Beproef de geesten (deel 3 / slot)
Een opdracht juist voor deze tijd!
In deze serie wordt een oproep gedaan om alert te zijn op de leer en de invloed van valse leraren, profeten, apostelen en evangelisten.
De gerichtheid op het ‘nu’ ervaren van genezingen, wonderen, tekenen en bijzondere verschijningen heeft nog een ander gevolg, namelijk dat we de rol van de Heilige Geest met name gaan zien als de katalysator van bijzondere ervaringen. Wie echter de Schrift in zijn geheel bestudeert, moet vaststellen dat de Heilige Geest eerst en vooral bezig is met de heiliging van de gelovigen.
Gods grotere doel is 'karaktervorming naar het beeld van Christus’ met het oog op de eeuwigheid (Romeinen 8:29). De boodschap van de Bijbel - en die van duizenden getrouwe predikers uit de geschiedenis - was en is er op gericht om door de kracht van de Heilige Geest veranderd te worden naar het beeld van Jezus. Die verandering heeft alles te maken met zelfverloochening (Johannes 3:30). Zet je de prediking van ultra-charismatische ervaringen in het licht van de eeuwigheid, dan zie je dat het allemaal erg op beleving en sensatie gericht is; “Wauw, we hebben Jezus zien werken...”.
Dat is waardevol, maar wij weten allemaal dat het uiteindelijk om het leven gaat. Hoe is je gezindheid? Hoe ben je in je huwelijk? Wie ben je als niemand je ziet? Heb je oprechte liefde voor anderen? Met andere woorden: Leeft Jezus in jou? Leef je een zelfverloochenend, dienend en God-gericht leven van gehoorzaamheid? Beide elementen, de gaven en de vrucht van de Heilige Geest, zijn nodig en moeten in balans gehouden worden. Houd echter wel dit voor ogen: gaven zijn middelen en de vrucht is het doel. Dat zou ook de prediking en ons denken over de Heilige Geest en Zijn werk moeten kleuren.
Ons geloof en onze woorden
De leer die gezondheid en welvaart predikt, verbindt de realisering daarvan aan ons geloof. Naar de mate dat wij geloof uitspreken, in die mate zullen we ook het effect daarvan ervaren. ‘Woorden hebben kracht’, zo luidt de slogan. Men beroept zich daarbij vaak op de zinsnede ‘Dood en leven zijn in de macht van de tong’ (Spreuken 18:21). De implicatie is als volgt: zolang je bijvoorbeeld niet uitspreekt dat je genezen gaat worden, zul je ook niet genezen. Hoewel over leugen en waarheid in ons denken best wat te zeggen valt, is dit veel te kort door de bocht. Onze woorden, en ook ons geloof, creëren geen werkelijkheid. Onze hoop is in de Heer. We vertrouwen op Zijn kostbare beloften en niet op onze eigen woorden. Zelfs niet op ons eigen geloof (Psalm 33:20-22). Ons geloof is allereerst een gave van God (Efeze 2:8, Hebreeën 12:2) en niet iets dat we voor onszelf creëren.
Ten tweede ligt het niet in de macht van geloof om dingen in het aanzijn te roepen. Onder dat laatste ligt de vooronderstelling dat wij als kleine goden met onze woorden ‘scheppend’ kunnen spreken. Ter illustratie: de gedachte dat een ziekte als Corona alleen maar vat op je krijgt als je dat gelooft en geen vat op je krijgt als je genezing proclameert, is ronduit misleidend. Ten diepste is dat magisch denken. Deze gedachtegang is afkomstig vanuit het New-Age-denken en heeft geen Bijbelse grond. Spreuken 18:21 betekent ons inziens vanuit de context dat onze woorden effect hebben, maar dan wel op een logische wijze. Als ik kwaadspreek over collega’s, is het te verwachten dat dit gevolgen heeft voor mijn relatie met hen en mogelijk voor mijn contractverlenging. Dat zijn logische, maar geen magische verbanden.
Het welvaartsevangelie
Degenen die leren dat God altijd wil genezen, onderwijzen vaak ook dat God altijd wil voorzien in welvaart. Het zou Gods wil zijn dat Zijn kinderen in ruime voorspoed leven zowel financieel, materieel alsook wat betreft gezondheid. De Bijbel spreekt over het bidden naar Gods wil (1 Johannes 5:14). De vraag die je dan kunt stellen is: Is het naar Gods wil als wij bidden om een villa en een hoog banksaldo? Onder het oude verbond lag het accent wat duidelijker op materiële zegeningen. We kunnen dit echter niet zomaar overhevelen naar het leven onder het nieuwe verbond. Sterker nog, de zegeningen onder het laatstgenoemde verbond zijn allereerst en vooral geestelijk van aard (Johannes 10:10, Efeze 1:3). Ook de indrukwekkende lijst van geloofsgetuigen in Hebreeën 11 pleit bepaald niet voor het welvaartsevangelie, integendeel.
Opmerkelijk is dat juist zij ons ten voorbeeld worden gesteld. Ten diepste draait het om de vraag: Wat versta je onder ‘zegen’? Als lichamelijke gezondheid, financiële en materiële rijkdom en afwezigheid van moeite het toppunt is van geluk, zou je geneigd zijn te stellen dat God de tegenovergestelden verafschuwt. Maar wat is geluk? Wat is zegen? Dat is allereerst het kennen van God, het je verheugen in Hem, soms juist te midden van de gebrokenheid van de schepping (Romeinen 8:37-39). Daarbij moet gesteld worden dat God Zich bedient van crisis en van tegenspoed, om Zijn doelen te bereiken. Zo machtig is Hij! Predikers die het welvaartsevangelie uitdragen zijn daarnaast vaak te herkennen aan lange oproepen om ruimhartig te offeren, te geven. Dat zou de weg zijn naar overvloedige zegen, zowel geestelijk als materieel. Hoewel we geloven dat God een voorzienende God is (Filippenzen 4:19), mis je in dit onderwijs het hogere doel van aardse zegen, namelijk dat we ons leven, leven in het licht van de eeuwigheid (vgl. 1 Timotheüs 6:5-8).
De pastorale implicatie
De genoemde kenmerken en de invloed van deze leringen hebben ook pastorale gevolgen. Wanneer je onderwezen wordt dat God altijd wil genezen, dat lijden en tegenslag nooit Gods wil voor je leven zijn, wanneer je onderwezen wordt dat het Gods normale manier is om je bijzondere dingen te laten dromen en te ervaren, dan ontstaat er verwarring wanneer jouw leven niet synchroon loopt met dat wat je onderwezen wordt. Deze verwarring is helaas niet onschuldig. Grofweg kunnen we twee uitwerkingen van dwaalleer onderscheiden: mensen raken óf teleurgesteld in God, óf teleurgesteld in zichzelf. Of God doet niet wat Hij zegt en blijkt onbetrouwbaar, óf je verwijt jezelf te klein geloof en wordt daarmee op jezelf teruggeworpen. Predikers die stellen dat God nu elke gelovige totaal vrij wil maken van lijden en gebrokenheid, wijten overblijvend leed in het leven van een christen doorgaans aan gebrek aan geloof.
De gevolgen daarvan zijn vaak wrang. Verder moet gezegd worden dat mensen aan wie onderwezen is dat genezing en voorspoed onderdeel zijn van het Evangelie, vaak ernstig gaan twijfelen aan de daadwerkelijke beloften van het Evangelie, omdat ze nu in dit leven nog geen genezing en / of voorspoed ondervinden. In die zin vormt deze dwaalleer een bedreiging voor de betrouwbaarheid van het Bijbelse Evangelie! Het mag duidelijk zijn dat de gevolgen van dit onderwijs in pastoraal opzicht schrikbarend zijn.
Uit het bovengenoemde blijkt dat de gemeente van de Heere Jezus niet gevrijwaard is van verleidingen. Ze moet zéér alert zijn op de leer en de invloed van valse leraren, profeten, apostelen en evangelisten. Johannes is daar in zijn eerste zendbrief heel duidelijk over: ‘Geliefden, geloof niet elke geest, maar beproef de geesten of zij uit God zijn; want er zijn veel valse profeten in de wereld uitgegaan’ (1 Johannes 4:1).
Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt!
Jacques Brunt en Leander Janse