Al zo'n duizend keer

Christiaan van der Veen • 77 - 2001/02 • Uitgave: 2
Volgens een recentelijk gepubliceerd onderzoek onder de Nederlandse jeugd zou ik, als bijna zesentwintigjarige vrijgezel, al meer dan duizend keer geslachtsgemeenschap hebben gehad: gemiddeld 99 keer per jaar in de leeftijdsperiode van 16 tot 20 jaar leeftijd en 101 keer per jaar in de daaropvolgende periode tot nu toe. Natuurlijk zouden hierbij de resultaten geteld moeten worden van een dergelijk onderzoek naar seksuele activiteit ónder de leeftijd van 16 jaar.

Ik geloof tóch, dat het onderzoeksinstituut (SSL Healthcare) een belangrijke groep jongeren links heeft laten liggen, namelijk die jongeren die Jezus als hun Heer en Redder kennen.

Ik kan natuurlijk alléén voor mijzelf spreken, maar ik wéét dat SSL Healthcare er in mijn geval met hun gemiddelden een slordige duizend keer naast zit: het is niet mijn verdienste maar puur Gods bescherming dat ik kan zeggen nog nóóit geslachtsgemeenschap gehad te hebben. Als het aan mijn oude natuur had gelegen had ik dat niet kunnen zeggen: ik ben bepaald niet gevoelloos en heb een gezonde interesse voor meisjes. Maar ik heb ook iets anders: een stukje verantwoordelijkheidsgevoel en een heleboel (helaas nog veel te weinig…) liefde voor Jezus en Zijn Woord. Mijn ouders hebben mij naar hun beste kunnen en weten opgevoed en mij altijd gewaarschuwd als ik een vriendinnetje had: „Denk erom, ga niet met wie dan ook naar bed tot je met haar getrouwd bent."

„Ja, hoor," reageerde ik dan — ik hoor het me nog zeggen, met zo'n air van: „Ik zég 'ja', maar als het aan mij ligt, doe ik tóch 'nee', ouwe zeur!" Ik ben mij ervan bewust dat ik daarin bepaald niet overtuigend overkwam…, wat ik ook niet ambieerde. Tót ik, in een samenkomst waar Nol Esmeijer sprak, mijn leven bewust aan Jezus onderwierp en Hem als mijn Heer en Redder en al die andere dingen meer die Hij is, aannam. Op dat moment begon ik mij er bewuster van te worden ook al begreep ik het nog niet, dat er méér betekenis aan seksualiteit is dan ik wist. Ik worstelde met mijn eigen gevoelens en de reacties van mijn lichaam op de gedachte aan en de aanwezigheid van sommige meisjes. Gedachten die, om eerlijk te zijn, té vaak héél ver gingen. Té ver.

De Heer wees me jaren terug op een passage uit het Hooglied van Salomo: „Wek de liefde niet op en prikkel haar niet tot het haar behaagt."

Dat — en enkele goede boeken van christenen over het hele onderwerp — waren het werktuig van de heilige Geest om mij te doen inzien dat het oneindig veel beter is om te wachten tot in het huwelijk. Dat is de veilige, beschermde plek waar de liefde tussen een man en een vrouw pas volledig tot haar recht kan komen.

Aan al diegenen onder jullie die nog vrijgezel zijn: laat je dat mooie, dat oneindig veel mooiere dan wat de wereld je probeert aan te smeren, niet afpakken. Dat is niet makkelijk, maar Hij, Die in ons is, is groter dan die in de wereld is. Houd goede moed en verwacht het van de Here!

Christiaan van der Veen