorzetsel is belangrijk, want het maakt nogal een verschil of het vogeltje ín, ónder, vóór of úit het kooitje is. Maar zit dat verschil ook in de uitdrukking: ‘bewaring in, uit of voor het uur van de verzoeking’? En waarom geven de vertalingen dat verschillend weer?
In de Griekse grondtekst wordt het voorzetsel ek gebruikt, dat letterlijk ‘uit’ betekent. We moeten dat woordje niet op zichzelf beoordelen, maar verbinden met het werkwoord tereo (bewaren). ‘Uitbewaren’ dus, in slecht Nederlands. Beter vertaald: ‘bewaren voor’. Jezus Christus bewaart de gemeente ‘voor het uur van de verzoeking’.
Dit Bijbelvers wordt nogal eens aangehaald om de theorie van de ‘opname van de gemeente’ mee te onderbouwen. Maar is dat terecht, klopt dat wel? We willen daar eens wat verder op inzoomen. Want als we ‘het Woord van de waarheid recht willen snijden’ (2 Timoteüs 2:15) moeten we Schrift met Schrift vergelijken.
‘Bewaren voor’
In het Nieuwe Testament komen we dezelfde woordverbinding ek en tereo nog één keer tegen. In het zgn. hogepriesterlijk gebed horen we Jezus voor Zijn discipelen bidden: ‘Ik bid niet dat U hen uit de wereld wegneemt, maar dat U hen bewaart voor de boze’ (Johannes 17:15).
Ook hier: ‘bewaren voor’, maar wel in tegenstelling tot het ‘uit de wereld wegnemen’. Je zou nu al te makkelijk de conclusie kunnen trekken dat de bewaring van de gelovigen dus niet bestaat uit hun wegneming of opname. En tegelijk ook de vraag kunnen stellen: ‘bewaring voor de boze’ geldt voor alle tijden, waarom zou dat dan voor ‘het uur van de verzoeking’ een andere betekenis hebben?
Daar vallen wel een paar dingen over te zeggen.
Jezus pleit bij Zijn Vader voor bescherming van Zijn discipelen in de wereld. De wereld, die Hij gaat verlaten en waarin zij achter moeten blijven (vers 11,12). Een wereld vol van goddeloosheid en verleiding, van verdrukking, vervolging en lijden. Ze staan aan het begin van een lange, moeilijke weg. En Jezus bidt voor bewaring voor de boze. Waarom vraagt Hij Zijn Vader niet om hen weg te nemen van deze wereld? Omdat Hij werk voor hen te doen heeft! Zijn Woord moet de wereld in! Ze moeten van Hem gaan getuigen en velen tot Zijn volgeling maken. Zelfs voor de nieuwe gelovigen bidt Jezus hier al (vers 20). Vlak voor Jezus’ Hemelvaart klinkt die opdracht nogmaals ‘U zult Mijn getuigen zijn’ (Handelingen 1:8).
Ziet u het verschil?
In Openbaring 3 staan we aan het einde van een periode, de zgn. ‘bedeling van de genade’. De tijd van de gemeente(vorming) zit erop en daarmee is ook de opdracht aan de gelovigen om te getuigen ten einde. Want tijdens de grote verdrukking die hierop volgt, de zgn. ‘bedeling van het oordeel’ (Daniël 9:27), wordt deze taak overgenomen door de 144.000 verzegelden (Openbaring 7:1-8), de twee getuigen (Openbaring 11) en door de engel die ‘het eeuwig Evangelie zal verkondigen‘ (Openbaring 14:6).
‘Bewaren in’
Stel dat de gelovigen wél door de grote verdrukking heen zouden moeten gaan, dan had Johannes hier vast het voorzetsel ‘in’ (Gr. en) gebruikt: ‘bewaring ín het uur van de verzoeking’. Net zoals hij dat gebruikt in Johannes 17:11,12, waar het gaat over bewaring ‘in’ deze wereld. Dat zou in dat geval betekenen dat God de Zijnen zal vasthouden en hen door alle ellende heen zal leiden; dat Hij er voor zal zorgen dat ze niet ten onder zullen gaan. Maar dat voorzetsel ‘in’ staat er niet! Er staat ‘voor’ of ‘uit’. Jezus belooft dat Hij de Zijnen ‘voor’ of ‘uit’ ‘het uur van de verzoeking’ zal bewaren. Met ander woorden: zij zullen die periode niet mee hoeven te maken! ‘Jezus verlost ons van de komende toorn’ (1 Tessalonicenzen 1:10). Tenminste… als we ‘het Woord van Zijn volharding bewaren’, want dat is de voorwaarde.
Niet bestemd tot toorn
En dan is er nog iets. Aan de voorzegging dat ‘het uur van de verzoeking over heel de wereld komen zal’, voegt Johannes nog iets toe, namelijk: ‘om hen die op de aarde wonen te verzoeken’. De uitdrukking ‘hen die op de aarde wonen’ komt op meer plaatsen in het boek Openbaring voor (6:10; 8:13, 11:10; 13:14; 14:6; 17:8). Het is een specifieke uitdrukking voor de mens zonder God. Zij zijn het die wél door het ‘uur van de verzoeking’ heen moeten. De gelovigen niet, ‘want God heeft ons niet bestemd tot toorn, maar tot het verkrijgen van de zaligheid, door onze Heere Jezus Christus’ (1 Tessalonicenzen 5:9).
Toen Johannes een blik in de hemel mocht werpen (Openbaring 4:1), hoorde hij de 24 ouderlingen (dat zijn de vertegenwoordigers van Israël en de Gemeente) een nieuw lied zingen: ‘U bent geslacht en hebt ons voor God gekocht met Uw bloed, uit elke stam, taal, volk en natie’ (Openbaring 5:9).
Laat ons elkaar dan met deze woorden bemoedigen! Zodat we vast zullen geloven dat we gedurende die vreselijke tijd niet op aarde zijn, maar in de hemel mogen verblijven!
Jules Hollebrandse