Ben je de hoogste in rangorde? Mens, wie ben je?

Frits Boekhoff • 97 - 2021 • Uitgave: 8
Stel dat je de volgende vraag krijgt: ‘wie ben je?’ Let op: de vraag is niet ‘wat doe je?’. Laat dit echt even op je inwerken. Lees even niet verder en vraag je af ‘wie ben ik eigenlijk?’

De vraag ‘wat doe je?’ is veel makkelijker te beantwoorden dan de vraag ‘wie ben je?’ Over die laatste vraag mag dan ook best even nagedacht worden. Want wat je doet zegt nog niet zoveel over wie je bent. Waarin ligt je identiteit? Ik begon de zin met ‘stel dat… je de vraag krijgt wie ben je’ niet voor niets. Immers, deze vraag wordt zelden gesteld.

Mensen die met elkaar kennismaken en elkaar willen leren kennen stellen elkaar vragen en wisselen gedachten en ervaringen uit. Waar ze geboren zijn, wat ze in hun jeugd hebben meegemaakt, welke opleiding ze hebben genoten. Ze vertellen of ze een relatie en of kinderen hebben en wat ze op dit moment voor werk doen. Kortom, iemands identiteit wordt geschetst aan de hand van dingen die ze hebben meegemaakt en hebben gedaan. Uiterlijke versierselen zoals kleding, haardracht, kettingen en tatoeages spelen bij het laten zien van hun identiteit een belangrijke rol.

Vrouwenquotum
Er zijn veel verschillen tussen mensen. Mensen verschillen in ras, kleur, geslacht, kennis, kunde, leeftijd, maatschappelijke positie, enzovoort. Dit komt bijvoorbeeld tot uiting in lichamelijke verschillen, zoals kracht en snelheid. Er zijn ook verschillen in intelligentie en karakter. De maatschappelijke status is terug te zien in kleding, woning en dergelijke. Op het werk is iemand de leidinggevende en de ander de ondergeschikte. De huidige maatschappij is gefocust op wat de mens doet en gericht op zijn maatschappelijke positie. Dit bepaalt in hoge mate zijn identiteit. Verschillen tussen mensen zijn goed zichtbaar. De een is directeur van een grote onderneming en de ander is vuilnisman. Doordat deze verschillen zichtbaar zijn ligt jaloezie op de loer. Het kan bij de een leiden tot een gevoel van minderwaardigheid en bij een ander juist tot hoogmoed. Het is daarom dat als het gaat om diversiteit, exclusiviteit en feminisme het bijna altijd gaat om ‘aansprekende’ functies. Voor directies van grote ondernemingen worden steeds vaker eisen gesteld aan het aantal vrouwen dat daar deel van moet uitmaken. Gek genoeg kom je dit zelden of nooit tegen als het gaat over een vrouwenquotum bij medewerkers die het vuil ophalen. Deze ontwikkeling is nu juist het bewijs dat wij mensen niet beoordelen op ‘wie ze zijn’ maar op ‘wat ze doen’.

Ik deponeer de stelling dat de mens zijn identiteit niet direct vindt in wat hij doet, zelfs niet met de juiste intenties, maar in wie hij is in de ogen van God. Wie is de mens? Antwoord: Een schepsel van God, door God gewild, door God geliefd, geschapen om Hem te dienen. Daarin ligt de identiteit van de mens en de volkomen bevrediging. Genesis 1:26-28 laat dit duidelijk zien. God maakte de mens naar Zijn beeld, schiep hen als man en als vrouw, gaf hen opdrachten en zegende hen.

Maatschappelijke status
Als de focus ligt op de identiteit van de mens als schepsel van God, dan is het duidelijk dat er een prachtige verscheidenheid van mensen is waarbij ieder mens gelijk is. De Bijbel zegt ‘in Christus is er geen verschil tussen man of vrouw, slaaf of meester’ (Galaten 3:27-28). Ieder mens komt als schepsel van God uit dezelfde bron voort. Dan is er ook geen ruimte voor jaloezie, immers alle mensen zijn schepsels van dezelfde God. Helaas lezen we in Genesis 3 dat het fout gaat. De mens neemt geen genoegen met zijn door God gegeven positie, maar wilde aan God gelijk zijn. Vanaf dat moment vindt de mens zich te belangrijk en begint zich hoogmoedig te gedragen, tegenover God en tegenover de medemens. De zondeval verbrak niet alleen de relatie met God. Ook de relatie tussen Adam en Eva kreeg een knauw.

De mens die zijn identiteit probeert te vinden in zijn status (maatschappelijk of kerkelijk) en in wat hij doet zal noodgedwongen snel op zoek zijn naar nieuwe en hogere uitdagingen. Mensen die hun identiteit niet vinden in wie ze zijn in Christus zullen per definitie blijven jagen naar meer, naar hoger. Immers, in hun omgeving is er altijd iemand succesvoller, getalenteerder, bekender. Er zullen altijd mensen zijn die het ‘beter’ doen dan jij. Deze honger naar meer is letterlijk eindeloos. Er zijn daarom maar weinig mensen, ook ‘succesvolle’ mensen, echt tevreden mensen. Want als je dan eindelijk de top hebt bereikt moet je ervoor zorgen om die positie vast te houden.

Gods ordening
Ook in de kerk kan onze identiteit ons in de weg staan. Iedereen in de kerk heeft, als het goed is, zijn identiteit in Christus. Met die wetenschap maakt het niet uit wat je in de kerk bijdraagt, mits je jouw roeping van Christus volgt. Twee voorbeelden uit de Bijbel maken dit duidelijk. In het Oude Testament zijn er Levieten en priesters. De taak van de Levieten was de op- en afbouw van de tabernakel en ook het vervoer van de tabernakel door de woestijn. Je zou kunnen zeggen dat het de taak van de Levieten was om ervoor te zorgen dat de priesters hun dienst in de tabernakel konden verrichten. De taken van de Levieten en de priesters waren verschillend, dit was conform de roeping die de Heere God aan zowel Levieten als de priesters heeft gegeven. Als je je identiteit haalt uit wat je doet, dan zouden er ontevreden Levieten zijn. Met touwen en balken door de woestijn sjouwen is geen pretje en minderwaardig werk vergeleken met het werk van de priesters, het offeren van slachtdieren aan God. Zouden er geen priesters geweest zijn die Levietenwerk zouden kunnen doen? Er mankeert toch niets aan hun handen, want zij kunnen toch ook meehelpen sjouwen? Zeker. En omgekeerd ook. Een Leviet kan toch ook een dier offeren? Zeker. Echter, beslissend hierin is Gods ordening.

Het tweede voorbeeld vinden we in het Nieuwe Testament waar Johannes de Doper de weg baant voor de Messias. In het begin komen grote groepen mensen tot Johannes de Doper waarvan velen zich laten dopen. Echter, na verloop van tijd gaan alle mensen naar Jezus toe en de discipelen van Johannes de Doper klagen daar over. Ach, zegt Johannes, zo moet het ook zijn: ‘Hij moet meer worden, ik minder’. Johannes’ bediening zit er bijna op. Als zijn identiteit in zijn bediening zou zitten, dan zou hij het er moeilijk mee hebben gehad. Maar zijn identiteit zit in zijn relatie met zijn Heer en Heiland en hij kan zich oprecht verheugen.

Wij worden snel vergeten
Er zijn ook vandaag broeders en zusters die in hun leven een zichtbare bediening hebben gehad. Sommigen komen op een gegeven moment in de luwte terecht. De aandacht van de buitenwereld verslapt en ze zijn snel vergeten. Ook zij mogen rust vinden in het feit dat hun identiteit niet in hun bediening heeft gelegen, maar in hun relatie met de Heere God. Voor Hem bent u onvergetelijk. U bent Zijn kind.

In de kerk/gemeente zijn ook verschillende taken en bedieningen te onderscheiden. Er zijn kosters, jeugdwerkers, predikanten, zangers, gemeenteleden, schoonmakers, medewerkers voor de crèche, mensen in het pastoraat, etc. Zoals in het Oude Testament de priester niet zonder de Leviet kan, zo kan de voorganger niets als de koster zijn werk niet doet. Wie zijn identiteit in Christus heeft zal rust vinden in zijn bediening en in Gods ordening, wat deze dan ook is. Wie dit niet heeft zal in de verschillende taken en bedieningen een bepaalde hiërarchie zien en gaan streven naar ‘meer’. De gesprekken binnen kerken en gemeenten over de vrouw in het ambt hebben, onder andere, met dit gegeven te maken. Een vrouw kan toch ook spreken? Zeker, alleen is net als bij de priesters en de Levieten Gods ordening beslissend. Duidelijke Bijbelteksten worden terzijde geschoven omdat ze niet passen in onze huidige cultuur: een cultuur van hiërarchisch denken welke ontstaan is na de zondeval. Het is een cultuur die geen rekening houdt met je identiteit in God. In de kerk denken we, misschien onbewust, dat een predikant een hogere en belangrijkere functie heeft dan de koster. Dit is onjuist, het is een andere bediening.

Waardevol en geliefd
Het is in dit kader interessant om de parallel met de Levieten en priesters in het Oude Testament door te trekken naar vandaag. De eerste Petrusbrief (1 Petrus 2:9) spreekt over het algemeen priesterschap van gelovigen. Alle gelovigen zijn priesters en door Jezus Christus kunnen wij rechtstreeks tot God naderen. De predikant die het Woord van God verkondigt helpt de gelovigen om hun priesterdienst aan God mogelijk te maken. In die zin vervult de predikant een Levietendienst en zijn de gelovigen in de samenkomst de priesters. Dus, als we toch willen denken in wie meer is en wie minder is, dan is de predikant bij de uitvoering van zijn bediening de mindere van de gelovigen die toehoren. Maar u begrijpt na het lezen van dit artikel dat alle gelovigen voor de Heere God even waardevol en geliefd zijn.

Paulus schrijft aan de Kolossenzen: ‘Alles wat u doet met woorden of met daden, doe dat alles in de Naam van de Heere Jezus, terwijl u God en de Vader dankt door Hem’ (3:17).

Frits Boekhoff