Afbeelding en schaduw van hemelse dingen (51)

Joh. de Heer / ds. Henk Schouten • 91 - 2015 • Uitgave: 2
De kleding van de hogepriester
‘Wat dunkt u van de Christus?’ (5)


De borsttas was gemaakt van de beste kwaliteit, net als de efod, namelijk van goud, hemelsblauw, purper, scharlakenrode wol en fijn linnen (Exodus 28:15, HSV). Op deze borsttas waren twaalf edelstenen bevestigd, in goud gevat. Daarop moesten de twaalf namen van de twaalf zonen van Israël gegraveerd worden ‘overeenkomstig de namen van de zonen van Israël’ (Exodus 28:21, HSV). ‘Zo zal Aäron de namen van de zonen van Israël, op de borsttas van de beslissing, op zijn hart dragen, als hij het heiligdom binnenkomt, tot een voortdurende gedachtenis voor het aangezicht van de Heere’ (vers 29).
Op de schouderbanden waren de namen op volgorde van de geboorte op twee stenen van dezelfde soort aangebracht. Op de borsttas waren de namen echter gerangschikt naar de stammen, waarbij elke naam zijn eigen steen en elke steen zijn eigen soort had.
Als men Genesis 49, waarin de zegen voorkomt die Jakob over zijn zonen uitspreekt, vergelijkt met Deuteronomium 3, waar Mozes de stammen zegent, zal men een groot verschil zien. Jakob ziet de zonden van zijn zonen, Mozes ziet de zegen die God hun heeft toegekend. Mozes rekent niet meer met hetgeen Jakob van hun gebreken heeft gezegd; hij deelt alleen hun zegen en erfdeel uit. Aäron droeg de namen van de zonen op de schouders, maar de namen van de stammen op het hart.

Verscheidenheid
De heerlijkheid van de stenen is verschillend. Iedere steen heeft zijn eigen heerlijkheid; zo ook is de openbaring van het lichaam van Christus verscheiden. ‘Want ook het lichaam bestaat niet uit één lid, maar uit vele’ (1 Korintiërs 12:14, HSV). ‘En aan de leden van het lichaam die wij als minder eervol beschouwen, verlenen wij groter eer en onze oneerbare leden krijgen een grotere eer’ (1 Korintiërs 12:23, HSV).
‘Er is verscheidenheid van genadegaven, maar het is dezelfde Geest. Er is verscheidenheid van bedieningen, en het is dezelfde Heere. Er is verscheidenheid van werkingen, maar het is dezelfde God, Die alles in allen werkt. Aan ieder echter wordt de openbaring van de Geest gegeven tot wat nuttig is voor de ander’ (1 Korintiërs 12:4-7, HSV).

Openbaring van de eenheid
De zegen wordt naar Gods wil verdeeld. Ieder krijgt zijn eigen gouden kastje, kleur en heerlijkheid. Niet de verschillende kerken zijn door God gewild, maar wel verscheidenheid binnen de gemeente. Alle stenen, hoe verschillend ook in glans en kleur, bevonden zich op dezelfde borsttas en rustten op één hart voor het aangezicht van de Heere, waar hun verscheidenheid tot harmonische eenheid werd.
De eenheid van Gods kinderen bestaat niet in eenvormigheid of menselijke organisatie. Zij is geen organisatie, maar een organisme van de Heilige Geest. Een andere kerk of gemeente kent de Bijbel niet. God kent geen alleenzaligmakende kerk naar andere kerken. Hij kent één Zaligmaker en één Gemeente bestaande uit levende leden van het lichaam van Christus.
Wij hebben geen behoefte aan nieuwe belijdenissen of nieuwe kerken, wel aan openbaring van de eenheid die er in Christus altijd is geweest, maar door menselijke zonde verborgen bleef.
De verscheidenheid op de borsttas van de beslissing kan ons leren zachtmoediger te oordelen over anderen, ook als ze niet dezelfde kleur en glans hebben als wij. En het zien op de gouden kastjes kan ons ervan weerhouden om hoge kerkmuren op te trekken waarachter men niets dan zichzelf ziet, zichzelf hoort en in eigengerechtigheid uitroept, ‘De tempel van de HEERE, de tempel van de HEERE, de tempel van de HEERE is dit!’ (Jeremia 7:4, HSV).

(Overgenomen en bewerkt uit: ‘De Geestelijke betekenis van den Tabernakel’ van Joh. de Heer, door ds. Henk Schouten)