Afbeelding en schaduw van hemelse dingen (53)

Joh. de Heer / ds. Henk Schouten • 91 - 2015 • Uitgave: 4
De kleding van de hogepriester
‘Wat dunkt u van de Christus?’ (7)


De kleding werd voltooid door hoed en kroon. De hoed of muts moest van fijn linnen zijn (Exodus 28:39).Aan de voorkant werd door middel van een blauwe draad een gouden plaat aangebracht, waarin gegraveerd was: ‘De Heiligheid van de Heere’ en dan lezen we: ‘Hij moet namelijk op het voorhoofd van Aäron zijn, zodat Aäron de ongerechtigheid kan dragen van de geheiligde gaven die de Israëlieten brengen, ja, van al hun geheiligde geschenken. Hij moet namelijk voortdurend op zijn voorhoofd zijn om hen aangenaam te maken voor het aangezicht van de HEERE’ (Exodus 28:38, HSV).

De hoed was van dezelfde stof als de rok en wijst dus op dezelfde geestelijke betekenis, namelijk gerechtigheid. Aäron mocht niet onbedekt voor het aangezicht van de Heere verschijnen. In deze bedekking van het hoofd komt de tegenstelling uit tussen de Oude en de Nieuwe bedeling, waarin een man juist onbedekt voor God moet verschijnen. ‘Een man moet het hoofd namelijk niet bedekken, omdat hij het beeld en de heerlijkheid van God is’ (1 Korintiërs 11:7, HSV). Christus is het hoofd van de man (1 Korintiërs 11:3).

Heiligmaking
De gouden plaat aan de voorkant van de hoed wordt ook kroon genoemd. Het is hetzelfde woord dat in Numeri 6:4ev. vertaald is door ‘nazireërschap’. Het uitwendige teken van Nazireërschap bestond vooral uit het dragen van lang haar (Simson!). Dat lange haar was de kroon van de Nazireeër.
De van God afgedwaalde mens moest weer ‘heiligheid des Heeren’ worden. Dat kon niet door menselijke gerechtigheid, Christus heeft het volbracht. De heiligheid wordt de gelovige uit genade toegerekend. Christus is ons tot heiligmaking geworden (1 Korintiërs 1:30). Aäron droeg deze gouden plaat ook als profetie van het Koningschap van Christus.
In de tijd van Aäron was het koningschap aan een andere stam toebedeeld dan het priesterschap. In Melchizedek, naar wiens voorbeeld Christus Hogepriester is, zien wij ook dit Koninklijke (Hebreeën 7:1,2). Het levitische priesterschap zoals we zien in Aäron, kende die verwevenheid van beide functies niet. Jezus echter, uit de stam van Juda, was beide, Hogepriester en Koning. Het hemelsblauwe snoer dat de priesterlijke hoed en de koninklijke kroon verbond, heeft deze beide functies in Hem weer verenigd.

Hoewel over Aäron veel meer geschreven is dan over Melchizedek, was hij toch een zwakker type van Christus dan Melchizedek. In diens Koningschap zien we eerst de Koning der gerechtigheid en daarna Koning van Salem. (Hebreeën 7:2). De profeet Zacharia (6:13, HSV) zegt het zo:
‘Ja, Híj zal de tempel van de HEERE bouwen,
Híj zal met majesteit bekleed zijn,
Hij zal zitten en heersen op Zijn troon.
Hij zal Priester zijn op Zijn troon;
tussen die Beiden zal vredesberaad plaatsvinden.’


Een andere koning
Voordat Christus Koning over deze aarde zal zijn, zal er nog een andere koning komen. ‘Wat u betreft, onheilige, goddeloze vorst van Israël, wiens dag gekomen is in de tijd van uiterste ongerechtigheid, zo zegt de Heere HEERE: Doe die tulband weg en zet die kroon af! Niets blijft hetzelfde! Wie nederig is, zal Ik verheffen, en wie hoogmoedig is, zal Ik vernederen. Omkeren, omkeren, omkeren zal Ik die! Ja, dat wat er was, zal er niet meer zijn, totdat Hij komt Die er recht op heeft, en Hem zal Ik het geven!’ (Ezechiël 21:25, HSV). Een duidelijke profetie over de anti-christ die komen zal, een valse godsdienst. Die kroon zal echter omgekeerd worden. Dan zal Christus komen en Zijn duizendjarig rijk oprichten, Hij zal als priester en Koning openbaar worden, het zal Hem gegeven worden. Alles zal dan de Heere heilig zijn.

(Overgenomen en bewerkt uit: ‘De Geestelijke betekenis van den Tabernakel’ van Joh. de Heer, door ds. Henk Schouten)