Afbeelding en schaduw van hemelse dingen (54 - slot)
De kleding van de hogepriester
‘Wat dunkt u van de Christus?’ (8)
We zagen in het vorige artikel dat in de Here Jezus de functies van priester en Koning verweven zijn. De engel die de geboorte van de Heer aankondigde heeft dat nog eens met nadruk gezegd (Lucas 1:32,33). Onder Zijn heerschappij zal datgene wat vroeger slechts kon en mocht staan op de hoed van de hogepriester, ook gegraveerd zal zijn in de bellen van de paarden, namelijk ‘de Heiligheid des Heeren’ (Zacharia 14:20). Alles zal de Heere heilig zijn, tot in de meest gewone dingen!
Als Christus straks, na de opname van de gemeente, Zijn hand weer tot Israël zal wenden, worden er 144.000 uit de twaalf geslachten van Israël verzegeld (Openbaring 7:1). Dit zal gebeuren in de tijd van de grote verdrukking. Dan zal het zijn: naam tegenover Naam. De naam van het Beest op de voorhoofden van hen die dit Beest aanbidden (Openbaring 13:16), en de Naam Gods aan het voorhoofd van de verzegelden uit de twaalf stammen van Israël.
Ongerechtigheid van onze heilige dingen
Ten slotte zij nog opgemerkt dat Aäron die kroon moest dragen met een praktisch doel. ‘Hij moet namelijk op het voorhoofd van Aäron zijn, zodat Aäron de ongerechtigheid kan dragen van de geheiligde gaven die de Israëlieten brengen, ja, van al hun geheiligde geschenken’ (Exodus 28:38, HSV). Zo’n Hogepriester hebben wij nodig, die ons niet alleen op Zijn schouders draagt, doch ook de ‘ongerechtigheid van onzer heilige dingen’ op Zijn hoofd.
Het is beschamend maar helaas waar, dat alles wat van ons uitgaat besmet is. Zelfs de heiligste ogenblikken in het gebed, in een lied, in de gemeenschap met andere gelovigen, onder de prediking, altijd en overal dwalen onze gedachten af en tracht onze oude mens zich er tussen te dringen. Maar dan trekt het hemelsblauwe snoer onze gedachten omhoog en bemoedigd ons met de verzekering: Christus draagt ook de ongerechtigheid van onze heilige dingen. Halleluja!
Besluit
Wat een Christus-heerlijkheid zagen we afgebeeld in de kleding van de Hogepriester van Israël. In de witter rok zagen we Hem vlekkeloos, rechtvaardig en heilig; in de witte gordel aanschouwden we Zijn aanvaarding van het werk van verlossing.
De hemelsblauwe mantel, waaraan niets gescheurd mocht, worden toonde ons de Here Jezus als de Heer uit de hemel, Wiens Godheid ongebroken bleef, terwijl de afhangende granaatappels en gouden bellen ons de vruchten van Zijn werk en het welbehagen van God typeerden. De efod toonde ons in de scharlaken kleur het lijden van Christus voor de zonde, en de vermenging van blauw en scharlaken tot purper stelde ons Zijn Koningschap voor ogen, waarbij alles doorweven was met het goud van de heerlijkheid van God.
In de schouderbanden van de efod droeg de hogepriester de namen van de zonen van Israël naar hun geboorten, en op de borsttas van de beslissing de namen naar hun stammen. Hierin werd duidelijk gemaakt dat onze hemelse Hogepriester, waarvan Aäron een type is geweest, niet alleen de last van onze zonde droeg, maar ons ook nog voortdurend als leden van Zijn gemeente op het hart draagt en voor ons bidt.
De Urim en de Tummim bleken een afschaduwing van de verborgen werking van de Heilige Geest die ons leidt, onderwijst en ons licht en volmaaktheid schenkt.
Hoed en kroon verkondigen ons een rijke troost voor onze tekortkomingen zelfs in heilige dingen en wezen verder heen naar het toekomstige Priester-Koningschap van Christus.
En eindelijk zagen we dat allen die door Christus zijn gekocht en verlost met Zijn bloed, gemaakt werden tot koningen en priesters die straks gedurende de duizend jaren op aarde met Hem zullen heersen over de koninkrijken van deze wereld om daarna tot in alle eeuwigheid deelgenoten te zijn met Hem in het Licht.
Maranatha.
(Overgenomen en bewerkt uit: ‘De Geestelijke betekenis van den Tabernakel’ van Joh. de Heer, door ds. Henk Schouten)
‘Wat dunkt u van de Christus?’ (8)
We zagen in het vorige artikel dat in de Here Jezus de functies van priester en Koning verweven zijn. De engel die de geboorte van de Heer aankondigde heeft dat nog eens met nadruk gezegd (Lucas 1:32,33). Onder Zijn heerschappij zal datgene wat vroeger slechts kon en mocht staan op de hoed van de hogepriester, ook gegraveerd zal zijn in de bellen van de paarden, namelijk ‘de Heiligheid des Heeren’ (Zacharia 14:20). Alles zal de Heere heilig zijn, tot in de meest gewone dingen!
Als Christus straks, na de opname van de gemeente, Zijn hand weer tot Israël zal wenden, worden er 144.000 uit de twaalf geslachten van Israël verzegeld (Openbaring 7:1). Dit zal gebeuren in de tijd van de grote verdrukking. Dan zal het zijn: naam tegenover Naam. De naam van het Beest op de voorhoofden van hen die dit Beest aanbidden (Openbaring 13:16), en de Naam Gods aan het voorhoofd van de verzegelden uit de twaalf stammen van Israël.
Ongerechtigheid van onze heilige dingen
Ten slotte zij nog opgemerkt dat Aäron die kroon moest dragen met een praktisch doel. ‘Hij moet namelijk op het voorhoofd van Aäron zijn, zodat Aäron de ongerechtigheid kan dragen van de geheiligde gaven die de Israëlieten brengen, ja, van al hun geheiligde geschenken’ (Exodus 28:38, HSV). Zo’n Hogepriester hebben wij nodig, die ons niet alleen op Zijn schouders draagt, doch ook de ‘ongerechtigheid van onzer heilige dingen’ op Zijn hoofd.
Het is beschamend maar helaas waar, dat alles wat van ons uitgaat besmet is. Zelfs de heiligste ogenblikken in het gebed, in een lied, in de gemeenschap met andere gelovigen, onder de prediking, altijd en overal dwalen onze gedachten af en tracht onze oude mens zich er tussen te dringen. Maar dan trekt het hemelsblauwe snoer onze gedachten omhoog en bemoedigd ons met de verzekering: Christus draagt ook de ongerechtigheid van onze heilige dingen. Halleluja!
Besluit
Wat een Christus-heerlijkheid zagen we afgebeeld in de kleding van de Hogepriester van Israël. In de witter rok zagen we Hem vlekkeloos, rechtvaardig en heilig; in de witte gordel aanschouwden we Zijn aanvaarding van het werk van verlossing.
De hemelsblauwe mantel, waaraan niets gescheurd mocht, worden toonde ons de Here Jezus als de Heer uit de hemel, Wiens Godheid ongebroken bleef, terwijl de afhangende granaatappels en gouden bellen ons de vruchten van Zijn werk en het welbehagen van God typeerden. De efod toonde ons in de scharlaken kleur het lijden van Christus voor de zonde, en de vermenging van blauw en scharlaken tot purper stelde ons Zijn Koningschap voor ogen, waarbij alles doorweven was met het goud van de heerlijkheid van God.
In de schouderbanden van de efod droeg de hogepriester de namen van de zonen van Israël naar hun geboorten, en op de borsttas van de beslissing de namen naar hun stammen. Hierin werd duidelijk gemaakt dat onze hemelse Hogepriester, waarvan Aäron een type is geweest, niet alleen de last van onze zonde droeg, maar ons ook nog voortdurend als leden van Zijn gemeente op het hart draagt en voor ons bidt.
De Urim en de Tummim bleken een afschaduwing van de verborgen werking van de Heilige Geest die ons leidt, onderwijst en ons licht en volmaaktheid schenkt.
Hoed en kroon verkondigen ons een rijke troost voor onze tekortkomingen zelfs in heilige dingen en wezen verder heen naar het toekomstige Priester-Koningschap van Christus.
En eindelijk zagen we dat allen die door Christus zijn gekocht en verlost met Zijn bloed, gemaakt werden tot koningen en priesters die straks gedurende de duizend jaren op aarde met Hem zullen heersen over de koninkrijken van deze wereld om daarna tot in alle eeuwigheid deelgenoten te zijn met Hem in het Licht.
Maranatha.
(Overgenomen en bewerkt uit: ‘De Geestelijke betekenis van den Tabernakel’ van Joh. de Heer, door ds. Henk Schouten)