Bekering na de Opname?

Theo Niemeijer • 93 - 2017 • Uitgave: 23
Is er op grond van 2 Tessalonicenzen 2:1-12 nog bekering mogelijk na de opname van de gemeente? (G. B. te A.)

Antwoord:
Na de opname van de gemeente zal nog een ‘schare die niemand tellen kan’ (Openbaring 6:9-17) tot het geloof in de Here Jezus komen. In vers 14 lezen we dat ze ‘uit de grote verdrukking komen’ en door het bloed des Lams van hun zonden rein gewassen zijn. In Openbaring 20:4 lezen we over hen, dat ze om hun getuigenis en hun weigering het merkteken van de antichrist op hun hand of voorhoofd te dragen door de antichrist onthoofd worden. Aan het begin van het Messiaanse vrederijk zal deze schare uit de dood opstaan om met de Gemeente en met de Here Jezus Christus over de aarde regeren.
De vraag wordt regelmatig gesteld, hoe deze mensen dan nog tot het geloof in de Here Jezus kunnen komen? Bij de opname van de Gemeente wordt immers de Heilige Geest ook van deze aarde weggenomen! Na de opname van de Gemeente zal de Heilige Geest niet meer op aarde wonen, Zijn woonplaats, de Gemeente, is dan ook immers niet meer hier op aarde! Dit betekent niet dat Gods Geest niet meer op aarde kan werken. Net zoals in het Oude Testament zal de Heilige Geest ook na de opname van de Gemeente werkzaam op aarde zijn.
Uit 2 Tessalonicenzen 2:10-12 zou je de conclusie kunnen trekken dat na de opname van de gemeente alleen zij, die het evangelie nog nooit duidelijk gehoord en dus ook nooit afgewezen hebben, nog tot het geloof kunnen komen. Zij dit het evangelie bewust afgewezen hebben zullen door een ‘leugengeest’ verleid worden en de leugen geloven. Waarom? ‘Omdat ze het Woord niet aanvaard hadden, waardoor zij hadden kunnen behouden worden’! Met name deze laatste zin spreekt over een ‘gemiste kans’! Natuurlijk hoop ik dat het niet zo is, maar Bijbels gezien lijkt het er wel op. In ieder geval zou ik er geen rekening mee houden dat er na de opname nog wel een kans bestaat om je te bekeren. De Bijbel roept ons op om vandaag nog de Here Jezus te aanvaarden als onze Verlosser van de komende toorn van God. Heeft u dat al gedaan, stel het niet uit tot morgen!


Onze dominee sprak onlangs over de Kananese vrouw (Matteüs 15:21-28). De vrouw smeekte de Here Jezus haar te helpen met haar bezeten dochter, maar de Here Jezus ging op haar verzoek niet in. Pas later, toen ze aanhield, genas de Here Jezus haar dochter. De dominee vertelde dat de Here Jezus hier heel bot reageerde op de vraag van de vrouw en nog niet wist dat het heil ook voor de heidenen is. Later kwam de Here Jezus pas tot dit inzicht want Hij moest ook nog leren en had ook te maken met een soort voortgaande openbaring! Dit gedeelte zou anders in tegenspraak zijn met de grote opdracht uit Matteüs 28:19 waar we de opdracht krijgen om alle volken tot Zijn discipelen te maken. (G. S. te M.)

Antwoord:
Wat de Here Jezus in Matteüs 15 deed was in lijn met Zijn opdracht in Matteüs 10:5-7, waar de Here Jezus de twaalf apostelen uitzond met de opdracht: ‘Wijkt niet af op een weg naar heidenen, gaat geen stad der Samaritanen binnen; begeeft u liever tot de verloren schapen van het huis Israëls. Gaat en predikt en zegt: Het Koninkrijk der Hemelen is nabij gekomen.’ Net zoals Mozes twaalf verspieders uitzond om het land te verkennen en in bezit te nemen, zendt nu de ‘Grote Mozes’ Zijn twaalf apostelen uit om het Koninkrijk uit de hemelen aan te kondigen, waarmee het Koninkrijk van Israël op aarde hersteld zou worden en de Here Jezus Zelf als koning op de troon van David zou gaan heersen. Tot de verwerping van de Here Jezus als Koning der Joden, waarbij het volk de Here Jezus als koning verwierp en voor de Romeinse keizer koos, zien we dat telkens aan het Joodse volk de boodschap van de komst van het Hemels Koninkrijk verkondigd werd. Zelfs na Pinksteren werd dit Messiaanse rijk het Joodse volk nog steeds aangeboden, maar door het volk ook weer afgewezen. Pas later zien we dat dit heil ook de heidenen aangeboden werd. Paulus hield het vol tot aan Handelingen 18:6 en richtte zich vanaf dat moment op de redding van de heidenen.
Natuurlijk kende de Here Jezus de afwijzing van Zijn volk al vanaf het begin en werd Hij al in het Oude Testament als het Lam Gods aangekondigd. De verwerping door Zijn eigen volk is Hem niet overkomen, maar was al voor Zijn geboorte in Bethlehem aangekondigd. Deze aankondiging werd door Hem Zelf gedaan, want Hij was degene die sprak in het Oude Testament, het Woord Zelf dat vlees geworden was! In deze verwerping werd Gods plan vervuld, waarbij de Here Jezus gekruisigd werd en als het Lam van God de straf voor onze zonde aan het kruis droeg. Toch heeft Hij tot aan het einde toe het Joodse volk alle ruimte en kansen geboden om Hem te aanvaarden, ze hebben het echter niet gewild (Matteüs 23:37-38)!
In de heilsgeschiedenis zien we dat het heilsplan door de verwerping van de Here Jezus door Zijn eigen volk, vervuld werd en zowel aan Zijn eigen volk als later ook aan de heidenen aangeboden wordt. In de geschiedenis uit Matteüs 15:21- 28 laat de apostel Matteüs met name aan zijn Joodse lezers van dit evangelie de voortschrijdende openbaring van het evangelie aan de heidenen zien. Het gaat hier dus niet om een voortschrijdend inzicht van de Here Jezus, maar veel meer om een voortschrijdend inzicht voor de lezers van dit evangelie.

Theo Niemeijer