Als christen Joods gedragen

Theo Niemeijer • 95 - 2019 • Uitgave: 2
In 1 Samuël 10:11-12 lezen we dat Saul, na zijn zalving tot koning, in geestvervoering komt en samen met de profeten in Gibea profeteerde. In 1 Samuël 19:24 lezen we ook weer dat Saul in geestvervoering raakte, maar toen gebeurde dit onder geheel andere omstandigheden. Door deze geestvervoering kon David namelijk aan Saul ontsnappen. Is er in beide gevallen sprake van de Geest van God? (D. M. te E.)

Antwoord:

Nadat Samuël Saul in 1 Samuël 10 tot koning over Israël gezalfd had, kondigde Samuël drie gebeurtenissen aan die Saul onderweg naar huis zou meemaken:

1. Bij het graf van Rachel zou hij twee mannen ontmoeten, die hem zouden meedelen dat de verdwaalde ezelinnen van zijn vader al weer terecht waren.
2. Bij de terebinten van Tabor zou hij drie mannen op weg naar God in Bethel ontmoeten, waarvan er één drie bokjes droeg, de ander drie broden en de derde een kruik wijn. Zij zouden hem begroeten en hem twee broden geven.
3. Bij Gibea zou hij een muziekmakende schare profeten tegenkomen en in geestvervoering raken, waarbij de Geest van God hem aan zou grijpen.

De drie gebeurtenissen vonden plaats, precies zoals Samuël het aan Saul gezegd had. In vers 9 lezen we na de ontmoeting met de profeten, ‘dat de Here God aan Saul een ander hart schonk’.

In 1 Samuël 19 lezen we over de haat die Saul koesterde tegenover David. Ternauwernood kon David de speer die Saul naar hem wierp ontwijken, waarop David naar Samuël in Rama vluchtte. Daar in Rama was een profetenschool en sprak David met Samuël over zijn vlucht voor Saul. Tot driemaal toe zond Saul boden om David gevangen te nemen, maar elke keer raakte deze boden in geestvervoering en kwamen ze zonder David bij Saul terug. Tenslotte ging Saul zelf naar Rama om David gevangen te nemen, maar ook hij raakte in geestvervoering. In de Bijbel vinden we meerdere voorbeelden, waarin de Geest van God zeggenschap over vijanden krijgt. We zien dit bijvoorbeeld bij Bileam, die als vijand van Israël zo door Gods Geest in beslag genomen werd, dat hij Israël alleen maar kon zegenen. Zo zien we ook dat de Geest van God vaardig werd over de vijandelijke Hogepriester Kajafas, die door Gods Geest profeteerde, ‘dat het in het belang van het volk is, dat één mens voor het volk sterft en niet het gehele volk verloren gaat’ (Johannes 11:50-51). Ook Pilatus werd door Gods Geest geleid door boven het hoofd van de Here Jezus een bord te plaatsen met het opschrift: ‘Jezus, de Nazoreeër, de Koning der Joden’ (Johannes 19:19). Hoewel de overpriesters geprobeerd hebben dit te veranderen zei Pilatus heel duidelijk: ‘Wat ik geschreven heb, dat heb ik geschreven’ (vers 22).

Ook greep Gods Geest in, toen Saulus op weg was naar Damascus om in die stad de christenen te vervolgen (Handelingen 9). Door de ontmoeting met de Here Jezus viel Saulus ter aarde en kwam tot geloof.
Zo ook hier bij Saul. Gods Geest was zo krachtig aanwezig, hij had niets meer over zichzelf te vertellen. Hij kwam onder de kracht van de Geest terecht. Ja, ik denk zeker, dat hier sprake was van de machtige werking van Gods Geest. Alleen vinden we bij deze tweede keer niet meer terug, dat Saul ook daadwerkelijk profeteerde, hoewel hij wel in geestvervoering verkeerde. Misschien was dit nog een laatste poging van de Here om Saul te bewaren voor de verkeerde Geest die later bezit van hem zou nemen.


Er is toch niets mis mee om ons als christenen ‘joods’ te gedragen? De spijswetten die voor Israël gelden zijn voor ons toch ook gezond? Ik ben geen Jood, maar zie er geen enkel probleem in om bepaalde gebruiken uit het joodse leven, waarin de wortel van mijn geloof ligt, over te nemen. Sterker nog, ik voel me doordoor gezonder. (L. v.d. B. te U.)

Antwoord:

De spijswetten die de Here aan zijn volk gegeven heeft zijn niet zomaar gegeven. Telkens blijkt weer, dat deze inderdaad gegeven zijn met het oog op een gezond leven. Ook de Joodse regels over hygiëne blijken zeer effectief voor onze gezondheid te zijn. Het belang van het begraven van ontlasting, het verbranden van besmette kleding en het reinigen van je lichaam is voor vele volken lang, zelfs ook nu nog, onbekend maar bij het volk Israël al heel lang algemeen en toegepast!
Natuurlijk is het belangrijk, dat we daar als niet-Joden van leren en het ook toepassen in ons dagelijks leven. De Nederlandse samenleving had haar wortels in de Joods-christelijke traditie en dat was goed. De laatste tijd is dit aan het veranderen en zien we een verval van normen en waarden in de samenleving.
Handelingen 15:19-20 maakt ons echter duidelijk dat de christenen uit de heidenen niet geroepen zijn om zich aan alle ge- en verboden voor Israël te houden. We worden wel opgeroepen ‘ons te onthouden van dát wat door de afgoden bezoedeld is, van hoererij, van het verstikte en van bloed’, meer niet! In Kolossenzen 2 schrijft Paulus: ‘Laat dan niemand u blijven oordelen inzake eten en drinken of op het stuk van een feestdag, nieuwe maan of sabbat, dingen, die slechts een schaduw zijn van hetgeen komen moest, terwijl de werkelijkheid van Christus is’ (vers 16-17). Als Christenen hebben we ons niet tot het Jodendom bekeerd, maar tot Christus. De gemeente is niet Joods en ook niet heidens, maar een ‘nieuwe mens’ (Efeze 2:15). In de gemeente van Christus is er geen sprake meer van Jood of Griek, slaaf of vrije, mannelijk en vrouwelijk, we zijn allen één in Christus (Galaten 3:28).


Ik ben inmiddels 85 jaar geworden en weet, dat ik over niet al te lange tijd zal sterven. Daar ben ik niet bang voor, omdat ik in de Here Jezus geloof. De vraag, waar ik de laatste tijd mee bezig ben gaat over begraven of cremeren. Begraven is nogal kostbaar (kopen van een graf en daarna de grafrechten), terwijl cremeren veel goedkoper is. Wat leert de Bijbel ons hierover? (mv. de B. te B.)

Antwoord:

We hopen, dat de Here Jezus Zijn gemeente op komt halen vóór u sterft, want dat is het mooiste wat we mee kunnen maken. Maar zolang dit niet het geval is, dienen we ons voor te bereiden op het sterven. Het verbranden van beenderen vinden we in de Bijbel altijd terug als Gods oordeel en straf over de zonden. Leest u maar in 2 Koningen 23:15-18 hoe Josia de beenderen van de Baälpriesters verbrandde, maar het graf en de beenderen van de ‘man Gods’ ongemoeid liet. De Bijbel leert ons dat begraven een beeld van zaaien in de ‘dodenakker’ is (1 Korinthe 15:42-44). Dit ‘zaaien’ is niet de laatste handeling met de overledene, maar juist de eerste handeling met het oog op de toekomst, de oogst, die zal komen bij de komst van de Here Jezus. In 1 Korinthe 15:4 worden de begrippen ‘begraven en opwekken’ aan elkaar gekoppeld. Net zoals zaaien en oogsten bij elkaar horen, zo wordt het begraven gevolgd door de opstanding. Zoals de Here God Adam uit stof van de aardbodem geschapen heeft, zo is het voor Hem ook mogelijk om vanuit het stof, waartoe we na ons overlijden wedergekeerd zijn, ons te laten opstaan met een nieuw verheerlijkt lichaam. Begraven doet recht aan dit beeld en is een mooi getuigenis, terwijl crematie dit beeld van ‘zaaien van het lichaam’ volledig negeert. Juist dit christelijke getuigenis wordt door crematie ontkent en steeds meer verdrongen.

Theo Niemeijer