Baggerwerkzaamheden

Henk van Blijderveen • 95 - 2019 • Uitgave: 8
Op de eerste zomerse dag van dit jaar hadden Toos en ik afgesproken om met onze zoon en zijn gezin te picknicken op ‘hun strandje’ langs de Rijn. We zouden wel wat moeten klunen. Maar dan had je wel, zo werd ons verzekerd, volkomen privacy.

Na wat picknicken, gingen mijn kleinkinderen aan het serieuzere werk: een gat graven op een paar centimeter van de waterlijn, dat vervolgens met het uitgebaggerde zand beschermd moest worden tegen de machtige Rijn. Onder dat zand vonden ze hier en daar stenen om de wal extra te verstevigen. Maar hoe ze ook hun best deden, steeds weer vernietigde de golfslag van passerende schepen hun bouwsel.
En wat zeg je dan als opa? Precies: “Wacht maar, ik help wel even!” Ja, als zelfbenoemd weg- en waterbouwkundige met bijna 65 jaar ervaring in het veld, was ik de aangewezen persoon om deze klus te klaren.

Een joekel van een kei
En de kolenschoppen van opa zetten zoden aan de dijk! Het gat werd groter en de dijk hoger. Tijdens de graafwerkzaamheden stuitte een van mijn kleinkinderen op een joekel van een kei. Eentje die aan alle overstromingsgevaar een einde kon maken. “Opa, die kun jij er wel uitkrijgen, hé?” “Of ik dat ding eruit kan krijgen? Ha, laat me niet lachen, dat steentje wip ik er zo uit!”
Maar wat bleek? Dat rotding had een kaliber waar zelfs 65 jaar raffinement en brute kracht niet tegen opgewassen waren. Het einde van het liedje was, dat het bovengrondse deel van de steen mij triomfantelijk en wat meewarig aan leek te kijken. Bovendien had het kinderlijke vertrouwen in de almacht van opa een behoorlijke knauw gekregen.

Verwoestend water
Maar goed, ik raapte mezelf weer bij elkaar om samen met de kinderen verder te zwoegen met zand en de wat kleinere stenen. Ja, dit moest en zou een onneembare vesting worden!
En toen passeerde een gigantisch binnenvaartschip. Ik haalde nog alles uit de kast om de schipper wat af te remmen, want hier moest belangrijk cultureel strandgoed bewaard blijven! Maar mijn zwaaien en roepen haalden niks uit en het onvermijdelijke gebeurde: het water trok zich door de zuiging van het schip een paar meter terug, om vervolgens in één klap onze vesting te verwoesten. Slechts enkele stenen getuigden nog van de plek waar de ramp zich had voltrokken.

Een metafoor
Achteraf ontdekte ik een aardige metafoor in dit stukje watermismanagement. Want ook in het dagelijks leven proberen we maar al te vaak met zand en wat losse stenen onze eigen onneembare vesting te creëren. Een vesting die door passerende problemen vroeg of laat, onherroepelijk wordt weggevaagd.

Neem bijvoorbeeld de gevulde bankrekening waar, zovelen hun zekerheid aan ontlenen. We hoeven alleen maar naar de levens van de rijken der aarde te kijken, om erachter te komen dat geld geen enkele garantie is voor gezondheid of geluk. Bovendien is het ook nog eens erg crisisgevoelig. Anderen bouwen hun zekerheid tevergeefs op relaties. De vele echtscheidingen spreken wat dat betreft boekdelen. En zelfs de meest hechte relaties sneuvelen uiteindelijk door de dood.

Ja, alles wat we kunnen zien, is onderworpen aan de vergankelijkheid. Het enige dat voor een mens eeuwigdurend is, is zijn geestelijke leven. Want of we het nu geloven of niet, na de dood leeft onze geest verder. Zo heeft God het bepaald en daar kan geen mens wat aan veranderen.

Hel en hemel
Waar we wel invloed op hebben, is onze eindbestemming. En keuzestress hoeven we daarbij niet te hebben, want er zijn slechts twee mogelijkheden: de hel of de hemel.
De defaultwaarde van deze keuze staat door de zondeval voor ieder mens vanaf zijn geboorte op ‘HEL’. Maar God zij dank is deze waarde te veranderen in ‘HEMEL’. En wel door niet langer te vertrouwen op het zelfgelegde tijdelijke fundament en in plaats daarvan te gaan staan op het eeuwige Fundament, de Rots, de vaste Burcht, op Jezus Christus.

Henk van Blijderveen