Als een dief in de nacht… (1)

Jules Hollebrandse • 93 - 2017 • Uitgave: 13
Wie herkent het beeld niet: de opgeheven vinger bij het benadrukken van het plotselinge karakter van de wederkomst van de Heere: ‘Denk eraan!, want Hij komt als een dief in de nacht!’ Dat klinkt niet erg uitnodigend, hoopvol en bevrijdend. Integendeel, het heeft iets dreigends, iets onheilspellends, iets angstaanjagends bijna. Het is trouwens maar de vraag of deze uitdrukking wel juist is. Want is Jezus een dief die ons op het alleronverwachts, midden in een nacht gaat overrompelen met Zijn komst?

We komen de uitdrukking ‘als een dief in de nacht’ op twee plaatsen in de Bijbel tegen. Paulus schrijft aan de gemeente van Tessalonica: ‘Want u weet zelf heel goed dat de dag van de Heere komt als een dief in de nacht’ (1 Tessalonicenzen 5:2). Petrus schrijft hetzelfde in zijn brief: ‘Maar de dag van de Heere zal komen als een dief in de nacht’ (2 Petrus 3:10).1 Dus niet: ‘Jezus komt als een dief in nacht’, maar de ‘dag van de Heere’.
In het boek Openbaring daarentegen lezen we twee keer: ‘Ik (Jezus) kom als een dief’ (Openbaring 3:3; 16:15); terwijl we in Matteüs 24:43,44 en de paralleltekst in Lucas 12:39,40 lezen over de boze die komt als een dief om ’s nachts in het huis in te breken.
In dit artikel willen we ingaan op de eerstgenoemde betekenis; de andere bewaren we voor een volgende aflevering.

De dag van de Heere
Wat is dat voor een dag, die ‘dag van de Heere’? Het moge duidelijk zijn dat hiermee niet de eerste dag van de week, de zondag wordt bedoeld. Tijdsaanduidingen in de Bijbel als ‘uur’ of ‘dag’ moeten niet altijd letterlijk als een tijdsblok van 60 minuten, resp. 24 uur opgevat worden.2 Zo wordt ook met de ‘dag van de Heere’ niet een specifieke dag aangeduid, maar een toekomstige tijdsperiode. God denkt niet in onze tijdsbegrenzingen. Petrus schrijft twee verzen eerder dat ‘één dag bij de Heere is als duizend jaar en duizend jaar als één dag’ (2 Petrus 3:8).
De ‘dag van de Heere’ vangt aan als de Heere Jezus wederkomt.3 Na het volkerengericht (Matteüs 25:31-46) zal Hij Zijn Koninkrijk op aarde vestigen en duizend jaar regeren (Openbaring 20:4-7). De ‘dag van de Heere’ eindigt als Hij na duizend jaar ‘het koningschap aan God en de Vader heeft overgegeven’ (1 Korintiërs 15:24). Dan begint het tijdperk van ‘de dag van God’, waarin ‘wij overeenkomstig Zijn belofte, nieuwe hemelen en een nieuwe aarde verwachten, waar gerechtigheid woont’ (2 Petrus 3:13).

Géén plaats voor een duizendjarig Vrederijk?
Er zijn christenen die de komst van een duizendjarig rijk ontkennen. Er staat immers in 2 Petrus 3:10 dat ‘de dag van de Heere zal komen als een dief in de nacht. Dan zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan en de elementen brandend vergaan…’ Tussen deze twee zinnen passen geen duizend jaar. Met de wederkomst van Jezus op de ‘jongste dag’ vindt het ‘laatste oordeel’ plaats, vergaat de wereld en komt er aansluitend een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Géén plaats voor een duizendjarig Vrederijk dus, zo redeneert men.
Die bewering zou terecht zijn als we de ‘dag van de Heere’ letterlijk als een dag van 24 uur zouden nemen. Bij wijze van spreken: ’s morgens de wederkomst en ’s avonds een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.
We zagen echter net dat de ‘dag van de Heere’ zich over een langere tijdsperiode uitstrekt. Een periode die zich aandient ‘als een dief in de nacht’ en die eindigt met ‘het door vuur vergaan van de hemelen en het brandend wegsmelten van de elementen’ (2 Petrus 3:10,12). Petrus schetst ons hier de gebeurtenissen helemaal aan het einde van dit tijdperk. Het duizend jarig Vrederijk krijgt juist gestalte in dat tijdperk, tijdens de ‘dag van de Heere’. Nog sterker: het is de ‘dag van de Heere’.4

Onverwacht…
Zoals 2 Petrus 3 ons iets zegt over de afloop van de ‘dag van de Heere’, zo spreekt 1 Tessalonicenzen 5 over de aanvang ervan. Die dag komt ‘als een dief in de nacht’ (vers 2). Bedoelt Paulus dit als dreigement, zoals die persoon in de kop van dit artikel?
Hoe zou hij kunnen? Hij wil de gemeenteleden juist waarschuwen (vers 6-8) en bemoedigen (vers 11). Hij stelt onverschillige mensen ten voorbeeld, die zich van geen gevaar bewust zijn, die wel over vrede en veiligheid praten, maar in werkelijkheid in de duisternis leven. En ja, in die duisternis zal de ‘dag van de Heere’ hen onverwacht, ‘als een dief in de nacht’ overvallen. Ze hebben er nooit serieus rekening mee gehouden, het ook niet willen geloven. Maar plotseling is het dan zover. ‘Een onverwacht verderf zal hen overkomen en ze zullen het beslist niet ontvluchten’ (vers 3). Dat is een aangrijpende waarschuwing!

…of onverwachts?
Maar daartegenover steekt Paulus in vers 4 en 5 zijn broeders (en zusters) een hart onder de riem, als hij zegt: ‘Maar u, broeders, bent niet in duisternis, zodat die dag u als een dief zou overvallen. U bent allen kinderen van het licht en kinderen van de dag. Wij zijn niet van de nacht en ook niet van de duisternis.’
Met andere woorden: Wedergeboren gelovigen zijn kinderen van de dag, kinderen van het licht!5 Zij verwachten hun Heere juist wel en daarom leven ze ook uit die verwachting, midden in deze donkere, duistere wereldnacht. Ze zien uit naar Zijn komst, ze ‘verwachten de zalige hoop en verschijning van de heerlijkheid van de grote God en onze Zaligmaker, Jezus Christus’ (Titus 2:13). Ze zien aan de tekenen der tijden dat Hij in aantocht is. Voor hen komt de ‘dag van de Heere’ niet als een dief in de nacht! Jezus zal weliswaar onverwachts komen, maar niet onverwacht! Dat is het verschil.

Opname in plaats van overval
Er is nog een sterk argument aan te voeren dat deze ‘dag van de Heere’ de gelovigen niet ‘als een dief in de nacht’ zal overvallen. Paulus heeft daar in het vorige hoofdstuk al over geschreven. De gemeente verblijft namelijk niet meer op de aarde als deze dag aanbreekt! Ruim daarvoor komt de Heere haar Zelf onverwachts, niet als een dief, maar met een geroep, met de stem van een aartsengel en met een bazuin van God, opnemen voor een ontmoeting met Hem in de lucht om voor altijd bij Hem te zijn (1 Tessalonicenzen 4:16,17). Met deze belofte mogen we elkaar, als kinderen van het licht, vertroosten, bemoedigen en opbouwen! (1 Tessalonicenzen 4:18; 5:11).

Jules Hollebrandse

1 De SV, HSV en ook de King James hebben hier de toevoeging ‘in de nacht’, andere vertalingen zoals de NBG en NBV niet.
2 Denk bijvoorbeeld aan de uitdrukking ‘uur van de verzoeking’ (Openbaring 3:10) of ‘dag van benauwdheid’ (Psalm 20:2; 50:15).
3 Alhoewel hierover onder christenen discussie bestaat.
4 Leest u daar maar over in bijvoorbeeld Joël 3:18ev.
5 Zie ook Johannes 12:36 en Efeziërs 5:8