Bent u ook van het geloof?

ds. Johan M. Zijlstra • 90 - 2014 • Uitgave: 15/16
’t Was op een zondagavond. Ik reisde per trein vanuit het midden van ons land naar het westen, op weg voor een dienst waarin ik zou spreken. Vanaf Utrecht deelde ik mijn coupé met een dame van, naar mijn inschatting, middelbare leeftijd. Ze was blijkbaar blij een medepassagier gevonden te hebben, ze liet mij tenminste geen tijd wat te lezen.

Ze sprak eerst – zo gaat dat – over het weer. U kent dat wel, dat het te koud, te nat was voor de tijd van het jaar. Nou zou ik daar wel wat tegenin kunnen brengen omdat wij een zeeklimaat hebben, maar daar gaat het niet om, dat zou ze zelf ook wel geweten hebben. Even later schakelde mijn medereizigster over op de regering, die maakte er maar een potje van. En toen vertelde ze mij dat ze ‘goddank’ nog veel hobby’s had. Dat laatste, te weten dat ‘goddank’, knoopte ik goed in mijn oren. Ik nam me voor daar nog op in te gaan.

‘Goddank’
Al pratend – over het een en het ander – ontdekte zij plotseling een gouden kruisje op één van de revers van mijn colbertjasje. “O, ik zie het,” zo vervolgde ze, “u bent van het geloof.”
“Helemaal waar mevrouw, dat ben ik.”
“Van welk geloof bent u?”
“Ik geloof dat Jezus Christus in de wereld is gekomen voor u en voor mij, dat Hij in de wereld is gekomen om ons mensen Zijn liefde aan te bieden, ons te redden, zalig te maken, ons tot ware bestemming wil laten komen.”
En toen biechtte mijn medereizigster wat op. “Vroeger was ik ook van het geloof, ik was van het remonstrantse geloof.”
“Och,” antwoordde ik, “dat doet er minder toe, waar het om gaat is te geloven in Jezus Christus, ongeacht onze vroegere of huidige kerkelijke achtergrond.”
Maar nu bekende zij nog meer. “Nee, ik ben eigenlijk atheïst.”
Ik kon niet nalaten daarop te reageren met: “Zo, dat valt me nogal van u tegen.”
Ja, en hoewel haar tong al los was gekomen, werd ze door die opmerking van mij gestimuleerd om gretig in te gaan op wat ik zei. “Van mij tegen? Waarom dan?”
“Nou, u zei me zojuist dat u ‘goddank’ nog hobby’s had. Daaruit meende ik op te mogen maken dat u God dankbaar bent en Hem dat ook zegt.”
“Had ik dat woord niet mogen gebruiken?”
“Eigenlijk is wat u zei voor u niet waar.”
Enfin, ik zal u het gesprek in zijn geheel besparen. Mijn reisgenote wilde wat meer van mij weten, of ik getuige van Jehova was, en zo niet wat dan wel. “Laten we het daar maar op houden, de God die ik dien, in Wie ik geloof, wordt ook wel Jehova genoemd, maar als u met die naam een beperkte groep in ons land bedoelt, dan moet ik u zeggen dat ik daar geen deel van uit maak.”

Van het geloof
Wat worden er vaak, zomerlezers, dingen gezegd en woorden gebruikt waarbij niet wordt nagedacht. Wat wordt de naam van God makkelijk gebruikt als een holle frase.
Goddank dat…
God mag weten waar…
Bij God…

Maar wat zeker is, het bestaan van God en Zijn gift aan de wereld, aan u en mij, hoeft voor niemand een holle klank of een leeg te woord te blijven. Integendeel, het mag een rijke inhoud krijgen. U en ik, wij mogen ‘Goddank’ van het geloof zijn. Wat een belofte, wat een zekerheid dat ‘wie in de Zoon gelooft, het eeuwige leven ontvangt’.
U lezer, bent u van het, van dat geloof? Bent u tot de belijdenis gekomen van: Ik geloof dat Jezus Christus de Zoon van God is? Als u van ‘het’ geloof bent, Goddank!
Niet? Kies dan vandaag, kies vandaag voor ‘het’ geloof en stel uw vertrouwen op Jezus Christus.

Johan M. Zijlstra