Beroering in de kerk

Joop Schotanus • 76 - 2000/01 • Uitgave: 23
Er is in de afgelopen tijd rondom de zondagsheiliging heel wat te doen geweest in een paar plaatselijke kerken. Er ontstond deining vanwege tuchtuitoefening over ambtsdragers die aangeduid werden als sabbatsschenders.
Op grond van een bepaalde interpretatie van Zondag 38 van de Heidelbergse Catechismus zou daar reden toe zijn geweest. Men moet zich nu in allerlei bochten wringen om uit te leggen dat er meer ruimte is dan men ogenschijnlijk zou denken. Deze inspanningen willen de indruk wegnemen dat de mensen uit de zeventiende eeuw ons op het verkeerde been hebben gezet.
Professor Douma probeert alles binnen de perken te houden van de traditie, maar voor sommigen gaat hij toch nog veel te ver.

DE TIEN GEBODEN
In het Nederlands Dagblad van 2 en 3 januari j.l. wordt door Douma een uiteenzetting gegeven over het sabbatsgebod. De sabbatsschender in onze tijd is iemand die de kerkdiensten verzuimt, die het Heilig Avondmaal niet mee wil vieren en die in het levensgedrag toont niet te willen rusten van zijn slechte werken. De professor vindt dat dit de geestelijke diepte is van Zondag 38 en daarmee legitiem wordt verbonden aan het sabbatsgebod. Hiermee is het hem dan gelukt de koppeling in stand te houden met onze zondag.
Letterlijk schrijft hij: 'Stel je voor dat we aan het vierde gebod niet meer gebonden waren, dan zouden we negen in plaats van tien geboden hebben.
Van tweeën een: we zijn niet meer aan de wet van het Oude Testament gebonden, en dus ook niet aan de tien geboden of we zijn nog wel aan de tien geboden gebonden, maar dan ook aan alle tien'.

EEN FOUTIEVE BENADERING
Binnen het reformatorische verbondsdenken is bovenstaande redenering begrijpelijk, maar we zullen nu eerst moeten aantonen, waar de crux zit. In Ex. 20 als wel in Deut. 5 zegt Mozes duidelijk dat God met Israël dit verbond van de tien woorden sluit. De decaloog heeft alles te maken met het zelfstandig volksbestaan van Israël en het slaat niet op enig ander volk. Op de sabbat was er voor Israël een heilige samenkomst, het dagelijkse brandoffer moest op die dag verdubbeld worden en er werden dan nieuwe toonbroden in de tabernakel (later tempel) gelegd. De sabbat werd een teken tussen de Here God en Israël (Ex. 31:12). Net zoals de besnijdenis een teken was tussen God en Israël. Het probleem is dat men nu een constructie bedacht heeft om de besnijdenis en sabbat een Nieuwtestamentische inhoud te geven. Dat kon alleen maar door de Kerk in de plaats van Israël te stellen. Van daaruit hangt dan alles weer met elkaar samen en als men aan het ene wrikt dan wrikt men ook aan het andere. In die constructie moet nu ook de decaloog passen als een samenhangend geheel en daar wringt de schoen. Het Nieuwe Testament gaat namelijk niet uit van de samenhang van de tien geboden, maar kan allerlei losse geboden uit de decaloog aanhalen, zonder de sabbat daarmee op één lijn te stellen. Om uit de impasse te komen moet men de Oudtestamentische verbondsconstructie loslaten.

EEN ILLUSTRATIE
In 1960 werd Belgisch Kongo onafhankelijk. Daaraan voorafgaand werd de Belgische Koninkrijkswet voor de Overzeese Gebiedsdelen toegepast op Kongo. Om elkaar ter wille te zijn kregen de Franse en Vlaamse taal dezelfde rechten. Nederlandssprekende zendingswerkers met onderwijsbevoegdheid hadden na voltooiing van de koloniale cursus in Kongo dezelfde rechten als de Franssprekende leraars. Er kwam na 1960 met de onafhankelijkheid een totale ommekeer, waarbij er veel wetten dezelfde konden blijven voor het landsbestuur, maar waarbij allerlei wetten vanuit de voormalige bijzondere relatie met België overbodig werden. Niet de totaalconstructie werd overgenomen, maar iets nieuws nam de plaats in van het oude, waarbij de specifieke aspecten van de oude relatie met België verdwenen. Hun taalwetten waren nu niet meer van toepassing en men kon de oorspronkelijke taalwet niet meer schenden. Toegepast op de Gemeente van Christus kan ook vanwege de nieuwe relatie onder het nieuwe verbond er van geen 'sabbatsschender' meer sprake zijn. Met de komst van de Here Jezus komt er een nieuwe relatie, waarbij het oude verbond vervalt en het nieuwe de plaats daarvan inneemt. Als dat nieuwe niet goed begrepen wordt en vermengd wordt met het oude, dan is er sprake van een bedekking die weggenomen moet worden (2 Cor. 3).

MAAR GIJ GEHEEL ANDERS
De kop van deze alinea is de titel van een boekje dat jaren geleden al enige opschudding veroorzaakte. De Nederlands Gereformeerde predikant M.R. van den Berg heeft de koe bij de horens gevat en dit bovenstaande penibele onderwerp behandeld. Hij zegt nadrukkelijk dat we nergens in het Nieuwe Testament kunnen lezen dat de zondag in plaats van de sabbat is gekomen. Ook vind je in het Nieuwe Testament het sabbatsgebod niet meer herhaald. Voor de christenen uit de heidenen waren alle dagen gelijk. De schaduw is voorbij, de werkelijkheid is in Christus verschenen. De schaduw hoort bij het Sinaï-verbond. Op blz. 43, 44, in zijn boekje gaat het over Christus en de sabbat, die het wezenlijk karakter van de relatie met God duidelijk maakt. Vanaf blz. 45 gaat het in het boekje verder over sabbat en zondag.

ONZE CONCLUSIE
Er kunnen vandaag aan de dag onder gelovigen geen sabbatsschenders meer zijn. Zondag 38, hoe goed bedoeld ook, past wel in een reformatorische verbondsconstructie, maar niet in een zuivere bijbelse exegese. Zoals zovele tuchtzaken uit het verleden, ontstaan uit een verkeerde exegese, om rehabilitatie vroegen (of nog steeds vragen), zo zullen ook huidige tuchtzaken aangaande' zogenaamde' sabbatsschenders nu en in de toekomst om rehabilitatie blijven roepen. Tegelijkertijd zal men zich wel degelijk mogen inspannen, mede in verband met de 24 uurs-economie, om er alles aan te doen om die ene echte rustdag in de week te hebben (bij voorkeur de opstandingsdag van Christus) om geestelijk gevoed te worden. Het is dan niet een verplichting uit het verbond, maar een aanbeveling uit het scheppingsgebeuren. Bovendien zijn er nog genoeg sociaal-maatschappelijke argumenten voor aan te dragen, maar nooit het argument, dat de zondag als verplichting in de plaats van de Oudtestamentische sabbat is gekomen. Het houden van een specifieke rustdag kan op hetzelfde vlak beschouwd worden als het ondergaan van een medisch-hygiënische besnijdenis, zonder dat dat ook maar iets met de Oudtestamentische verplichting van de besnijdenis te maken heeft. Overigens geven mijn gewoon door-de-weekse geestelijke activiteiten van bijbel-studie en bidstonden aan mij niet minder de gelegenheid om gezegend te worden dan de zondagse samenkomsten. Het voordeel van onze discussie zou nog weleens kunnen zijn dat we meer oog krijgen voor het ingaan in de zevendaagse rust van God. Wat heerlijk als je door-de-weekse dag evenzeer doortinteld is van Gods aanwezigheid in je leven als die speciale rustdag. Wat niet goed is voor mijn relatie met de Here op zondag is dat ook niet voor de rest van de week.

Joop Schotanus