Bewaren

ds. Johan M. Zijlstra • 77 - 2001/02 • Uitgave: 26
Of u dat woord kent, bewaren? Een overbodige vraag van mijn kant, ik weet liet. Het is al langer geleden dat u dat woord leerde en dat u leerde om wat te bewaren. Onze taal zit vol met wijze lessen over bewaren:
wie wat bewaart die heeft wat, bewaar wat voor later, komt je nog eens goed van pas, en u weet vast en zeker van de elstar, de jonagold of een ander appeltje, je bewaart dat voor de dorst.

Zeg nou zelf, beste lezers, wie wil er niet wat achter de hand hebben?

Kinderen leren wij dat, wel goed bewaren jongen. Niet verliezen, bedoelen we te zeggen, wat je bezit, moet overbrengen, is kostbaar.

U weet ook van het Huis van bewaring en zolang we in deze geschonden schepping leven, mogen we blij zijn dat er zulke huizen bestaan. Soms kun je geen enkel risico nemen, en dat hoeft het niet eens over de grootste kostbaarheden te gaan. Je alledaagse fiets geef je nogal eens in verzekerde bewaring. Dan staat hij veilig.

Aan onszelf hebben we soms al genoeg als het om bewaren gaat. Meer dan een halve eeuw geleden liep mijn vader met mij over een smalle loopplank maar dankzij z'n stevige hand bewaarde ik m'n evenwicht. Van mijn vader leerde ik het stilzwijgen te bewaren, dat is wel noodzakelijk in het pastorale werk.

Bewaren, daar spreekt het Woord van God vaker over tot in het laatste bijbelboek, Openbaring van Jezus Christus, toe. Al in het eerste hoofdstuk van dat boek staan die bekende woorden - misschien worden ze bij u in de kerk, de gemeente, het korps - wekelijks geciteerd 'Zalig wie Zijn Woord lezen, horen en bewaren'. Dat geldt u en mij, lezers, wij zijn het die het Woord zelf lezen, die er uit horen lezen en die het vooral - u en ik -moeten bewaren. Om zalig te zijn, te worden, is meer nodig dan het Woord van God lezen of horen, het vraagt nog een activiteit: bewaren. Hoe zouden ze dat gedaan hebben, destijds? Zouden ze op de boeken, de boekrollen erg zuinig geweest zijn? Goed opgeborgen, niet onnodig beduimeld, geen nattevingerwerk gemaakt van het omslaan van de blaadjes, geen ezelsoren aan de bladzijden? Zeker, dat ook, daar waren ze eveneens nauwkeurig in. In de synagoge wordt tot op de dag van heden uiterst zorgvuldig met de heilige boekrollen omgegaan, ze worden niet eens zomaar, voor de aardigheid, uit de heilige ark, de kast gehaald.

Bewaren, alleen, het woord van de Heer, 'gij hebt mijn woord bewaard' houdt veel meer in, gaat veel dieper.

Of de gemeente groot is in getal? Een megagemeente? Of het zweet de koster wekelijks uitbreekt? Waar zet hij al die mensen? Zelfs de staanplaatsen zijn een keer op.

Of de organist de sterren van de hemel speelt omdat hij een hoge, binnen- en buitenlandse muzikale opleiding heeft genoten?

Of de bezoekers alle aandacht voor elkaar zijn, hebben en elkaar uitbundig en enthousiast begroeten? Of de gemeente grootscheepse en opvallende acties op touw weet te zetten? Of hun werken en bezigheden in stad en land opvallen en de pers halen? Neem van mij aan. lezers, dat kunt u allemaal wel vergeten, dat is niet aan de orde. Er is een andere reden, die weet ik omdat Jezus zelf zegt 'gij hebt mijn woord bewaard'. Wat een hemelse vaststelling, wat een uitspraak uit de mond van de Heer van de Gemeente, de Koning der koningen.

Wat ik hier uit leer?
De gemeente maakt ernst met haar roeping, de gemeente zingt, weet en doet `want groots is uw roeping en heilig uw taak'. De gemeente leeft temidden van een heidense bevolking, de afgoden worden veelvuldig gediend en je wordt haast verplicht aan die verering mee te doen. De gemeente wordt tegengewerkt, gelasterd. Er is vervolging en vijandschap maar desondanks houdt de gemeente onverkort vast aan het Woord van God. Mag ik wat noemen? De gemeente weet van de waarheid en de betrouwbaarheid van het Woord. 't Is niet alleen waar, het is ook gebeurd. 'En het geschiedde in die dagen'. De gemeente dient een levende Heer die dood was maar leeft 'Ik ben dood geweest, en zie, Ik ben de levende tot in alle eeuwigheden'. De gemeente weet zich onverkort verzoend door Hem Die uitriep 'tetelestai, het is volbracht'. De gemeente weet van Hem Die was, Die is en Die komt. De gemeente wijkt, als het om Zijn Koord gaat, geen duimbreed en laat liet 'Jezus uw verzoenend sterven' rotsvast staan. De gemeente klemt zich vast aan het ruwhouten kruis 'ook als hier smaad en spot hun loon is'. Daarom mogen ze uit de mond van de hemelse briefschrijver horen 'Gij hebt mijn woord bewaard en mijn naam niet verloochend'. Mag ik het nog eens anders zeggen? De gemeente is niet alleen maar bezig met zichzelf, leeft niet van hebben en houden, is niet druk met rijk worden en zich verrijken. De gemeente werkt wachtend en wacht werkend op de komst van hun Heer; ze getuigen ervan in hun liederen, ze leven uit die boodschap en zijn daarom 'leesbaar en kenbaar' voor de omgeving. De gemeente herkent zich in Johannes, de apostel die het Woord op papier mag zetten:

Hij zag de golven slaan, de branding bruiste, de zee zong zacht haar lied, het eeuwige: waarom?
maar 't schoonste lied dat in zij opren ruiste was 't woord van Jezus Christus: zie, Ik kom.

Bewaren, Gij hebt mijn woord bewaard, mijn naam niet verloochend!
Die naam is naar waarheid mijn Jezus ook waard!
Want Hij kwam om zalig te maken op aard.
Bewaart u, bewaar jij zijn Woord?

ds. Johan M. Zijlstra